ECLI:NL:RBDHA:2021:10855

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 september 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.8916
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geloofwaardigheid van biseksuele geaardheid in asielaanvraag en motivering van de besluitvorming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een biseksuele vrouw uit Kameroen. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van de seksuele geaardheid van eiseres beoordeeld, waarbij verweerder de verklaringen van eiseres als tegenstrijdig had aangemerkt. Eiseres heeft aangevoerd dat haar verklaringen over haar gevoelens voor haar partners niet inconsistent zijn en dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom haar biseksualiteit ongeloofwaardig wordt geacht. Tijdens de zitting heeft eiseres haar ervaringen met de LHBTI-gemeenschap in Nederland toegelicht en verschillende ondersteunende documenten overgelegd. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom de biseksuele geaardheid van eiseres ongeloofwaardig was, en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres, waarbij de overgelegde stukken en verklaringen opnieuw in de beoordeling moeten worden meegenomen. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.8916

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.P.G.H. Belluz).

ProcesverloopBij besluit van 8 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 augustus 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook is de gestelde partner van eiseres, mevrouw [A] , verschenen. Als tolk is verschenen I.G.S. Ringelé.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1990 en heeft de Kameroense nationaliteit. Aan haar asielaanvraag heeft eiseres ten grondslag gelegd dat zij biseksueel is en daardoor problemen in haar land van herkomst heeft gehad.
2. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig geacht. Volgens verweerder heeft eiseres over haar gestelde seksuele geaardheid echter tegenstrijdig verklaard en heeft zij onvoldoende inzicht gegeven in haar gevoelens en persoonlijke ontwikkeling. Verweerder heeft die geaardheid dan ook ongeloofwaardig geacht. Dat geldt ook voor de door eiseres gestelde problemen.
Wat vinden eiseres en verweerder in beroep?
3. Eiseres vindt dat verweerder haar ten onrechte tegenwerpt dat zij tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over het moment van het ontdekken van haar gevoelens en geaardheid, haar gevoelens voor [B] en haar relatie met [C] . Daarbij wordt haar ten onrechte tegengeworpen dat zij niet meer weet te vertellen over de situatie van LHBTI’s in Kameroen. Welke rol het feit dat zij hoogopgeleid is hierin moet spelen, is niet duidelijk. Verder voert zij aan dat verweerder de incidenten in Kameroen ten onrechte niet geloofwaardig heeft geacht. Ook dient verweerder nu hij verschillende tegenwerpingen in het bestreden besluit heeft laten vallen, inzichtelijker te maken waarom de geloofwaardigheidsbeoordeling nog steeds in haar nadeel uitvalt. Tot slot voert eiseres aan dat het bestreden besluit in strijd is met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 4 augustus 2021 [1] .
4. Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd op de beroepsgronden gereageerd.
5. Op de specifieke argumenten van partijen gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
De gestelde seksuele geaardheid
6.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het standpunt dat eiseres wisselend zou hebben verklaard met betrekking tot haar gevoelens voor [B] , onvoldoende heeft gemotiveerd. Zo heeft eiseres verklaard dat het in het moment gebeurde en zij niet ontzettend verliefd waren.
“ja, er is het deel dat ik met haar in bed lig en dat er seksuele handelingen plaatsvonden maar daarmee bedoel ik niet precies dat we heel diep emotioneel met elkaar verbonden waren. Als u het nu vraagt zeg ik, ja ik hield van [B] maar een hele diepe relatie bedoel ik daar niet mee. Zij was eigenlijk mijn beste vriendin met een beetje extra.” [2]
Op de vraag van de gehoorambtenaar of eiseres kan uitleggen waarom het moeilijk was om met [B] over haar gevoelens te praten, antwoordt eiseres:
“Omdat ik niet wist in hoeverre zij ook zo voor mij voelde, zowel seksueel als emotioneel en ik zag haar hoofdzakelijk als beste vriendin. Het is ook niet toegestaan in mijn land. Dus ik was er niet zeker van of dit zo mocht gebeuren. Zij sprak ook niet over gevoelens voor mij maar ik weet wel dat zij van mij hield en ik van haar en dat merkte ik omdat ik niet wilde dat haar iets slechts overkwam en dat ze het moeilijk had. Dat is liefde. Als zij terneergeslagen was dan raakte mij dat ook maar het was niet makkelijk om er over te spreken.” [3]
De rechtbank is enigszins terughoudend toetsend van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd wat maakt dat de verklaringen van eiseres dat zij een emotionele band met [B] had en liefdesgevoelens voor haar had, tegenstrijdig zijn met haar verklaring dat [B] enkel een beste vriendin was met een beetje extra. Uit de motivering van verweerder blijkt niet duidelijk wat maakt dat deze verklaringen wisselend zijn. Temeer nu eiseres hierover meermalen gelijkende verklaringen heeft gegeven. Zo verklaart zij wanneer haar wordt gevraagd om haar relatie met [B] te omschrijven:
“Ik zou zeggen, beste vriendinnen met ook een emotionele en seksuele component en de gevoelens die daar bij horen maar ik zou niet zeggen dat het een officiële relatie was. Ja, we hielden er van om samen te zijn maar voor mij was het geen officiële relatie.” [4]
Verder volgt de rechtbank de stelling van eiseres dat de verklaringen dat zij wist dat [B] van haar hield, maar zij dit nooit naar elkaar hebben uitgesproken, niet met elkaar in tegenspraak zijn. In het bestreden besluit is onvoldoende gemotiveerd waarom de verklaring van eiseres dat zij haar gevoelens naar [B] niet uitte, omdat zij niet wist of de gevoelens wederzijds waren en in Kameroen een taboe rust op relaties tussen mensen van hetzelfde geslacht, niet eenduidig zou zijn met de verklaring van eiseres dat ze wist dat [B] van haar hield omdat [B] (seksueel gezien) het initiatief nam en cadeautjes voor eiseres kocht. De rechtbank is van oordeel dat de motivering in het bestreden besluit op deze punten onvoldoende dragend is.
6.2
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat de verklaringen van eiseres over haar relatie met [C] wisselend zijn. Verweerder stelt dat eiseres enerzijds verklaart dat zij in 2011 gevoelens voor [C] kreeg en zij vervolgens in 2012 pas een relatie met haar had, terwijl zij anderzijds aangeeft dat zij in 2011 al een relatie met [C] kreeg, nadat zij haar in 2010 had leren kennen. Volgens verweerder geeft eiseres geen verschoonbare verklaring voor dit verschil in verklaringen. Verweerder heeft echter niet duidelijk gemotiveerd waarom de toelichting van eiseres over deze verklaringen niet overtuigt. Tijdens het aanvullend gehoor heeft eiseres namelijk gesteld dat de gevoelens er in 2011 al waren, maar dat zij deze gevoelens pas in 2012 naar elkaar hebben uitgesproken. Eiseres geeft aan dat zij in 2011 een relatie kregen en voor haar het keerpunt was toen zij en [C] geschenken uitwisselden. In de correcties en aanvullingen en in de zienswijze heeft eiseres dit nader verduidelijkt door aan te geven dat eiseres en [C] elkaar in 2010 hebben ontmoet, zij in 2011 vrienden werden en in 2012 een relatie kregen. Verweerder heeft ook dit onderdeel onvoldoende gemotiveerd.
6.3
Mede gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd wat maakt dat eiseres er niet in is geslaagd om inzicht te geven in haar persoonlijke ontwikkeling ten aanzien van haar biseksuele geaardheid. Verweerder motiveert in het bestreden besluit dat eiseres bij vragen hierover blijft verwijzen naar algemene informatie en naar haar relatie met [C] , dat eiseres enkel herhaaldelijk noemt dat het moeilijk was, maar zij geen inzicht geeft in haar persoonlijke ontwikkeling betreffende haar gevoelens. Tijdens het aanvullend gehoor heeft eiseres onder meer de volgende verklaring afgelegd:
“Het was toen ik het contact met [C] hervatten en we weer opnieuw begonnen. Toen dacht ik, ik moet mijn eigen geluk ook een plek geven. Van iemand houden is geen misdaad. Het is niet iets slechts om van iemand te houden mijn verstand begon nu te zeggen dat het oké was om van iemand te houden. Als ik dacht dat ik van iemand hield. Daar hoeveel ik geen schuldig gevoel bij te hebben. Dat is niet iets slechts. Ik beïnvloed die persoons leven ook niet. Door het contact met [C] besefte ik deze dingen en ook dat zij een sterk persoon is en mij hierin aanmoedigde.” [5]
De rechtbank acht van belang dat het niet bevreemdend is dat de verklaringen van eiseres mede betrekking hebben op algemene informatie over de situatie van LHBTI’s in Kameroen en haar relatie met [C] , nu eiseres stelt dat zij zich juist tijdens haar relatie met [C] tegen de maatschappelijke norm van Kameroen in, steeds meer ontwikkelde in haar biseksualiteit.
Stukken ter onderbouwing van de gestelde seksuele geaardheid van eiseres
7.1
De rechtbank overweegt dat eiseres met betrekking tot deelname aan activiteiten voor LHBTI’s in Nederland tijdens het aanvullend gehoor het volgende verklaart:
“De eerste keer dat ik een ervaring met de LHBT community was in augustus 2018 tijdens de gaypride. Het was voor mij heel erg nieuw en ik ben gegaan. Tijdens de gaypride 2019 heb ik ook deelgenomen aan gespreken in het Amsterdams museum via de groep Prisma dat was georganiseerd door [D] en [E] . Ook ben ik geïnterviewd om andere LHBT´ers aan te moedigen dat ze geen angst meer hebben. Dat interview was in 2019. In het AZC in Gilze heeft mijn kamergenote mij geïntroduceerd aan het COC in Tilburg en Breda en vooral [F] heeft een groot aandeel gespeeld in mijn uit de kast komen. Ze heeft mij veel bijgebracht over de LHBT gemeenschap en ook mij geholpen mijzelf te accepteren en zij heeft mij geïntroduceerd aan [G] . Die heeft haar eigen organisatie genaamd ´´let´s be open´´. Deze organisatie richt zich op vrouwen die het moeilijk vinden om uit de kast te komen. Tegen over vrienden en familie. [G] organiseert ok een evenementen voor biseksuelen en lesbische vrouwen en daarnaast zijn er ook evenementen die mannen toelaten. Ik voel mij enorm aangemoedigd door haar. Zij heeft ook een open dag georganiseerd op 11 oktober in Tilburg en daar heb ik ook mijn verhaal gedaan om mensen aan te moedigen open te zijn. Daardoor ontstaat meer vrijheid dan alles binnen te houden. Ik probeer ook een stem te zijn voor andere mensen. [G] en ik hebben verscheiden projecten georganiseerd maar vanwege corona staat nu veel in de wacht dus er zijn nog veel meer dingen die ik kan bereiken, dan ik nu heb gedaan.” [6]
Ook heeft eiseres in beroep verschillende stukken overgelegd met betrekking tot de ondersteuning van haar seksuele gerichtheid. Zo heeft eiseres ter onderbouwing van haar asielrelaas een ondersteunende verklaring van [H] namens the People of African Descent and Uganda Diaspora Europe, d.d. 18 juni 2021, een brief van [I] , een voormalig kamergenoot op het AZC, d.d. 21 juni 2021, en een rapport van [J] van het LGBT Asylum Support, d.d. 22 juni 2021, overgelegd. Ook heeft eiseres in beroep studentenlijsten, foto’s van haar en haar huidige partner [A] , een verklaring van haar huidige partner met betrekking tot hun relatie, whatsapp-berichten van [C] die betrokkene nog in haar bezit had en (whatsapp)berichten met dreigementen van mensen uit Kameroen overgelegd.
7.2
De Afdeling heeft bij uitspraak van 4 augustus 2021 [7] uitspraak gedaan over de waardering van overgelegde feitelijke stukken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van een gestelde seksuele gerichtheid van een vreemdeling. Het gaat daarbij om de feitelijke informatie die uit deze stukken volgt. De Afdeling heeft hierbij onder meer overwogen dat het uitgangspunt dat een vreemdeling zijn seksuele gerichtheid vooral met zijn eigen verklaringen aannemelijk kan en moet maken, onverlet laat dat bepaalde stukken, die wat betreft inhoud niet in strijd komen met de grondrechten en menselijke waardigheid, kunnen dienen als ondersteunend bewijs. Dit betekent dat die stukken, afhankelijk van de door een vreemdeling afgelegde verklaringen, het overige bewijs en de daarover geformuleerde tegenwerpingen, ertoe kunnen leiden dat een vreemdeling zijn seksuele gerichtheid ondanks ontoereikende verklaringen toch aannemelijk heeft gemaakt. Verder is in rechtsoverweging 3.4 van deze Afdelingsuitspraak overwogen dat verweerder bij de beoordeling van de door de vreemdeling overgelegde stukken niet kan volstaan met een enkele verwijzing naar de ontoereikende verklaringen van die vreemdeling. Volgens de Afdeling zal verweerder kenbaar moeten motiveren hoe hij rekening heeft gehouden met elk van de aangeleverde stukken. Dit betekent onder meer dat als verweerder, eventueel na een vreemdeling gehoord te hebben, enige waarde toekent aan een stuk, hij in zoverre duidelijk moet maken of hij de uit het stuk blijkende omstandigheden geloofwaardig acht. Aangezien verweerder een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling verricht, moet hij ook daadwerkelijk en kenbaar motiveren welk gewicht aan de inhoud van die stukken toekomt in het licht van de tegenover hem afgelegde en al dan niet geloofwaardig geachte verklaringen over de gestelde seksuele gerichtheid en eventueel overgelegd ander bewijsmateriaal.
7.3
De rechtbank stelt vast dat verweerder in het voornemen ten aanzien van de kennis van eiseres over de situatie voor LHBTI’s in Nederland en haar deelname aan LHBTI-gerelateerde activiteiten heeft gemotiveerd:
“In het voordeel van betrokkene spreekt dat betrokkene in Nederland heeft deelgenomen aan verschillende LHBTI- gerelateerde activiteiten, waaronder festivals, bijeenkomsten en interviews. Het feit dat betrokkene over de situatie van LHBTI-ers in Nederland wel kan
verklaren en dat zij hier deelneemt aan LHBTI-gerelateerde activiteiten is echter onvoldoende om de biseksuele gerichtheid van betrokkene toch geloofwaardig te achten. Daarbij is allereerst van belang dat deelname hieraan op zichzelf geen seksuele gerichtheid kan worden onderbouwd. Omdat – zoals hiervoor al uitgebreid is verwoord – betrokkene voor het overige onvoldoende geloofwaardig over haar biseksuele gerichtheid heeft verklaard, maakt haar kennis over de situatie in Nederland en haar deelname aan activiteiten hier deze gestelde biseksuele gerichtheid niet alsnog geloofwaardig.” [8]
Eiseres heeft een beroep gedaan op de onder 7.2 weergegeven Afdelingsjurisprudentie en aangevoerd dat voornoemde motivering in het bestreden besluit niet volstaat, nu verweerder onvoldoende heeft meegewogen dat eiseres een actief lid is geweest van het COC, de overgelegde stukken niet daadwerkelijk en kenbaar zijn meegewogen en niet is gemotiveerd welk gewicht aan de inhoud van deze activiteiten en stukken toekomt tegenover de door haar afgelegde verklaringen over haar biseksuele geaardheid.
7.4
Ter zitting heeft verweerder met betrekking tot het beroep van eiseres op de recente Afdelingsuitspraak de rechtbank verzocht om, indien zij een gemotiveerd standpunt ten aanzien van de inhoud van deze uitspraak wenst, het beroep aan te houden om verweerder hiertoe de gelegenheid te geven. Voor zover de rechtbank verweerder hiertoe niet de gelegenheid geeft, heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres enkel stelt maar niet heeft onderbouwd dat zij feitelijk actief is geweest voor LHBTI-organisaties en dat dit een belangrijk verschil is met de recente Afdelingsuitspraak.
Ook heeft verweerder ter zitting gemotiveerd gereageerd op de in de beroepsfase overgelegde stukken.
7.5
De rechtbank overweegt allereerst dat in het kader van finale geschilbeslechting aanhouding van onderhavig beroep in afwachting van een nadere reactie van verweerder, gelet op het onder 6 geconstateerde motiveringsgebrek, niet wenselijk is. De rechtbank is verder van oordeel dat de motivering van verweerder in het licht van deze recente Afdelingsjurisprudentie, onvoldoende is. Voorts zal verweerder deze stukken in het kader van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling moeten meenemen.
Conclusie
8. Reeds gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat de biseksuele geaardheid van eiseres ongeloofwaardig wordt geacht. Het beroep zal daarom gegrond verklaard worden. Gelet op de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling door verweer, zal het asielrelaas opnieuw moeten worden beoordeeld. De door eiseres in beroep overgelegde stukken ter ondersteuning van haar seksuele geaardheid heeft verweerder niet (eerder) gemotiveerd in de besluitvorming kunnen betrekken. Verweerder dient de door eiseres in deze procedure overgelegde stukken in de (nieuwe) geloofwaardigheidsbeoordeling te betrekken en daarbij daadwerkelijk en kenbaar te motiveren welk gewicht aan de inhoud van de stukken toekomt in het licht van de overige verklaringen en stukken ten aanzien van de biseksuele geaardheid van eiseres.
9. Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Gelet op het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, stelt de rechtbank de proceskosten voor rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor verschijnen ter zitting met een waarde van € 748,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Petersen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

2.Rapport aanvullend gehoor, pag. 4.
3.Rapport aanvullend gehoor, pag. 5.
4.Rapport aanvullend gehoor, pag. 6.
5.Rapport aanvullend gehoor, pag. 11.
6.Rapport aanvullend gehoor, pag. 22.
8.Voornemen, pag. 6.