ECLI:NL:RBDHA:2021:1096
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Frankrijk
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. G. Tuenter, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. F.F.M. van de Kamp, had deze aanvraag niet in behandeling genomen, met als reden dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 9 februari 2021, die via een Skype-beeldverbinding plaatsvond, heeft eiser zijn standpunten toegelicht. Hij voerde aan dat de overdracht naar Frankrijk zou leiden tot onevenredige hardheid, gezien zijn politieke achtergrond en de bedreigingen die hij vanuit de Tunesische gemeenschap in Frankrijk ontvangt. De rechtbank overwoog dat het aan eiser was om aan te tonen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing was in zijn geval. Eiser heeft echter geen overtuigende informatie overgelegd die zou wijzen op structurele tekortkomingen in het Franse asiel- en opvangsysteem.
De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiser de bescherming van de Franse autoriteiten kon inroepen. Eiser had niet voldoende onderbouwd dat het inroepen van deze bescherming onmogelijk of zinloos zou zijn. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden van eiser niet zo bijzonder waren dat een uitzondering op de Dublinverordening gerechtvaardigd was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en kan worden aangetroffen op rechtspraak.nl.