ECLI:NL:RBDHA:2021:1094

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
NL21.1169
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een LHBTI-er uit Nigeria, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, met als argument dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat hij het risico loopt op indirect refoulement en dat hij in Italië niet adequaat beschermd zal worden vanwege zijn seksuele geaardheid.

Tijdens de zitting op 9 februari 2021, die via een Skype-beeldverbinding plaatsvond, heeft de rechtbank de argumenten van eiser en verweerder gehoord. Eiser stelde dat hij in Italië vreest voor zijn leven en dat hij nooit een inhoudelijk besluit heeft ontvangen over zijn asielaanvraag daar. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat Italië als veilig land wordt beschouwd voor de behandeling van asielaanvragen. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat dit in zijn specifieke geval niet geldt.

De rechtbank concludeert dat er geen structurele gebreken zijn in het Italiaanse asiel- en opvangsysteem die de veiligheid van eiser in gevaar zouden kunnen brengen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij bijzonder kwetsbaar is in de zin van het arrest Tarakhel, en de rechtbank ziet geen reden om de beroepsprocedure aan te houden. Uiteindelijk wordt het beroep ongegrond verklaard, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.1169
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. K. Logtenberg), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. F.F.M. van de Kamp).

Procesverloop

Bij besluit van 25 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL21.1170, plaatsgevonden op 9 februari 2021 door middel van een Skype-beeldverbinding. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De Italiaanse autoriteiten hebben (fictief) ingestemd met deze verantwoordelijkheid.
2. Eiser voert aan dat hij het risico loopt op indirect refoulement. Hij is in Italië uitgeprocedeerd, maar aan hem is nooit uitgelegd om welke reden en hij heeft geen inhoudelijk besluit gezien. Eiser is alleen verteld dat hij terug moet naar Nigeria, waar hij vreest voor zijn leven, omdat hij daar bekend is als LHBTI-er en actief wordt gezocht. Indien hij terugkeert naar Italië zal hij een uitzettingsbevel uitgereikt krijgen en kan hij in
detentie in een terugkeercentrum, wat in strijd is met artikel 3 van het Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Uit het AIDA-rapport uit 2019 blijkt ook dat hij geen nieuwe huisvesting zal krijgen. Ter zitting heeft eiser nog verwezen naar het rapport van SFH-Osar van 21 januari 2020. Verder is eiser bijzonder kwetsbaar, omdat hij een Afrikaanse LHBTI-er is. Eiser verwijst hiervoor naar de brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 25 oktober 2019. Eiser loopt een vergroot risico op schending van artikel 3 van het EVRM. De mededeling dat hij zich moet wenden tot de Italiaanse autoriteiten is een wassen neus, omdat duidelijk is in welke marginale positie eiser terecht zal komen en hoe moeilijk het zal zijn om juridische hulp te vinden. Omdat eiser kwetsbaar is in de zin van het arrest Tarakhel, moet de voorlopige voorziening worden toegewezen en moet de behandeling van het beroep worden uitgesteld totdat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens uitspraak heeft gedaan in de lopende procedures. Eiser verwijst hiervoor naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch, met zaaknummer NL20.19118.
3. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid ten opzichte van Italië uit mag gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft dit bevestigd in onder meer de uitspraken van 8 april 2020 en 15 oktober 2020.1 Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet kan. Eiser is hier niet in geslaagd.
4. Uit de rapporten die eiser heeft overgelegd blijkt niet dat in het Italiaanse asiel- en opvangsysteem sprake is van structurele gebreken. Het AIDA-rapport van 16 april 2019 is door de ABRvS al meegenomen in de beoordeling in haar uitspraak van 12 juni 20192. Nadien heeft de ABRvS ook recentere rapporten, zoals het door eiser genoemde rapport van SFH-Osar, meegenomen in de beoordeling in bijvoorbeeld haar voornoemde uitspraken van 8 april 2020 en 15 oktober 2020. Dat het AIDA-rapport aangeeft dat Dublin-terugkeerders mogelijk moeilijkheden kunnen ondervinden bij een nieuwe huisvestingsaanvraag, betekent niet dat eiser geen huisvesting zal krijgen. Daarbij heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij in een uitzetcentrum geplaatst zal worden of dat dit in strijd met de richtlijnen is. Verder heeft eiser in Italië een asielaanvraag in kunnen dienen, deze is in behandeling genomen en hij heeft hier ook een beslissing op gekregen. Met het claimakkoord garandeert Italië dat ook een nieuwe asielaanvraag van eiser in behandeling zal worden genomen en dat zijn situatie zal worden beoordeeld in lijn met de verschillende Europese richtlijnen op het gebied van asielrecht. De garantie van de lidstaat om het asielverzoek in behandeling te nemen omvat ook de verantwoordelijkheid dat een eventuele uitzetting niet in strijd met het verbod van réfoulement zal zijn. Dat sprake is van indirect réfoulement omdat eiser vreest dat hij naar zijn land van herkomst zal worden teruggestuurd, volgt de rechtbank dan ook niet.
5. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor de conclusie dat LHBTI-ers die worden overgedragen aan Italië moeten worden aangemerkt als bijzonder kwetsbare personen in de zin van het arrest Tarakhel. Eiser heeft dit ook niet verder onderbouwd. De brief van Vluchtelingenwerk Nederland en de daarin opgenomen berichten maken melding van (gevallen van) discriminatie en geweldsincidenten. Uit de berichtgeving blijkt niet dat homoseksuele personen in Italië vanwege hun geaardheid een reëel risico lopen op een
behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Dat is een hoge drempel die hiermee niet wordt gehaald. Bovendien kan eiser zich voor bescherming richten tot de Italiaanse autoriteiten. Eiser heeft niet nader onderbouwd dat de Italiaanse autoriteiten hem niet zouden kunnen of willen beschermen.
6. Uit het voorgaande volgt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bijzonder kwetsbaar is in de zin van het arrest Tarakhel. Alleen al hierom ziet de rechtbank geen aanleiding om de beroepsprocedure aan te houden.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff-Vos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
12 februari 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. L.M. Reijnierse T.R. Vos
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.