ECLI:NL:RBDHA:2021:10950

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 september 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
C/09/617747 / FA RK 21-6154
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 16 september 2021 uitspraak gedaan naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie tot voortzetting van een crisismaatregel, zoals bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek was ingediend op 13 september 2021, na de oplegging van de crisismaatregel op 10 september 2021. De betrokkene, geboren in 1998, verblijft op dat moment bij zijn zus na een ziekenhuisopname vanwege een suïcidepoging. De advocaat van de betrokkene heeft verklaard dat hij niet meer naar de instelling wil, terwijl de psychiater zich zorgen maakt over zijn toestand, gezien zijn eerdere suïcidepoging en het gebruik van cannabis.

Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, maar de officier van justitie is niet gehoord omdat een nadere toelichting niet nodig werd geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, maar concludeert dat de verplichte zorg op grond van de crisismaatregel is beëindigd. De geneesheer-directeur heeft de zorg overgedragen aan de familie zonder voorwaarden te stellen, waardoor er geen juridische grond meer is om het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel toe te wijzen.

De rechtbank heeft daarom het verzoek om voortzetting van de crisismachtiging niet ontvankelijk verklaard. De beslissing is genomen met inachtneming van de zorgen van de psychiater, maar de rechtbank oordeelt dat er geen basis is voor verdere verplichte zorg. De beschikking is gegeven door rechter E.M.M. Engbers, bijgestaan door griffier V. Meijer, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/617747 / FA RK 21-6154
Datum beschikking: 16 september 2021

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel

Beschikkingnaar aanleiding van het op 13 september 2021 door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de man]

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijft de betrokkene bij zijn zus,
advocaat: mr. J. de Koning te Lisse.

Procesverloop

Bij verzoekschrift heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 10 september 2021 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Den Haag tot het nemen van de crisismaatregel;
  • een op 10 september 2021 ondertekende medische verklaring van [psychiater 1] die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 16 september 2021.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- betrokkene;
- de advocaat;
- de [psychiater 2]
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet gehoord.

Standpunten ter zittingDe advocaat heeft ter zitting verklaard dat de betrokkene niet opgenomen is geweest en ook niet meer naar de instelling wil.

De psychiater heeft ter zitting verklaard dat er zorgen zijn over de betrokkene. Betrokkene heeft een suïcidepoging gedaan door de zee in te lopen. Nadat hij door hulpdiensten uit het water was gehaald is hij met onderkoelingsverschijnselen opgenomen in het ziekenhuis. Er is sprake van fors cannabisgebruik en betrokkene komt afspraken niet na.
Het klopt dat de betrokkene niet in de instelling verblijft en dat hij na ontslag uit het ziekenhuis bij zijn zus is gaan wonen. De psychiater heeft het journaal in zijn dossier geraadpleegd en desgevraagd medegedeeld dat de betrokkene te kennen had gegeven dat hij het ziekenhuis wilde verlaten en dat hij bij zijn zus mocht verblijven en dat de geneesheer-directeur daarop heeft gezegd dat de verantwoordelijk dan bij de familie kwam te liggen.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in:
-levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- psychische schade aan derden;
- maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
- overbelasting hulpdiensten.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, te weten depressieve stemmingsstoornissen, middel gerelateerde en verslavingsstoornissen, overige DSM-5 stoornissen.. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
7:10 onder b Wvggz en 8:18 en
Ter zitting vast is komen te staan dat de betrokkene na de ziekenhuisopname bij zijn zuster wenste te gaan wonen en dat de geneesheer-directeur zich daar niet tegen heeft verzet. De geneesheer-directeur heeft de zorg overgedragen aan de familie en daaraan verder geen voorwaarden of beperkingen verbonden. Naar het oordeel van de rechtbank is aldus de verplichte zorg op grond van een crisismachtiging beëindigd (artikel 8:18 eerste lid Wvggz) en is er geen sprake meer van een crisismaatregel die kan worden voortgezet. Hoewel de rechtbank de zorgen van de psychiater herkent en (ambulante) behandeling van de betrokkene nodig lijkt, is er geen juridische grond meer om het verzoek toe te wijzen.
De rechtbank zal daarom het verzoek om voortzetting van de crisismachtiging niet ontvankelijk verklaren.

Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het verzoek niet ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.M.M. Engbers, rechter, bijgestaan door V. Meijer als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 16 september 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 september 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.