ECLI:NL:RBDHA:2021:10995

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5490
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing Wajong-uitkering wegens gebrek aan nieuwe feiten of veranderde omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S. Akkas, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. M.A. Bakker. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die eerder was afgewezen op 10 juli 2019. De rechtbank oordeelde dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien. Eiseres, geboren in 1998 en bekend met het Triple X-syndroom, had eerder een aanvraag gedaan die was afgewezen omdat verweerder van mening was dat zij arbeidsvermogen had. Eiseres stelde dat verweerder onvoldoende inzicht had in haar beperkingen en dat er medische informatie ontbrak. De rechtbank oordeelde echter dat de door eiseres overgelegde medische informatie niet nieuw was en dat verweerder terecht had geoordeeld dat er geen aanleiding was om het eerdere besluit te herzien. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de aanvraag voor de Wajong-uitkering af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/5490

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Akkas),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. M.A. Bakker).

Procesverloop

In het besluit van 14 november 2019 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het toekennen van een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) afgewezen.
In het besluit van 23 juli 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2021. Eiseres is samen met haar moeder verschenen en bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1.1
Eiseres is geboren op [geboortedag] 1998. Op 3 juli 2016 heeft zij haar achttiende levensjaar bereikt. Eiseres heeft de MBO-1 opleiding ‘arbeidsmarkt gekwalificeerd assistent’ met een diploma in 2016 afgerond. Ook heeft zij de MBO-2 opleiding ‘helpende zorg en welzijn’ met een diploma in 2018 afgerond. Op 25 februari 2019 heeft eiseres een eerste aanvraag om een uitkering op grond van de Wajong ingediend. Eiseres is bekend met het Triple X-syndroom waardoor zij op sociaal gebied beperkingen ondervindt.
1.2
Op 10 juli 2019 heeft verweerder afwijzend beslist op die eerste aanvraag. Verweerder heeft zich toen op het standpunt gesteld dat eiseres arbeidsvermogen heeft. Daarom kan aan haar geen Wajong-uitkering worden toegekend. Tegen die afwijzing heeft eiseres geen bezwaar gemaakt. Daarmee is het besluit van 10 juli 2019 rechtens onaantastbaar geworden en heeft het formele rechtskracht gekregen. De weigering om eiseres een Wajong‑uitkering toe te kennen staat daardoor in rechte vast.
2 Op 17 oktober 2019 heeft eiseres opnieuw een Wajong-uitkering aangevraagd. Verweerder heeft deze aanvraag opgevat als een verzoek van eiseres om terug te komen van het besluit van 10 juli 2019. Verweerder heeft deze aanvraag in het primaire besluit, gehandhaafd in het bestreden besluit, afgewezen. Er zijn volgens verweerder geen nieuwe medische feiten en/of veranderde omstandigheden die tot het oordeel kunnen leiden dat de afwijzing van de Wajong-aanvraag bij de beslissing van 10 juli 2019, onjuist is.
Wat is het standpunt van eiseres?
3.1
Eiseres is het niet eens met het standpunt van verweerder dat zij arbeidsvermogen heeft. Zij vindt dat verweerder geen of onvoldoende zicht heeft op haar feitelijke beperkingen en mogelijkheden. Verweerder had medische informatie moeten opvragen dan wel een onafhankelijk onderzoek naar haar geestelijke gesteldheid laten verrichten. Dit heeft verweerder ten onrechte niet gedaan. Hij heeft zich slechts beperkt tot de minimale medische informatie die voorhanden is.
3.2
Ook voert eiseres aan dat zij in haar dagelijkse leven veel last ervaart van het Triple X-syndroom waarmee zij bekend is. Ondanks het feit dat zij een opleiding heeft gevolgd, mist zij de vaardigheden die nodig zijn in het maatschappelijk verkeer en op de werkplek. Eiseres kan zich daarom niet verenigen met het standpunt van de arbeidsdeskundige dat zij in staat is om een taak uit te voeren. Dit geldt ook voor het standpunt dat zij minimaal 4 uur per dag kan werken. De arbeidsdeskundige baseert zijn standpunt op het feit dat eiseres naar school ging en een stage heeft gedaan, maar haar stage is niet goed gegaan omdat zij het lichamelijk een geestelijk niet aankon.
3.3
Van de zijde van eiseres is kort voor de zitting medische informatie overgelegd van de behandelend sector. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres toegelicht dat deze stukken essentieel zijn voor de beoordeling van het arbeidsvermogen van eiseres. Zij wijst er op dat uit de stukken niet alleen blijkt dat sprake is van het Triple X-syndroom, maar ook dat het verbale vermogen van eiseres op het niveau van een licht verstandelijke beperking functioneert. Het is daarom niet haalbaar voor eiseres om een behandeling te volgen in een groep. Bovendien blijkt uit de medische informatie ook dat sprake is van een depressie bij eiseres. Er zal tevens worden onderzocht of bij haar sprake is van autisme. Anders dan bij de beoordeling van de eerste aanvraag door de arbeidsdeskundige is vastgesteld, is sprake van niet leerbaarheid. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt ook een beschikking op een verzoek tot instelling mentorschap en een beschikking op een verzoek tot onderbewindstelling ingediend.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4.1
In artikel 4:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt ingediend, de aanvrager daarbij nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moet vermelden. Als er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld kan de aanvraag op grond van het tweede lid van artikel 4:6 van de Awb meteen worden afgewezen onder verwijzing naar het eerdere afwijzende besluit.
4.2
De rechtbank stelt vast dat de aanvraag van 17 oktober 2019 is aan te merken als een verzoek om terug te komen van het besluit van 10 juli 2019 waarbij de eerste Wajong-aanvraag is afgewezen. Gelet op de door verweerder gehanteerde afwijzingsgrond, zal de rechtbank beoordelen of sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 Awb en, zo ja, of verweerder daarin aanleiding had moeten vinden om het oorspronkelijke besluit van 10 juli 2019 te herzien. Zo nee, dan dient nog te worden beoordeeld of het oorspronkelijke besluit evident onredelijk is.
4.3
Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd. Zoals volgt uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) kunnen nieuwe stukken ter onderbouwing van de ingenomen stellingen uiterlijk in de bezwaarfase worden ingebracht. [1] Om deze reden kan de rechtbank de door eiseres in beroep overgelegde medische informatie, wat daar verder van zij, niet in haar beoordeling betrekken.
5.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden heeft aangevoerd zoals hiervoor bedoeld. In de nieuwe aanvraag van eiseres staan geen nieuwe feiten of omstandigheden vermeld. Ook heeft eiseres bij de aanvraag of in de bezwaarfase geen bewijsstukken overgelegd waarin dergelijke nieuwe feiten of veranderde omstandigheden wel naar voren komen. De medische informatie die is vermeld in de brief van het LUMC van 19 januari 2006 over het Triple X-syndroom is algemeen van aard en was ook bekend bij verweerder bij de eerste aanvraag. Uit het verslag van de arts van 4 juli 2019 blijkt dat de arts bij de eerste aanvraag reeds op de hoogte was van de stage en dat dit vermoeiend voor eiseres was. Tevens was de arts bekend met de sociaal-emotionele stoornissen die bij eiseres voorkomen, waardoor zij onder andere veel begeleiding bij nieuwe activiteiten en veel bevestiging nodig heeft. Die informatie is bij de eerdere aanvraag betrokken en meegewogen. De in beroep overgelegde medische stukken van GGZ Duin en Bollenstreek, GGZ Rivierduinen, de huisarts, het afsprakenoverzicht alsmede de beschikkingen op de verzoeken tot instelling mentorschap en onderbewindstelling kunnen volgens vaste rechtspraak niet bij deze beoordeling worden betrokken, nu stukken die het bestuursorgaan niet voorafgaande aan het nemen van het bestreden besluit bekend waren, buiten beschouwing moeten blijven. Verweerder mocht het verzoek van eiseres van 17 oktober 2019 dan ook afwijzen met verwijzing naar zijn eerdere besluit. Voor het oordeel dat de weigering om terug te komen van de eerdere besluitvorming evident onredelijk is, ziet de rechtbank, in het licht van wat eiseres in het voorliggende geval heeft aangevoerd, geen aanleiding.
5.2
Zoals blijkt uit de uitspraak van de CRvB van 9 maart 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:894) blijft bij een afwijzing door verweerder met toepassing van artikel 4:6 van de Awb onverminderd van belang de uitspraak van de CRvB van 14 januari 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1), waarin is overwogen dat een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering na een eerdere (gedeeltelijke) afwijzing of intrekking van die uitkering naar zijn strekking moet worden beoordeeld.
5.3
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiseres noch bij haar aanvraag noch – uiterlijk – in bezwaar feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht die, hoewel geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb, aanleiding had moeten geven tot nader onderzoek door verweerder. De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapport gemotiveerd toegelicht dat en waarom er voor hem geen aanleiding bestond om medische informatie bij de behandelend sector op te vragen. Voorts heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom verweerder in wat eiseres heeft aangevoerd en in de informatie die hij in de bezwaarfase heeft overgelegd geen aanleiding heeft gezien om het eerdere besluit onjuist te achten. Terecht is verwezen naar de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 28 mei 2020 en 20 juli 2020. De verzekeringsarts b&b merkt op dat door de primaire verzekeringsarts bij de eerdere aanvraag is erkend dat eiseres vele klachten heeft als gevolg van een medische aandoening (Triple X-syndroom). Hierdoor heeft eiseres beperkingen in haar functioneren. Met die beperkingen is eiseres minimaal vier uur per dag belastbaar. De verzekeringsarts b&b onderschrijft daarom de conclusie van de primaire verzekeringsarts die betrekking heeft op de eerste aanvraag. In wat eiser heeft aangevoerd zijn geen aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat dit standpunt van verweerder onjuist was.
6. Het vorenstaande betekent dat aan eiseres terecht en op goede gronden een Wajong-uitkering is geweigerd.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.M. Kettenis-de Bruin, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 30 maart 2004, ECLI:NL:CRVB:2004:AO8674 en van 26 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2140.