ECLI:NL:RBDHA:2021:10879
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep
In deze zaak heeft verzoekster op 21 mei 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 25 augustus 2020, waarin de rechtbank verweerder opdroeg om binnen zestien weken een besluit te nemen op de asielaanvraag, heeft verzoekster op 15 december 2020 opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen. Dit beroep werd echter prematuur geacht, omdat de termijn voor het nemen van een besluit nog niet was verstreken. Verweerder heeft op 1 juni 2021 de asielaanvraag ingewilligd, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen grond is voor een proceskostenveroordeling, omdat het beroep prematuur was en verzoekster niet eerst verweerder in gebreke hoefde te stellen. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat het verzoek kennelijk ongegrond was. De uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van mr. H.L. de Vries, griffier.