ECLI:NL:RBDHA:2021:1095
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die in Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van zijn asielaanvraag, had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 21 januari 2021, hield in dat de aanvraag van de verzoeker niet in behandeling werd genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk was op basis van de Dublinverordening.
Tijdens de zitting op 9 februari 2021, die via een Skype-beeldverbinding plaatsvond, was de verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. G. Tuenter. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. F.F.M. van de Kamp. De rechtbank heeft in deze procedure ook de zaak NL21.1035 behandeld, die samen met deze zaak werd behandeld.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.