ECLI:NL:RBDHA:2021:10818

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
C/09/593864 / HA ZA 20-540
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsgeschil over brand in woning met deskundigenonderzoek

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eiseres] en NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V. naar aanleiding van een brand die op 23 december 2018 in de woning van [eiseres] heeft plaatsgevonden. [eiseres] had een ING Woonverzekering afgesloten bij NN en vordert schadevergoeding van € 35.583,89, die zij heeft geleden door de brand. NN heeft de schadevergoeding geweigerd op basis van de stelling dat [eiseres] opzettelijk de brand heeft veroorzaakt en dat zij onjuiste verklaringen heeft afgelegd aan de onderzoekers. De rechtbank heeft de procedure in verschillende stappen doorlopen, waarbij onder andere deskundigen zijn ingeschakeld om de oorzaak van de brand te onderzoeken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er tegenstrijdige verklaringen zijn afgelegd door [eiseres] over de omstandigheden van de brand, maar dat deze niet voldoende zijn om te concluderen dat zij opzettelijk heeft geprobeerd NN te misleiden. NN heeft de bewijslast om aan te tonen dat [eiseres] betrokken was bij de brandstichting. De rechtbank heeft besloten om een deskundige aan te stellen om de situatie verder te onderzoeken en heeft een aantal vragen geformuleerd die de deskundige moet beantwoorden. De rechtbank heeft ook een voorschot op de kosten van de deskundige vastgesteld en verdere beslissingen aangehouden tot het deskundigenonderzoek is afgerond.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Zaaknummer / rolnummer: C/09/593864 / HA ZA 20-540
Vonnis van 6 oktober 2021
in de zaak van
[eiseres], te [plaats] ,
eiseres,
advocaat mr. F. Laros te Rotterdam,
tegen
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. A.K. Sjouw te Den Haag.
Partijen zullen hierna [eiseres] en NN genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 27 mei 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 27 februari 2021, waarbij partijen in de gelegenheid zijn gesteld zich uit te laten over de wijze van voortprocederen;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 3 juni 2021;
  • de akte uitlaten van NN van 7 juli 2021, met één productie;
  • de akte houdende uitlatingen van [eiseres] van 7 juli 2021;
  • het e-mailbericht van de rechtbank van 13 september 2021 over de begroting van de deskundige en de aansprakelijkheidsbeperking;
  • het e-mailbericht van mr. Laros van 20 september 2021;
  • het e-mailbericht van mr. Sjouw van 20 september 2021.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
1.3.
Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over het proces-verbaal voor zover het feitelijke onjuistheden betreft. NN heeft hiervan gebruik gemaakt bij e-mailbericht van 23 juni 2021. De rechtbank leest het proces-verbaal met inachtneming van de opmerkingen van NN.

2.De feiten

2.1.
Op zondag 23 december 2018 is brand ontstaan in de woonkamer van de door [eiseres] van de woningcorporatie Woonbron gehuurde woning aan de [adres] te [plaats] .
2.2.
[eiseres] had toen bij NN een ING Woonverzekering versie IWV04, welke verzekering is afgesloten op 27 augustus 2018. In de toepasselijke polisvoorwaarden is onder meer het volgende bepaald:
“2.1.4 Medewerkingsplicht
Verzekeringnemer of verzekerde is verplicht zijn volle medewerking te verlenen en zich te onthouden van alles wat de belang van de verzekeraar zou kunnen schaden.
(…)
2.2.2
Opzet tot misleiding
Elk recht op uitkering vervalt indien verzekeringnemer of verzekerde een of meer van de verplichtingen bij schade niet is nagekomen met het opzet om de verzekeraar te misleiden. Dit geldt niet indien de misleiding het verval niet rechtvaardigt.”
2.3.
NN heeft de door [eiseres] geleden schade laten vaststellen door een expert van EMN. De expert heeft de schade op 9 mei 2019 begroot op € 35.583,89.
2.4.
In opdracht van NN heeft CED Forensic (hierna: CED) een onderzoek naar de toedracht van de brand en een technisch onderzoek uitgevoerd. Hiervan zijn de volgende rapporten uitgebracht:
- rapport technisch onderzoek van 25 januari 2019;
- rapport toedrachtsonderzoek van 30 januari 2019;
- rapport toedrachtsonderzoek van 11 maart 2019;
- rapport toedrachtsonderzoek van 31 januari 2020.
2.5.
In het onderzoek heeft CED op 28 december 2018, 31 december 2018, 28 januari 2019 en 26 februari 2019 met [eiseres] gesproken over de toedracht van de brand.
2.6.
Over het op 28 december 2018 gevoerde gesprek vermeldt het rapport van 30 januari 2019 het volgende:
“Op 28 december 2018 bezocht ik het schadeadres en sprak ik daar met verzekerde mevrouw [eiseres] . Bij dit bezoek was tevens mijn collega de heer [A] en expert de heer [B] aanwezig. Samen met de heer [A] sprak ik kort met verzekerde mevrouw [eiseres] . Zij deelde ons mede dat zij op 23 december 2018 omstreeks 16.45 uur aan het knutselen was in de woonkamer. Zij was bloemen aan het maken van foam. Hierbij gebruikte zij ook een brandende kaars. Op een bepaald moment was zij naar de berging iets verderop in de straat gelopen om iets te pakken. Toen zij [n] terugkwam en de voordeur opende hoorde zij het brandalarm afgaan en zag zij dat er in de buurt van de salontafel een brand was. Zij had getracht deze brand met een deken of laken te blussen maar toen dit niet lukte was ze naar buiten gevlucht en had ze 112 gebeld. Ze was vervolgens later door haar broer opgehaald.
Omdat er ter plaatse geen gelegenheid was om een schriftelijke verklaring op te nemen en omdat mevrouw [eiseres] nogal emotioneel was spraken wij met haar af dat wij later een uitvoerig gesprek zouden hebben.”
2.7.
Op 31 december 2018 heeft [eiseres] , voor zover nu van belang, de volgende vragen van CED als volgt beantwoord:
“Vraag:
Kunt u vertellen wat er op 23 december 2018 is gebeurd in uw woning?
Antwoord:
Ik was in de middag bezig met het maken van (kunst)bloemen en was tegelijkertijd televisie aan het kijken. Ik deed dit in de woonkamer op de salontafel zelf zat ik op de tweezitsbank. Al de spullen die ik voor het knutselen gebruikte lagen op de salontafel. Het bovenblad van de salontafel is van glas. Op de salontafel lag ook een kleedje.
Ik gebruikte een kaarsje bij het maken van de bloemen, Ik moet met het kaarsje het een en ander verwarmen zodat ik de bloemen kon vormen. Ik maak de bloemen van foam. Ik heb wel een foto van de bloemen. Die stuur ik u later op.
Het kaarsje, geen waxinelichtje, stond in een klein houdertje op de tafel. Daaromheen lagen de spullen voor het maken van de bloemen. Op de tafel lag ook een schaar, een mes en thinner. Ik gebruik de thinner om mijn handen schoon te maken / te wassen. Het kan ook zijn dat de fles (plastic) thinner op de grond stond naast de salontafel.
Ik had voor mijn knutselwerk iets nodig uit de berging en ik liep daarheen. Ik had de voordeur achter mij dicht gedaan en ik had de sleutel meegenomen.
Toen ik weer terugkwam bij mijn woning zag ik door de ramen een klein lichtje. Ik hoorde iets van een geluid dat op toeteren leek. Ik opende vervolgens de deur van mijn woning. Het toeteren bleek het brandalarm te zijn. Deze brandmelder hangt in de gang van mijn woning nabij de slaapkamers. Ik zag dat er brand was in de woonkamer nabij of op de salontafel. Ik wilde deze brand proberen te doven met een deken c.q kleed dat in de woonkamer lag.
Dit lukte mij echter niet.
Ik belde toen 112. Ik belde zelf. Ik kon niet goed praten met de brandweer, Ik was in paniek. Ik werd rustiger en legde het uit. Toen kwam eerst de politie.
Ik denk dat toen ik wegging naar de berging ik wat van de spullen op tafel heb verschoven.
Vraag:
Waar stond de thinner precies?
Antwoord:
Op de grond in een plastic witte fles.
Vraag:
Wilt u een schets maken van de inrichting in uw woonkamer.
Antwoord:
Ik heb voor u een schets gemaakt welke u bij deze verklaring gaat voegen.
Vraag:
Lag er ook vloerbedekking of een vloerkleed op de grond?
Antwoord:
Nee, in de woning ligt laminaat. Wel ligt er een tapijt onder de salontafel. Op de tafel lag dus een schaar en een mesje. De fles Thinner stond op de grond. Ik gebruik ook nog iets anders. Ik weet niet hoe dat heet, iets van hout om de kransen te maken. Ik had heel veel bloemen gemaakt. Er lagen heel veel spullen op en rond de tafel.
Vraag:
U vertelde dat u iets ging halen uit de berging. Wat ging u halen?
Antwoord:
Een steentje uit de berging, die had ik nodig bij het maken van de bloemen. Ik had geen jas aan toen ik naar de berging liep. Ik heb nog met de buurvrouw staan praten voordat ik terugging naar mijn woning. Toen zag ik het lichtje. Ik opende toen de deur met mijn sleutel, Ik weet niet hoe de buurvrouw heet. Volgens mij woont zij op twee hoog.
Vraag:
Wat hebt u daarna gedaan?
Antwoord:
Ik zocht naar mijn telefoon. Ik heb toen mijn mobiele telefoon gepakt die in mijn slaapkamer lag. De brand was toen nog niet zo erg. Het was de slaapkamer aan de voorzijde van de woning. Er was daar geen brand. Ik heb vervolgens 112 gebeld. Ik heb daarna in paniek de buren gewaarschuwd. Dat was dezelfde mevrouw die ik bij de berging tegenkwam. Ik kwam ook nog mijn buurmeisje van 13 a 14 jaar oud tegen. Volgens mij is dit de dochter van de vrouw die ik sprak. Ik weet dit niet zeker.
(…)”
2.8.
Op 28 januari 2019 heeft [eiseres] , voor zover nu van belang, de volgende vragen van CED als volgt beantwoord:
“Wij hebben een aanvullend gesprek over de brand in mijn woning van 23 december 2018. U hebt aangegeven dat er nog een aantal aanvullende vragen zijn. Ik heb er geen bezwaar tegen deze met u door te nemen.
Vraag:
Ik heb op internet een filmpje aangetroffen over het maken van kunstbloemen. Ik heb u dit filmpje zojuist getoond. Is dit de wijze die u ook hanteerde bij het maken van uw bloemen.
Antwoord:
Het lijkt er wel een beetje op. Ik sneed ook met een mes foam uit een vel. Ik maakte hier ook vormpjes van en om deze verder de vormen verwarmde ik de foam vormpje met een kaars. De kaars die ik gebruikte was wit van kleur. De kaars was ongeveer 7 cm lang en deze stond in een standaard.
Vraag:
Wil u vertellen waar u welke spullen had staan die u gebruikte bij het maken van de kunstbloemen. U moet echt alles opnoemen wat u gebruikte.
Antwoord:
Op de tafel stond een mandje van een soort riet. Hierin zat een schaar, enkele mesjes. Op de tafel lag een wit flesje met lijm. De lijm was crème van kleur. Volgens mij was het houtlijm van de gamma. Er lagen veel bladen van foam. Ik was bezig met de laatste bloem te maken. Ik had al heel veel bloemen gemaakt. Deze bloemen zaten in bananendozen. Op de tafel lagen allemaal losse bloemen en onder de tafel stonden drie of vier dozen.
Vraag
Kunt u het kaarsje wat u gebruikte omschrijven. Had dit kaarsje een grote vlam.
Antwoord:
Het was een kaarsje van ongeveer 7 cm hoog en dit stond in een houdertje op de tafel.
Vraag:
Waarom hebt u het kaasje niet uitgeblazen toen u naar buiten ging.
Antwoord:
Dit weet ik niet. Normaal doe ik dit altijd.
Vraag:
Waar stond fles met Thinner. Waar gebruikte u deze thinner voor. Had u de thinner al
gebruikt om uw handen schoon te maken.
Antwoord
De fles thinner stond onder de tafel op de grond. De plek waar de fles stond was precies
tussen de tafel en de bank waar ik zat.
Ik gebruikte de thinner om lijm van mijn handen en van het foam te verwijderen. Ik deed dit met een doekje en dit doekje lag er dus ook. Ik gebruikte meestal thinner maar soms ook wel alcohol. Het lege flesje alcohol stond ook in het mandje. Er stonden geen andere schoonmaakmiddelen om de lijm mee weg te halen.
Vraag:
Toen u naar buiten ging wat ging u toen precies doen. Had u wat in uw handen toen u naar buiten ging. Nam u de sleutel van de voordeur mee. Had u een jas aan, wat voor jas.
Antwoord:
Ik ging naar de berging om gekleurde steentjes te halen. Deze steentjes wilde ik gebruiken in een vaas. Ten eerste om de bloemen wat hoger in de vaas te krijgen en als verzwaring van de vaas om de vaas niet om te laten vallen. Ik heb de voordeur achter mij dicht getrokken maar niet op slot gedaan. Ik had de sleutel meegenomen. Ik denk dat ik de tussendeur in de hal heb opengelaten.
Ik had twee bosjes met sleutels bij mij. Eén bosje met sleutels waarbij de voordeursleutel zat en één bosje met sleutels waarbij de sleutel van de berging zat. Ik moest ook de toegangsdeur naar de bergingen nog openen en deze sleutel zit aan het zelfde bosje als de sleutel van mijn berging.
Ik had geen jas aan gedaan toen ik naar de berging ging. Ik had alleen een vest aan.
Vraag:
Hebt u in de woning nog meer vluchtige stoffen, zoals bijvoorbeeld: lampenolie, wasbenzine, terpentine. Waar stonden deze spullen.
Antwoord:
Nee, Ik had alleen thinner en alcohol gebruikt. Ik had in huis geen terpentine of wasbenzine, Lampenolie had ik wel in huis maar dit stond in een kast in de eetkamer.
Vraag:
In wat voor fles zat de thinner. U weet zeker dat het thinner was. Weet u nog wanneer en waar u de thinner hebt gekocht?
Antwoord:
De thinner zat in een witte plastic fles van de Gamma of van de Action. Ik kocht deze al maanden geleden gekocht. Ik wilde dit ook gaan gebruiken omdat ik zou gaan verven in huis. Ook zat er wat lijm op de vloer wat ik wilde gaan verwijderen. De verf die ik ook al had gekocht stond achter de deur in de slaapkamer.
Vraag:
U vertelde dat u een buurmeisje tegenkwam en later haar moeder. Dit blijkt niet haar
moeder te zijn. Met wie hebt u naast het meisje nog gesproken.
Antwoord:
Neen, ik heb niet met anderen gesproken. Ik heb het meisje ook alleen maar gedag gezegd. Ook de buurvrouw heb ik alleen maar gedag gezegd.
Vraag:
Wij hebben het meisje gesproken en zij heeft gezegd dat u iets in uw handen had toen u naar de berging liep.
Antwoord:
Dit is juist, dat was een klein mandje. Ik wilde namelijk de steentjes en nog wat bladen foam uit de berging halen en hiervoor wilde ik het mandje gebruiken.
(…)
Vraag:
Onze collega technisch onderzoeker heeft een monster genomen van de vloer in uw woonkamer. Dit monster is onderzocht en hieruit is gebleken dat er resten van benzine zijn aangetroffen op de plek waar de brand is ontstaan. Wat is uw reactie hierop?
Antwoord:
Ik heb hier geen verklaring voor. Ik heb thinner gekocht en ik heb nooit benzine gekocht
of gebruikt. Er was ook geen benzine in huis. Ik weet dit zeker. Ik heb er geen verklaring voor dat er benzine resten zijn gevonden op de plek van de brand in mijn huis.”
2.9.
Op 26 februari 2019 heeft [eiseres] , voor zover nu van belang, aan CED het volgende verklaard:
“Wij hebben een aanvullend gesprek over de brand in mijn woning d.d. 23-12-2018. Ik heb er geen bezwaar tegen de vragen die er zijn met u door te nemen. U vraagt mij op de tekening van de woonkamer aan te geven waar precies de meubels stonden en waar de spullen stonden die ik bij het knutselen gebruikte. Ik zal dit op de tekening aangeven en u nadere uitleg geven.
Op de tafel lag een mes, schaar, bloemen, lijm, rol heel dun draad, stokjes en een kaars. De kaarsenhouder van glas was klein. In de houder stond een kleine witte kaars met een lengte van ongeveer 8 cm. Het was een dunne kaars. Ik had de kaars al eerder gebruikt, echter niet lang. Ik denk dat de kaars die dag ook minder dan een uur had gebrand (af en toe aan).
De fles thinner stond op de grond tussen de tafel en de bank. De dop zat op de fles. De dop was wit van kleur. Ik weet zeker dat de dop op de fles zat. Als de fles omgevallen zou zijn dan was er dus geen vloeistof uitgestroomd. Op de tafel lag ook een tafelkleed.
Toen ik weg ben gegaan om iets uit de berging te halen heb ik de kaars niet uitgeblazen.
Er stonden ook twee kleine flesjes alcohol op de tafel. Het lege flesje stond op de tafel en het flesje waar nog iets in zat lag in het mandje wat ook op de tafel stond. Herstel het lege flesje was in het mandje en het andere flesje stond op de tafel.
De flesjes alcohol waren van het Kruidvat. Ik gebruikte deze flesjes om ook de lijm van mijn handen te halen. De alcohol heb ik nog voor de brand gebruikt om lijm van de vloer te halen. Dit was bij het * op de vloer. Er zat daar een vlek op de vloer.
Ik heb wel nog voor de brand met thinner mijn handen schoon gemaakt, Ik deed dit met thinner omdat de alcohol toen al op was.
Ik heb een doekje wat ik gebruikte om met de alcohol de vloer schoon te maken volgens mij op de gootsteen in de keuken gelegd. Ik weet niet meer exact waar ik dit doekje neerlegde.
Het doekje wat ik gebruikte om met thinner mijn handen schoon te maken heb ik op tafel gelegd.
U hebt mij de foto’s van mijn berging getoond. Ik kwam het meisje buiten bij mijn berging tegen. Zij ging met de fiets achter mij langs volgens mij. Ik weet niet hoe lang ik in de berging ben gebleven. Ik wilde daar steentjes pakken maar ik kon deze niet vinden.
Ik ben weer terug gegaan naar mijn woning. Ik had een mandje meegenomen naar de berging om de steentjes in te doen en ik nam dit lege mandje ook weer mee terug naar mijn woning.
Vorige keer heb ik u ook gezegd dat ik wat foambladen uit de berging wilde halen en dit klopt ook.
Bij de woning gekomen hoorde ik het alarm afgaan. Ik heb met de sleutel de voordeur geopend. Door het portaal heen ging ik naar binnen en ik zag direct rook. Ook zag ik vuur op tafel. Ik probeerde het vuur uit te blazen en ik gooide een deken van de bank over het vuur. Het vuur bleef echter. Ik ben naar de slaapkamer gegaan en heb mijn mobiele telefoon gepakt.
Op het moment dat ik de vlammen zag was de brand nog niet groot.
Ik was nog binnen toen ik de brandweer belde. Ik belde 112 en de man die ik sprak begreep mij niet. Ik ben toen ook naar buiten gegaan. Ik ben daarna nog een keer naar binnen gegaan om te kijken. De brand was toen al wat groter. Ik kon echter niets meer doen. De politie kwam eerst en daarna de brandweer.
Ik denk dat de fles thinner nog voor meer dan de helft gevuld was.
U vraagt mij nogmaals hoe het kan dat er resten van benzine zijn aangetroffen. Ik weet echt niet hoe dit kan. Er was geen benzine in mijn huis aanwezig.
U vraagt mij hoe lang ik uit de woning ben geweest om naar de berging te gaan. Ik weet dit niet. Ik heb niet op mijn horloge gekeken. Lang kan het niet zijn geweest. Ik weet het niet.
Ik heb geen idee hoe de brand is ontstaan. Ik heb de brand absoluut niet zelf opzettelijk veroorzaakt, Ik ben eerlijk en heb dit dus niet gedaan”.
2.10.
In het kader van het technisch onderzoek heeft CED een brandmondster van het vloerkleed van de woonkamer door NEDLAB laten onderzoeken op de aanwezigheid van brandversnellers. NEDLAB heeft in haar rapport van 11 januari 2019 geconcludeerd dat in het brandmonster met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid motorbenzine aanwezig is.
2.11.
Bij brief van 20 juni 2019 heeft NN aan [eiseres] meegedeeld dat zij geen recht op vergoeding van de schade heeft, omdat de schade het gevolg is van opzettelijke brandstichting en omdat [eiseres] een valse verklaring heeft afgelegd. NN heeft verder meegedeeld dat de verzekering per 20 juni 2019 wordt beëindigd en dat de (persoons)gegevens van [eiseres] worden opgenomen in de Gebeurtenissenadministratie.
2.12.
[eiseres] heeft [C] Schadeonderzoek Bureau B.V. (hierna: [C] ) ingeschakeld voor het uitvoeren van een contra-expertise. [C] heeft op 20 november 2019 rapport uitgebracht.
2.13.
Het rapport van [C] vermeldt dat [eiseres] onder meer het volgende heeft verklaard:
“Verzekerde verklaarde dat zij de brand als eerste zag op de salontafel. Daar zag zij het vuur, en daar heeft zij geprobeerd het vuur te doven, vóórdat de glasplaat van de tafel door de hitte uit elkaar is gesprongen. Verzekerde verklaarde hierover tegenover CED op 26 februari 2019 (bijlage 04, pag. B88): ‘Door het portaal heen ging ik naar binnen en ik zag direct rook. Ook zag ik vuur op tafel’.
Op 25 september 2019 bevestigde verzekerde tegenover ons dat zij het vuur op de salontafel zag. Zij heeft er geen herinnering aan dat het vuur op dat moment ook naast de tafel was. De glasplaat lag toen nog op de salontafel. Toen zij met een slaande beweging probeerde het vuur op de salontafel te doven met een dekentje dat op de bank lag, werd het vuur heviger en knalde de glasplaat met veel lawaai uit elkaar’. Dit is volgens ons het moment dat het vuur zich verder kon verspreiden.”
2.14.
In het onderzoek heeft [C] het rapport van NEDLAB laten beoordelen door SGS Oleotest, die haar bevindingen bij brief van 8 oktober 2019 heeft meegedeeld. SGS Oleotest acht de interpretatie van de verkregen analyseresultaten onvoldoende gefundeerd om met zekerheid tot de aanwezigheid van motorbenzine te kunnen concluderen.
2.15.
CED heeft het rapport van NEDLAB laten beoordelen door [D] Consult, die haar bevindingen bij brief van 10 januari 2020 heeft meegedeeld. [D] Consult onderschrijft de bevindingen van NEDLAB.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, na wijzing van eis, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I voor recht verklaart dat NN toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst met polisnummer [nummer] en tot nakoming gehouden is;
II voor recht verklaart dat NN gehouden is conform de verzekering de schade veroorzaakt door de brand d.d. 23 december 2018 in de opstal, plaatselijk bekend [adres] aan [eiseres] uit te keren;
III NN veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 35.583,89;
IV NN veroordeelt tot betaling van de door [eiseres] gemaakte expertisekosten van
€ 3.397,68, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag der algehele vergoeding;
V NN veroordeelt in de proceskosten, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, te vermeerderen met de na het vonnis te maken kosten van tenuitvoerlegging daarvan.
3.2.
[eiseres] legt aan deze vorderingen, samengevat, ten grondslag dat NN dekking moet verlenen voor de schade ten gevolge van de brand. De brand is niet ontstaan door opzet of roekeloosheid aan de zijde van [eiseres] en evenmin heeft zij opzettelijk leugenachtige verklaringen aan de onderzoekers afgelegd. De kosten van [C] komen op grond van artikel 6:96 BW voor vergoeding in aanmerking.
3.3.
NN voert verweer, dat als volgt kan worden samengevat. [eiseres] is negatief betrokken bij het ontstaan van de brand, zodat NN op grond van artikel 7:952 BW niet gehouden is dekking te verlenen. Bovendien heeft [eiseres] - door het afleggen van onware verklaringen met het opzet om NN te misleiden (over de omstandigheden die van belang zijn voor het beoordelen van de uitkeringsplicht van NN) - niet voldaan aan de medewerkingsplicht als bedoeld in artikel 7:941 lid 5 BW en de artikelen 2.1.4 en 2.2.2 van de polisvoorwaarden. Dat is een zelfstandige grond om dekking te weigeren.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze zaak staat de vraag centraal of NN op grond van de verzekeringsovereenkomst dekking dient te verlenen voor de door [eiseres] geleden schade ten gevolge van de brand van 23 december 2018.
4.2.
NN stelt zich op het standpunt dat zij geen dekking hoeft te verlenen, omdat
[eiseres] negatief bij het ontstaan van de brand betrokken is (i) en omdat [eiseres] onware verklaringen met het opzet om NN te misleiden heeft afgelegd tegenover de door haar ingeschakelde onderzoekers (ii).
4.3.
De rechtbank zal allereerst ingaan op grond (ii). Het gaat hierbij om de situatie dat de verzekerde bij of na het melden van de schade opzettelijk een onjuiste voorstelling van de feiten geeft, met het doel de verzekeraar te misleiden, waardoor de verzekeraar een uitkering doet die niet wordt verstrekt bij een juiste opgave van de feiten. Er kan sprake zijn van misleiding die het verval van het recht op uitkering niet rechtvaardigt.
4.4.
Bij de beoordeling laat de rechtbank de stelling van NN dat [eiseres] de brand heeft gesticht buiten beschouwing. Als deze stelling komt vast te staan, is dat een zelfstandige grond voor het weigeren van dekking.
4.5.
Het is aan NN concrete feiten en omstandigheden te stellen - en bij betwisting door [eiseres] - te bewijzen waaruit het bestaan van bedoeld opzet tot misleiding blijkt.
4.6.
Volgens NN heeft Parisan op de volgende punten verschillend en onjuist verklaard:
Anders dan [eiseres] op 31 december 2018 heeft verklaard, heeft zij in het aanmeldformulier niet vermeld dat zij eerder schade heeft geleden;
Over de aanwezigheid van vluchtige stoffen in de woning heeft [eiseres] verschillend verklaard: eerst zou zij alleen de beschikking hebben gehad over thinner, maar later verklaarde zij dat er ook alcohol op de salontafel zou hebben gestaan en dat zij de vloer vanwege een lijmvlek met thinner zou hebben schoongemaakt. Aan [C] heeft [eiseres] verklaard dat de dop van de alcoholfles geschroefd was, terwijl zij eerder heeft verklaard dat de alcoholflesjes (nagenoeg) leeg waren, waardoor zij haar handen met thinner moest schoonmaken. Ook over de plaats waar de thinner zou hebben gestaan, heeft [eiseres] wisselend verklaard. Tegenover CED heeft [eiseres] verklaard dat de fles nabij de salontafel stond, maar in de dagvaarding stelt [eiseres] dat de fles op de salontafel stond;
Over de plaats van het ontstaan van de brand heeft zij verschillend verklaard: aanvankelijk heeft zij verklaard dat zij door het raam zag dat de brand begon nabij de salontafel, maar later liet zij weten dat de brand was ontstaan op de salontafel, zoals zij ook aan [C] heeft verklaard;
Over de volgende andere omstandigheden rondom de brand heeft [eiseres] aan de onderzoekers wisselend verklaard: tijdens het gesprek met EMN op 28 december 2018 heeft [eiseres] verklaard dat zij even naar de berging ging om een vaasje te halen, dat er bij terugkomst sprake van aanzienlijke rookontwikkeling en dat zij woning meteen heeft verlaten. Later heeft [eiseres] aan CED verklaard dat zij naar de berging ging om foam te halen en weer later dat zij met een mandje naar de berging is gelopen om steentjes te halen. Ook heeft zij verklaard dat zij na een mislukte poging om het vuur te doven eerst nog naar haar slaapkamer is gelopen om haar jas en telefoon te halen, voordat zij de woning heeft verlaten. Aan [C] heeft zij voor het eerst verklaard dat het glas van de salontafel brak bij de bluspoging.
Ook wie de brandweer heeft gebeld heeft [eiseres] wisselend verklaard: eerst heeft zij verklaard dat de buren hadden gebeld en weer later dat zij zelf in de woning 112 heeft gebeld.
4.7.
Hierover wordt het volgende overwogen. [eiseres] heeft niet bij elk gesprek met de onderzoekers van NN precies hetzelfde verklaard over de omstandigheden rondom de brand. Hierbij is allereerst van belang dat [eiseres] op 28 december 2018 maar kort heeft gesproken met onderzoekers en zij pas later haar hele verhaal heeft kunnen doen. Bovendien hoeft het feit dat de verklaringen niet geheel overeenstemmen niet te betekenen dat [eiseres] heeft beoogd NN te misleiden. Het kan ook zo zijn dat zij zich in de loop van de tijd meer details heeft kunnen herinneren, temeer nu daarop later door CED ook specifiek is doorgevraagd. Bovendien zijn haar verklaringen in hoofdlijn consistent: volgens [eiseres] was zij in de woonkamer, zittend op de tweezitsbank, bezig om kunstbloemen te maken uit foam, waarbij zij een kaarsje gebruikte dat in een houder op de salontafel voor de bank stond, om het foam te verwarmen, zodat het kon worden vervormd. Op enig moment is zij, zonder het kaarsje te doven, naar de berging, die zich elders in de straat bevond, gelopen om iets te halen wat zij nodig had voor het maken van de foambloemen. Bij terugkomst ontdekte zij de beginnende brand en heeft ze een poging gedaan om het vuur te doven, maar dat mislukte. Hierna zijn de hulpdiensten ingeschakeld. Het is dus niet zo dat [eiseres] in de loop van het onderzoek NN met een heel andere toedracht is gekomen.
4.8.
Daarnaast acht de rechtbank van belang dat de wijzigingen in de aan de onderzoekers afgelegde verklaringen van beperkte aard zijn (waar de fles thinner stond, wat [eiseres] ging halen in de berging) of dat er sprake is van aanvulling van de verklaringen, met name over de aanwezigheid van twee flesjes alcohol op de salontafel. Over de plaats van ontstaan van de brand (nabij of op de salontafel) heeft [eiseres] niet wezenlijk verschillend verklaard, nu zij al op 31 december 2018 heeft verklaard dat zij brand zag in de woonkamer “nabij of op de salontafel”. Het is dus niet zo dat [eiseres] eerst heeft verklaard dat er uitsluitend nabij de salontafel brand was, wat daar verder ook van zou zijn. Met betrekking tot de vraag wie 112 heeft gebeld zijn de in de rapporten opgenomen verklaringen van [eiseres] consistent, namelijk dat zij zelf gebeld heeft. Ook heeft zij al in het gesprek van 31 december 2018 verklaard dat zij naar de slaapkamer is gelopen om haar mobiele telefoon te halen. Daarvan is zij later niet teruggekomen.
4.9.
[eiseres] heeft niet weersproken dat zij, anders dan zij aan de onderzoekers heeft verklaard, op het aanmeldformulier voor de verzekering niet heeft vermeld dat zij recent nog brandschade had geleden. Op dit punt heeft [eiseres] dus onjuist verklaard. Echter deze onjuiste verklaring en de hiervoor bedoelde beperkte wijzigingen/aanvullingen van haar verklaringen, in onderlinge samenhang beschouwd, zijn onvoldoende om te kunnen concluderen dat [eiseres] heeft beoogd NN opzettelijk te misleiden. Hierop strandt het beroep van NN op grond (ii).
4.10.
Vervolgens is aan de orde het beroep op brandstichting. Het ligt op de weg van NN om bewijs te leveren van haar stelling dat [eiseres] zelf de hand heeft gehad in de brand. Dit betekent dat NN het risico draagt dat de oorzaak van de brand onduidelijk blijft, of dat niet komt vast te staan dat de brand door of met medeweten van [eiseres] is gesticht. [1]
4.11.
NN baseert haar stelling dat sprake is van brandstichting op de conclusie van NEDLAB dat er - met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid - motorbenzine aanwezig is in het monster, dat CED van het voerkleed heeft genomen op de plaats waar volgens NN de brand is ontstaan. [D] heeft de conclusie van NEDLAB onderschreven.
4.12.
De door [C] ingeschakelde expert SGS Oleotest acht de interpretatie van de analyseresultaten onvoldoende gefundeerd om met zekerheid te concluderen dat er in het monster sprake is van motorbenzine.
4.13.
Zoals tijdens de mondelinge behandeling met partijen is besproken, kan de rechtbank, zonder nader deskundigenonderzoek, niet op dit geschilpunt beslissen.
Daarnaast heeft de rechtbank ook behoefte aan deskundige voorlichting over de plaats waar de brand is ontstaan. Daarom zal de rechtbank een deskundigenonderzoek gelasten. Het onderzoek zal voornamelijk bestaan uit een beoordeling van de rapporten van de door partijen ingeschakelde deskundigen. De rechtbank laat het aan de te benoemen deskundige om te bezien of het nodig en zinvol is om nog een (brand)mondster van het bij [eiseres] nog aanwezige vloerkleed te nemen en dit te laten onderzoeken.
4.14.
Partijen hebben zich al uitgesproken over de persoon van de deskundige. Zij hebben eenstemmig de heer ir. R. de Feijter (hierna: De Feijter), verbonden aan Efectis Nederland B.V., voorgedragen. Hij heeft aan de rechtbank bevestigd in staat en bereid te zijn om als deskundige op te treden. Tevens heeft hij meegedeeld dat hij voornemens is als chemisch analist Dr. J. Cordonnier PharmD PhD, verbonden aan Eurofins Forensics Belgium BVBA, in te schakelen.
4.15.
De Feijter heeft de rechtbank meegedeeld dat op een eventuele werkzaamheid van hem de "Algemene verkoopvoorwaarden” van Efectis (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing zijn. Na overleg met partijen aanvaardt de rechtbank dit voorbehoud voor zover het betreft de in de artikel 11 van de algemene voorwaarden opgenomen aansprakelijkheidsbeperking. De publiekrechtelijke aard van de rechtsverhouding tussen de rechtbank en een deskundige, zoals geregeld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, verzet zich tegen integrale toepassing van algemene voorwaarden. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat deze aansprakelijkheidsbeperking van toepassing is in de verhouding tussen de deskundige en partijen. Daarom heeft de rechtbank partijen op voorhand verzocht met deze beperking in te stemmen. Zij hebben in de onder 1.1 vermelde correspondentie te kennen gegeven de beperking te aanvaarden.
4.16.
Nu het bewijsrisico, zoals eerder overwogen, bij NN ligt, zal zij het in het dictum genoemde voorschot van de kosten van de deskundige moeten deponeren.
4.17.
De rechtbank heeft kennis genomen van de door partijen voorgestelde vragen. De door NN voorgestelde vragen acht de rechtbank het meest neutraal en passend. Deze vragen neemt de rechtbank over met enige herformulering en aanvulling.
4.18.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige;
5.2.
benoemt tot deskundige:
de heer ir. R. de Feijter,
verbonden aan Efectis Nederland B.V.,
Brandpuntlaan Zuid 16
2665 NZ Bleiswijk
tel. 088-3473753
e-mail: rene.defeijter@efectis.com,
teneinde een onderzoek in te stellen en een schriftelijk en met redenen omkleed antwoord te geven op de volgende vragen:
1) Kunt u, op basis van de stukken van dit dossier (waaronder de diverse deskundigenrapporten), voor zover mogelijk aangevuld met eigen onderzoek, gemotiveerd de vraag beantwoorden of (en zo ja: met welke mate van zekerheid) kan worden aangenomen dat de plaats van ontstaan de brand zich bevindt op de salontafel en/of aan de voorzijde van de tweezitsbank en/of op het vloerkleed vóór deze tweezitsbank?
2) Kunt u, op basis van de stukken van dit dossier (waaronder de diverse deskundigenrapporten) en door middel van inschakeling van een chemisch analist, gemotiveerd de vraag (laten) beantwoorden of (en zo ja: met welke mate van zekerheid) kan worden aangenomen dat het (op 31 december 2018 door CED afgenomen) brandmonster in het vloerkleed sporen van motorbenzine bevat of dat de sporen afkomstig zijn van pyrolyse van het vloerkleed?
3) Kunt u, op basis van de stukken van dit dossier (waaronder de diverse deskundigenrapporten, inclusief de verklaringen van [eiseres] over de brandbare middelen die in haar woning aanwezig zouden zijn geweest), uw eventuele eigen onderzoek en het onderzoek door de chemisch analist, gemotiveerd de vraag beantwoorden of (en zo ja: met welke mate van zekerheid) kan worden aangenomen dat hier sprake is geweest van een opzetbrand (brandstichting)?
4) Acht u het afnemen van een nieuw brandmonster van het vloerkleed voor uw antwoord op vraag 2 nodig of zinvol (gezien de reeds verrichte onderzoeken), en waarom wel/niet? Zo ja: maakt het tijdsverloop sinds de afname van het brandmonster d.d. 31 december 2018 hierbij nog verschil voor de betrouwbaarheid van de resultaten van een nu af te nemen brandmonster, en waarom wel/niet?
5) In het geval dat u het voor de beantwoording van vraag 2 nodig en zinvol acht, wilt u dan een nieuw brandmondster van het vloerkleed (laten) nemen en (laten) onderzoeken op de aanwezigheid van sporen van motorbenzine?
6) Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang kunnen zijn?
5.3.
bepaalt dat NN een bedrag van € 9.631,60, inclusief BTW, als voorschot op de kosten van de deskundige dient te deponeren. Hiertoe ontvangt NN separaat een factuur van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR);
5.4.
bepaalt dat de deskundige de rechtbank zal verzoeken om vaststelling van een nader voorschot indien en zodra hem in de loop van het onderzoek blijkt dat dit meer gaat kosten dan oorspronkelijk begroot;
5.5.
bepaalt dat het voorschot en in voorkomend geval het nadere voorschot binnen drie weken ontvangst van de factuur van het LDCR dienen te worden voldaan;
5.6.
bepaalt voorts dat indien de bedoelde voorschotten niet tijdig worden voldaan, de zaak wordt verwezen naar de rol voor conclusie wegens niet ontvangen deskundigenbericht;
5.7.
bepaalt dat de deskundige zijn werkzaamheden pas behoeven aan te vangen, nadat de griffier van deze rechtbank de deskundige zal hebben bevestigd dat het voormelde voorschot door het LDCR is ontvangen;
5.8.
bepaalt dat de advocaat van NN binnen twee weken na de datum van dit vonnis een kopie van alle gedingstukken aan de rechtbank ter beschikking zal stellen, welke stukken de griffier zal doorzenden aan de deskundige;
5.9.
bepaalt voorts dat, indien bedoelde kopie van deze gedingstukken niet tijdig aan de rechtbank ter beschikking is gesteld, de zaak na sommatie door de rechtbank, waarbij NN een termijn van twee weken zal worden gegund om de stukken alsnog ter beschikking te stellen, wordt verwezen naar de rol voor conclusie wegens niet ontvangen deskundigenbericht;
5.10.
bepaalt dat de deskundige, met kennisgeving aan de rechtbank, uiterlijk 6 november 2021 met partijen een afspraak moet hebben gemaakt voor het tijdstip van het te verrichten onderzoek en bepaalt dat een verzoek tot uitstel van (het maken van de afspraak voor) het tijdstip van het te verrichten onderzoek met opgave van redenen aan de rechtbank dient te worden gedaan;
5.11.
bepaalt dat de deskundige het
conceptvan zijn schriftelijke en gemotiveerde rapport, uiterlijk drie maanden nadat de griffier heeft meegedeeld dat het voorschot is voldaan, zal doen toekomen aan de civiele griffie van deze rechtbank, Prins Clauslaan 60 (postbus 20302, 2500 EH) te Den Haag, met vermelding van het zaaknummer / rolnummer: C/09/593864 / HA ZA 20-540;
5.12.
bepaalt dat de griffier de concept-rapportage aan partijen zal zenden en dat partijen uiterlijk zich binnen drie weken na ontvangst bij akte kunnen uitspreken over deze concept-rapportage;
5.13.
bepaalt dat de griffier de hiervoor bedoelde akten aan de deskundige zal toezenden en dat de deskundige, uiterlijk drie weken na ontvangst van deze akten, hun schriftelijke, gemotiveerde en ondertekende rapport, met een gespecificeerde declaratie, zal doen toekomen aan de civiele griffie van deze rechtbank, Prins Clauslaan 60 (postbus 20302, 2500 EH) te Den Haag met vermelding van het zaaknummer / rolnummer: C/09/593864 / HA ZA 20-540;
5.14.
bepaalt dat de deskundige zijn onderzoek zelfstandig zal verrichten, ter plaatse en ten tijde als hem goeddunkt en dat hij in hun rapport zal vermelden op welke wijze hij partijen in de gelegenheid heeft gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen alsmede of van die gelegenheid gebruik is gemaakt en, zo ja, wat dergelijke opmerkingen en verzoeken hebben ingehouden;
5.15.
bepaalt dat de griffier een
afschrift van dit vonnisaan de deskundige zal zenden;
5.16.
bepaalt dat twee weken nadat het deskundigenbericht bij de griffie van deze rechtbank is ingeleverd en nadat de griffier exemplaren daarvan heeft toegezonden aan partijen de zaak op de rol wordt gebracht voor conclusie na deskundigenbericht, waarbij eerst NN en [eiseres] een conclusie zal indienen;
5.17.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Willems en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2021. [2]

Voetnoten

1.Hoge Raad 12 januari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9428.
2.type: 1554