In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een biseksuele vrouw uit Kameroen. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van de seksuele geaardheid van eiseres beoordeeld, waarbij verweerder de verklaringen van eiseres als tegenstrijdig had aangemerkt. Eiseres heeft aangevoerd dat haar verklaringen over haar gevoelens voor haar partners niet inconsistent zijn en dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom haar biseksualiteit ongeloofwaardig wordt geacht. Tijdens de zitting heeft eiseres haar ervaringen met de LHBTI-gemeenschap in Nederland toegelicht en verschillende ondersteunende documenten overgelegd. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom de biseksuele geaardheid van eiseres ongeloofwaardig was, en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres, waarbij de overgelegde stukken en verklaringen opnieuw in de beoordeling moeten worden meegenomen. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-.