ECLI:NL:RBDHA:2021:11008

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 oktober 2021
Publicatiedatum
8 oktober 2021
Zaaknummer
09/767255-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor het voorhanden hebben van 65 kilo cocaïne en witwassen van € 48.000,-

Op 8 oktober 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1953, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van 65 kilo cocaïne en het witwassen van € 48.000,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 8 tot en met 11 mei 2020 opzettelijk 65 kilo cocaïne aanwezig heeft gehad. Dit werd bewezen door middel van chats en getuigenverklaringen die de verdachte als de dief aanwijzen. De rechtbank oordeelde dat de lezing van de verdachte, dat hij onterecht was aangewezen, niet logisch was. De cocaïne was ter beschikking gesteld door de rechthebbende, waardoor de verdachte niet schuldig was aan diefstal, maar wel aan het voorhanden hebben van de drugs.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van witwassen van een geldbedrag van € 48.000,-, dat in de woning van zijn ex-vrouw werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de herkomst van dit geld niet kon worden verklaard door legale inkomsten en dat het geld vermoedelijk afkomstig was uit misdrijf. De verdachte had wisselend verklaard over de herkomst van het geld, wat de rechtbank ongeloofwaardig vond.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar, waarbij de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging zijn genomen. De rechtbank benadrukte de impact van de drugshandel op de volksgezondheid en de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/767255-20
Datum uitspraak: 8 oktober 2021
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1953 te [geboorteplaats] ,
[adres 1]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 24 september 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. F.A. Kuipers, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. R. Zilver, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging - ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van of omstreeks 8 mei 2020 tot en met 11 mei 2020 te Gouda en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 65 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
en/of
hij op een of meer tijdstippen in de periode van of omstreeks 8 mei 2020 tot en met 11 mei 2020 te Gouda en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (ongeveer) 65 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte;
2.
hij op of omstreeks 08 juni 2020, te Waddinxveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van een geldbedrag van 48.000 euro, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat geldbedrag was, en/of een geldbedrag van 48.000 euro heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij wist dat dat geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van:
  • het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van het aanwezig hebben van 65 kilo cocaïne en de diefstal daarvan (met vrijspraak van het medeplegen van die diefstal); en
  • het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van witwassen van € 48.000.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van zowel het onder 1 (integraal) als het onder 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken
Daar waar dit aangewezen is zal de rechtbank nader ingaan op hetgeen door de raadsman is aangevoerd.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Ten aanzien van feit 1
De startinformatie binnen het (onderhavige) onderzoek Mezen is afkomstig uit het opsporingsonderzoek Rosandra20. Dit onderzoek werd gestart naar aanleiding van informatie van Europol dat de verdachte, zijn familie en zijn ex-vriendin in acuut gevaar zouden zijn. Diverse gegevens zijn – met toepassing van artikel 126dd Wetboek van Strafvordering – verstrekt in het onderzoek Mezen. Tussen de verstrekte gegevens bevinden zich de navolgende chats tussen verschillende Encrochat gebruikers die gebruik maken van de volgende accountnamen: [accountnaam 1] (deze accountnaam blijkt te zijn van [naam 1] [2] ), [accountnaam 2] , [accountnaam 3] , [accountnaam 4] , [accountnaam 5] , [accountnaam 6]
,[accountnaam 7] , [accountnaam 8] , [3] en [accountnaam 9] [4] .
Chats tussen [accountnaam 1] en [accountnaam 2]
Uit de chatgesprekken blijkt – samengevat – het volgende.
Op 8 mei 2020 spreken [accountnaam 1] en [accountnaam 2] af dat het transport morgen gaat vertrekken en dat 25 kilo naar één iemand gaat en de overige 40 kilo naar iemand anders. Uit de communicatie komt naar voren dat de 25 kilo van [accountnaam 2] is en de 40 kilo voor iemand anders. Uit andere gesprekken komt naar voren dat [accountnaam 3] de vermoedelijke eigenaar is van de overige 40 kilo.
Op 11 mei 2020 om 9:35:05u laat [accountnaam 1] weten dat de transporteur veilig de grens over is. Vervolgens worden tijdstippen, locaties en tokens door [accountnaam 2] aan [accountnaam 1] gestuurd. Op 11 mei 2020 om 22:18:05u laat [accountnaam 1] aan [accountnaam 2] weten dat hij geript is. Daarop vraagt [accountnaam 2] informatie over de transporteur. [accountnaam 1] stuurt hem een foto van het rijbewijs van de verdachte en laat daarbij weten dat dit de man is die de drugs heeft gestolen en dat hij (de rechtbank begrijpt: de verdovende middelen) aan hem (de rechtbank begrijpt: de verdachte) heeft gegeven.
Verder zegt [accountnaam 1] dat hij ook foto's van de transporteur en zijn adres naar [accountnaam 2] gaat sturen en dat hij achter het adres van de familie van de transporteur gaat. [accountnaam 2] zegt dat [accountnaam 1] de vrouw van de transporteur moet grijpen. [accountnaam 1] schrijft dat zij ermee bezig zijn en op zoek zijn naar de familie van de transporteur. [accountnaam 2] zegt dan dat zij hierdoor verwikkeld zijn in een verhaal van twee miljoen euro. [5]
Chats tussen [accountnaam 1] en [accountnaam 9]
Uit het chatgesprek blijkt – samengevat – het volgende.
Op 12 mei 2020 vertelt [accountnaam 1] tegen [accountnaam 9] dat hij is geript voor 65 blokken en hij nu boze Engelsen en [naam 4] achter zich aan heeft. Op de vraag van [accountnaam 9] wie hem geript heeft geeft [accountnaam 1] aan dat dit [verdachte] , 67 jaar, uit [plaats] is. Hij stuurt een foto van het rijbewijs van de verdachte. [6]
Chats tussen [accountnaam 1] en [accountnaam 3]
Uit het chatgesprek blijkt – samengevat – het volgende.
Op 12 mei 2020 laat [accountnaam 3] aan [accountnaam 1] weten dat zij vandaag borg willen ontvangen en in ruil daarvoor [accountnaam 1] één week de tijd zullen geven om het op te lossen. Ook zegt hij dat hij navraag heeft gedaan en dat die man (de rechtbank begrijpt: de verdachte) bekend staat als een zware ripper. [7]
Chats tussen [accountnaam 1] en [accountnaam 4]
Uit de chatgesprekken blijkt – samengevat – het volgende.
Op 11 mei 2020 om 09:35:25u geeft [accountnaam 1] te kennen dat hij veilig de grens over is gegaan. Op diezelfde dag om 23:12:22u laat [accountnaam 4] [accountnaam 1] weten dat hij de vrouw moet gaan halen en ergens moet wegzetten zonder telefoon en met twee man erbij. [8]
Op 10 juni 2020 geeft [accountnaam 1] aan [accountnaam 4] de volgende informatie door: ‘ [verdachte] [adres 1] (dief)’, ‘Broer [naam 2] , adres: ondergedoken. Werkt bij [bedrijf] , momenteel niet aanwezig op het werk’, ‘ [naam 3] , [adres 2] , vriendin dief’. [9]
Chats tussen [accountnaam 1] en [accountnaam 5]
Uit de chatgesprekken blijkt – samengevat – het volgende.
Op 11 mei 2020 vraagt [accountnaam 5] of er contact is, waarop [accountnaam 1] antwoordt dat er geen contact is. [accountnaam 5] zegt vervolgens dat er 'miljoen procent geript' is en dat de transporteur daarvoor verantwoordelijk is. [accountnaam 5] geeft aan dat de transporteur de 'grootste oplichter' is. [accountnaam 1] en [accountnaam 5] zijn van mening dat [accountnaam 1] niet alleen verantwoordelijk moet worden gehouden voor de verdwenen partij verdovende middelen. [accountnaam 5] schrijft dat ' [bijnaam 1] ' en ' [bijnaam 2] ' de transporteur hebben aangedragen en verantwoordelijkheid moeten dragen. Volgens [accountnaam 5] is het beter om vandaag niet af te spreken met mensen die hem verantwoordelijk houden en morgen alles uit te leggen. [accountnaam 1] laat weten dat hij 'eraan gaat’. [10]
Chats tussen [accountnaam 1] en [accountnaam 6]
Uit de chatgesprekken blijkt – samengevat – het volgende.
Op 7 mei 2020 vraagt [accountnaam 6] hoeveel de 'drop' in totaal is. [accountnaam 1] geeft aan dat het in totaal 65 is; 40 en 25.
Op 11 mei 2020 laat [accountnaam 1] weten dat hij veilig de grens over is en op diezelfde dag ook dat er geen contact is met de chauffeur en dat er geen 'drops' hebben plaatsgevonden. De chauffeur is zeer vermoedelijk de grens niet over gegaan.
Op 11 mei 2020 laat [accountnaam 6] weten dat er snel iets moet gebeuren, anders gaat het 'zijn kop kosten'. [accountnaam 6] laat ook weten dat hij zo bezoek krijgt en dat hij bang is dat het hem zijn leven gaat kosten. [11]
Chats tussen [accountnaam 7] en [accountnaam 8]
Uit het chatgesprek blijkt – samengevat – het volgende.
Op 18 mei 2020 vraagt [accountnaam 8] hoe hij [accountnaam 6] kent en hoeveel hij voor de verdovende
middelen heeft betaald. [accountnaam 7] antwoordt dat hij hen niet kent en betrokken werd nadat het verkeerd ging. [accountnaam 7] laat weten dat de drie tussenpersonen de transporteur aan zijn vriend hebben voorgesteld en dat [accountnaam 6] nog nooit heeft samengewerkt met de dief. [accountnaam 7] laat weten dat de 65 kilo blokken verdovende middelen via [accountnaam 1] bij de dief zijn terecht gekomen. [12]
Een van de deelnemers aan de Encrochatgesprekken in dit onderzoek is ook de gebruiker van de accountnaam [accountnaam 10] , genaamd [naam 5] . [naam 5] heeft verklaard dat hij ergens in april/mei 2020 [naam 1] onderdak heeft verleend, omdat die op dat moment gevaar liep. [naam 1] heeft hem toen verteld dat hij verantwoordelijk werd gehouden voor een gestolen partij cocaïne ter grootte van 65 kilogram. Op enig moment had [naam 1] de partij in beheer gekregen en ene [verdachte] zou de partij transporteren. [verdachte] was als transporteur aan [naam 1] voorgesteld door een vriend van [naam 1] . [naam 1] heeft de partij op enig moment daadwerkelijk ter beschikking gesteld aan die [verdachte] . Volgens [naam 1] was het de bedoeling dat de partij naar Engeland zou worden vervoerd. Nadat de partij was overgedragen aan [verdachte] was hij op een gegeven moment niet meer bereikbaar. Toen de partij aan [verdachte] werd overgedragen was hij niet alleen, maar was daar ook een lange Marokkaanse jongen bij. [naam 1] heeft verteld dat, omdat hij [verdachte] als transporteur bij de handel had betrokken, hij door de Nederlandse en Engelse eigenaren verantwoordelijk werd gehouden voor de diefstal van de partij door [verdachte] . Hij kreeg te maken met ernstige bedreigingen en vreesde voor zijn leven. Hij kon alleen uit de problemen komen door de waarde van de partij te betalen of de partij te achterhalen. Omdat [naam 1] bij lange na niet over voldoende geld beschikte, heeft hij geprobeerd om de partij te achterhalen. Hij kreeg hierbij hulp van de eigenaren, maar als het niet zou lukken dan zou hij verantwoordelijk worden gesteld en gestraft worden. [naam 5] begreep van [naam 1] dat [naam 1] in dat geval ten dode zou zijn opgeschreven.
[naam 5] heeft verder verklaard [naam 1] te hebben willen helpen en te hebben willen voorkomen dat hij zou worden geliquideerd. Ergens in de maand mei heeft [naam 5] [naam 1] nog geprobeerd te helpen om in contact te komen met die [verdachte] . Zij hadden bedacht om een tracker onder de auto van de vriendin van [verdachte] te plaatsen, in de hoop dat zij hen naar [verdachte] zou leiden. Omdat [naam 1] gaandeweg steeds meer onder druk werd gezet om de kwestie op te lossen, moest hij verantwoording afleggen aan de eigenaren van de partij.
Op 12 mei 2020 is het [telefoonnummer 1] , in gebruik bij de verdachte, drie keer gebeld door het [telefoonnummer 2] , in gebruik bij [naam 1] , op 14 mei twee keer, op 15 mei twee keer en op 17 mei 2020 nog één keer. Alle keren werd niet opgenomen. [13]
Op 18 mei 2020 heeft een gesprek tussen verbalisanten en de verdachte plaatsgevonden waarin de verdachte heeft gezegd zich bedreigd te voelen en dat hij het ook erg vindt dat zijn familie wordt bedreigd. [14]
Op 20 mei 2020 is door de verdachte aangifte gedaan van gijzeling. Er werden twee verdachten op heterdaad aangehouden. [15]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zo’n 3 à 4 dreigbriefjes thuis heeft ontvangen. Op één van die briefjes stond de tekst “Voorkom onherstelbare schade en breng onze spullen terug Bel of SMS [telefoonnummer 3] laatste kans”. Ook heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij op 14 mei 2020 tot twee keer toe tevergeefs contact heeft gezocht met de telefoon van [naam 1] . Daarnaast heeft hij verklaard dat hij zijn rijbewijs niet uitleent. [16]
Op 8 juni 2020 is in de tuin van [naam 3] , de ex-vrouw van de, een explosief aangetroffen. [17]
Verder bleek uit de vanuit het onderzoek Rosandra20 verstrekte gegevens dat meerdere in dit onderzoek Mezen betrokken gebruikers van Encrochat gesprekken hebben gevoerd over dreigementen aan het adres van de verdachte en zijn familie in de periode van 13 mei 2020 tot en met 12 juni 2020, waaronder het plaatsen van een tracker onder de auto’s van de verdachte en van [naam 3] , het plan om een krans aan de broer van de verdachte te sturen met de tekst ‘gecondoleerd’, het zich in de tuin van [naam 3] bevinden en ook over het ontvoeren van de vrouw van ‘de dief’. [18]
Uit de hierboven weergegeven bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang beschouwd - leidt de rechtbank het navolgende af.
Uit de Encrochats waar [naam 1] aan heeft deelgenomen en ook de Encrochats tussen de andere deelnemers aan die gesprekken in dit onderzoek, blijkt dat op 11 mei 2020 een partij van 65 kilo cocaïne is verdwenen die kort daarvoor door [naam 1] was afgegeven aan [verdachte] . Volgens [naam 1] is hij vervolgens door deze [verdachte] , de transporteur van de cocaïne, geript. [naam 1] was in het bezit van een foto van het rijbewijs van de verdachte, die hij op verzoek van één van de eigenaren van de cocaïne naar diegene heeft verstuurd. De foto heeft [naam 1] (met andere gegevens van onder meer familielieden) ook verstuurd naar de andere betrokken Encrochatgebruikers. [naam 1] is een van de personen die daarna door de twee eigenaren van de cocaïne verantwoordelijk werd gehouden voor de verdwijning van de cocaïne. Hij heeft toen een week de tijd gekregen om het probleem op te lossen. [naam 1] vreesde voor zijn leven.
Uit zowel de Encrochats als de overige bewijsmiddelen volgt ook dat vrijwel direct nadat men erachter kwam dat de partij cocaïne was verdwenen, [naam 1] heeft geprobeerd om contact met de verdachte te krijgen en de cocaïne te achterhalen. In dat verband hebben in de periode van 11 mei 2020 tot en met 12 juni 2020 meerdere (ernstige) bedreigingen jegens de verdachte, zijn familie en [naam 3] plaatsgevonden.
De hierboven uiteengezette gang van zaken in de periode rond de verdwijning van de cocaïne komt geheel overeen met de gedetailleerde verklaring van [naam 5] , die daarmee ook zichzelf heeft belast, hetgeen de verklaring meer geloofwaardig maakt. Deze verklaring is deels uit eigen waarneming en deels
de auditu.Dat de verklaring deels van horen zeggen is, zoals door de raadsman is opgemerkt, betekent niet dat dat deel niet als ondersteunend bewijs kan worden gebezigd.
Uit de chats, die telkens wijzen op hetzelfde aantal kilo’s dat geript zou zijn, de daarmee overeenkomende genoemde straatwaarde, en uit de agressieve handelswijze richting ook de naasten van verdachte, volgt buiten redelijke twijfel dat er daadwerkelijk 65 kilo cocaïne is geweest.
Uit diezelfde chats, het eenduidige aanwijzen van verdachte als degene die 65 kilo zou hebben geript, het voorhanden hebben van een kopie van het rijbewijs van verdachte en het concreet dreigend en agressief handelen naar verdachte en zijn naasten, volgt buiten redelijke twijfel dat verdachte die 65 kilo cocaïne voorhanden heeft gehad.
De lezing van verdachte dat [naam 1] heeft geprobeerd hem de verdwijning van de cocaïne in de schoenen te schuiven om zo zichzelf te ontlasten, doet aan de geloofwaardigheid van het gebezigde bewijs niet af en leidt dan ook niet tot een ander oordeel. Zoals uit bovenstaande volgt heeft [naam 1] geprobeerd de cocaïne op te sporen om deze alsnog aan de eigenaren over te kunnen dragen. Gelet op de situatie waarin hij kennelijk verkeerde, de op het spel staande belangen in de drugswereld en de termijn die hem voor het terugbrengen was gegeven, is dat – wat er verder ook van zij – een logische strategie. Het valselijk beschuldigen van een iemand die er niets mee te maken zou hebben, is, gelet op de mogelijke weerslag bij ontdekking, juist onlogisch.
Ook heeft de verdachte geen verklaring kunnen geven over waarom [naam 1] juist hém ervan heeft beschuldigd de cocaïne te hebben geript en evenmin heeft de verdachte een verklaring kunnen geven over hoe die [naam 1] in het bezit is gekomen van een foto van zijn rijbewijs, terwijl hij dat niet uitleent.
Ten slotte heeft verdachte ook op zitting geen volledige openheid van zaken gegeven, maar heeft hij op een gegeven moment volstaan met een verwijzing naar wat hij al bij de politie had verklaard en antwoorden op concrete vragen over gebeurtenissen rond het volgens hem onterechte verwijt niet willen geven.
De rechtbank acht gelet op het bovenstaande bewezen dat de verdachte met anderen in de periode van 8 tot en met 11 mei 2021 opzettelijk 65 kilo cocaïne aanwezig heeft gehad.
Vrijspraak cumulatief/alternatief ten laste gelegde diefstal
Uit het bovenstaande kan niet volgen dat de verdachte zich (ook) heeft schuldig gemaakt aan diefstal van de partij cocaïne. De cocaïne was hem door of namens de rechthebbende ter beschikking gesteld, zodat hij de cocaïne – hoe illegaal die ook moge zijn – anders dan door misdrijf onder zich had. De verduistering van de cocaïne is hem echter niet ten laste gelegd.
De rechtbank zal de verdachte dan ook van dit deel van het hem onder 1 ten laste gelegde vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2
In de woning van [naam 3] is op 8 juni 2020 48.000 euro briefgeld op zolder aangetroffen. Het geld zat verpakt in een plastic doos in een plastic tas van supermarkt Jumbo en bestond uit 4 bundels van 10.000,- euro en 1 bundel van 8.000,- euro. [19]
De verdachte heeft verklaard dat hij de € 48.000,- bij [naam 3] heeft gelegd omdat er eerder bij hem thuis was ingebroken. [20]
Uit onderzoek 164-STORM is gebleken dat de verdachte in de periode van 01-01-2018 tot en met 31-12-2020 minimaal een contant geldbedrag van € 88.098,51 heeft uitgegeven. Deze contante uitgaven kunnen niet worden verklaard aan de hand van de legale inkomsten die de verdachte ontving.
Naast dit bedrag van € 88.098,51 zijn er nog veel meer contante uitgaven gedaan door hem, waaronder voor zijn vakanties, de brandstof voor voertuigen, overige voertuigkosten, woonkosten en de kosten voor het levensonderhoud.
De legale inkomsten die de verdachte op zijn bankrekening ontving bestonden tot 14-07-2019 uit een WIA uitkering en vanaf 14-07-2019 uit een AOW uitkering. Hij had geen aanvullende pensioenuitkering van een pensioenfonds. In 2020 ontving de verdachte volgens de tabel van de SVB een netto-uitkering van € 1.187,43 per maand. [21]
Naar bestendige jurisprudentie kan witwassen bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de tenlastegelegde voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het ligt op de weg van het Openbaar Ministerie zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid. Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf” is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de tenlastegelegde voorwerpen afkomstig zijn uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is vereist dat vaststaat dat die voorwerpen afkomstig zijn uit enig misdrijf.
Bij toetsing door de rechter dienen daarbij de volgende stappen te worden doorlopen.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien die situatie zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dat voorwerp. Zo een verklaring dient te voldoen aan de vereisten dat zij concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet. Indien het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld en de goederen. Uit de resultaten van dat onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat het bedrag van € 48.000,- van de verdachte was. Dit grote bedrag aan contant geld, verpakt in een plastic doos in een Jumbo tas, bewaarde de verdachte op de zolder van [naam 3] . Het grote contante geldbedrag kan niet worden verklaard uit de legale inkomsten van de verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen deze feiten en omstandigheden een vermoeden van witwassen.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het geldbedrag afkomstig was van een lening van een goede vriend van hem genaamd [naam 6] ter waarde van € 50.000, welk bedrag zich heeft verminderd en vermeerderd door respectievelijk investeringen en winsten uit de handel van de verdachte in sieraden. De verdachte heeft hierbij verwezen naar de zich in het dossier bevindende schriftelijke leenovereenkomst.
Deze door de verdachte afgelegde verklaring over de herkomst van het bedrag acht de rechtbank ongeloofwaardig. De verdachte heeft daarover namelijk wisselend verklaard. Zo zou hij eerst dit bedrag hebben gespaard, daarna in een casino in Belgrado hebben gewonnen, vervolgens zou hij het uit een leenovereenkomst hebben gekregen, waarna hij deze laatste verklaring ter terechtzitting verder handen en voeten heeft gegeven.
Daarbij acht de rechtbank de schriftelijke leenovereenkomst op z’n minst onbetrouwbaar gelet op het tijdstip van de totstandkoming daarvan, de datum van het afsluiten zoals vermeld op die overeenkomst, de gesprekken die de verdachte met die [naam 6] heeft gehad over het opstellen daarvan, over het al terugbetaald zijn van het geld en ook de beweegredenen van die [naam 6] tot het verstrekken van die lening. Eveneens valt op dat het gemak waarmee een dergelijk bedrag zonder zekerheid wordt verstrekt ‘als vriendendienst’ diezelfde vriendendienst wel en alsnog noopte tot het opstellen van overeenkomst. Tot slot acht de rechtbank van belang dat de verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting heeft verklaard dat hij (een gedeelte van) zijn inkomsten van de handel in sieraden en de tussenhandel in auto’s bij de belasting heeft opgegeven, maar de verdachte op geen enkel moment stukken heeft overgelegd waaruit dit blijkt.
Gelet op een en ander acht de rechtbank het onwaarschijnlijk dat het geldbedrag legaal verkregen is.
Bij deze stand van zaken lag het niet op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de door de verdachte gestelde alternatieve herkomst van het geld. Naar het oordeel van de rechtbank kan het derhalve niet anders dan dat het geldbedrag van
€ 48.000 uit enig misdrijf afkomstig is.
Vrijspraak medeplegen
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat er zo nauw en bewust met een ander is samengewerkt dat er sprake is van medeplegen. De rechtbank zal de verdachte van dit onderdeel van het ten laste gelegde vrijspreken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij in de periode van 8 mei 2020 tot en met 11 mei 2020 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 65 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne;
2.
hij op 8 juni 2020 te Waddinxveen van een geldbedrag van 48.000 euro de herkomst
ende vindplaats heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat geldbedrag was, en/of een geldbedrag van 48.000 euro heeft verworven
envoorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat bij vonnis de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest en eventueel, indien dat door de rechtbank nodig wordt geacht, tot een voorwaardelijke straf ter voorkoming van herhaling.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feitenen
de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
De verdachte heeft met anderen een zeer grote hoeveelheid van 65 kilo drugs met een straatwaarde van bijna 2 miljoen euro aanwezig gehad. Hij heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit in het land. Door harddrugs wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd. Tenslotte leiden drugs, direct en indirect, tot vele vormen van ernstige criminaliteit. Zo ook in deze zaak, waarin sprake is geweest van ontvoering en ernstige bedreigingen. Verdachte heeft niet alleen zichzelf in gevaar gebracht, maar ook zijn familie en ex-vrouw. De verdachte heeft hiervoor op dat moment kennelijk geen enkel oog gehad en was slechts uit op eigen financieel gewin.
Daarnaast heeft de verdachte een bedrag van € 48.000,- witgewassen. Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken en daaraan een schijnbaar legale herkomst te verbinden wordt de integriteit van het financieel en economisch verkeer aangetast. Bovendien bevordert het handelen van verdachte het plegen van delicten omdat zonder het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst aan criminele gelden, het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
Feiten als deze brengen bovendien onrust voor de samenleving met zich mee en zijn maatschappelijk gezien onaanvaardbaar.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 1 september 2021. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte in juni 2021 ter zake van het medeplegen van het gewoonte maken van witwassen (na cassatie tegen de beslissing van het gerechtshof in december 2019) onherroepelijk is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf. Hoewel die straf na deze feiten onherroepelijk is geworden, dateert zijn strafwaardig handelen van vóór deze feiten, terwijl ook de waarschuwing die een veroordeling door het gerechtshof had moeten vorm, hem niet weerhouden heeft van het voorhanden hebben van de cocaïne en wederom witwassen.
Ook langer geleden is de verdachte meerdere keren veroordeeld, onder meer ter zake van vermogensdelicten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
In de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting is als uitgangspunt voor het aanwezig hebben van meer dan 20 kilo cocaïne een gevangenisstraf vanaf 36 maanden vermeld. Bij organisatie staat vanaf die hoeveelheid een straf vanaf 48 maanden.
Hoewel de oriëntatiepunten geen lineair verband hebben – dat zou immers bij dergelijke hoeveelheden zeer wel kunnen uitkomen boven het wettelijk strafmaximum – moet geconstateerd worden dat verdachte meer dan het drievoudige van de 20 kilo van bovenste schaal van dit oriëntatiepunt voorhanden heeft gehad. Daarnaast was hij onderdeel in een keten van vervoer en distributie, zodat zijn handelen meer neigt naar ‘organisatie’ dan naar enkel voorhanden hebben.
Dat leidt reeds tot een zeer aanzienlijke gevangenisstraf, terwijl het witwassen van de grote hoeveelheid geld nog tot een verdere verhoging van de straf moet leiden.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De rechtbank acht een gevangenisstraf van 5 jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Voorlopige hechtenis
De officier van justitie heeft gevorderd bij de einduitspraak de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
De raadsman heeft zich hiertegen verzet, aangezien de medische situatie van de verdachte die aanleiding gaf voor het gerechtshof Den Haag om het bevel voorlopige hechtenis te schorsen, onveranderd is.
Het oordeel van de rechtbank
De gronden en ernstige bezwaren, die tot de gevangenhouding van verdachte hebben geleid, zijn nog steeds aanwezig, zo moge ook blijken uit het veroordelend eindvonnis in dezen.
Verder wegen de persoonlijke omstandigheden die aan het verzoek ten grondslag zijn gelegd minder zwaar dan de belangen die verbonden zijn aan de
vrijheidsbeneming van verdachte. Hoewel de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat zijn medische traject nog niet is afgerond, kon hij geen duidelijkheid geven over en geen onderbouwing geven van eventuele data van behandeling. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat toekomstige behandelingen niet vanuit detentie zouden kunnen plaatsvinden.
De rechtbank zal de vordering tot opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis dan ook toewijzen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde golden.
De beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 2:
witwassen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
5 (vijf) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal DHRAA20049 MEZEN met het nummer PL1500-2020164375, van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche, afdeling generieke opsporing, team opsporing, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 434).
2.Proces-verbaal van bevindingen, identificatie [accountnaam 1] , p. 111, en proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] van 12 april 2021, p. 422.
3.Proces-verbaal van bevindingen aanleiding van de incidenten, p. 357-368.
4.Proces-verbaal van bevindingen, encrochats, [verdachte] wordt aangewezen als de dief, p. 70-77.
5.Proces-verbaal van bevindingen aanleiding van de incidenten, p. 360-361.
6.Proces-verbaal van bevindingen, encrochats, [verdachte] wordt aangewezen als de dief, p. 75.
7.Proces-verbaal van bevindingen aanleiding van de incidenten, p. 362-363.
8.Proces-verbaal van bevindingen aanleiding van de incidenten, p. 363-364.
9.Proces-verbaal van bevindingen, encrochats, [verdachte] wordt aangewezen als de dief, p. 77.
10.Proces-verbaal van bevindingen aanleiding van de incidenten, p. 364-365.
11.Proces-verbaal van bevindingen aanleiding van de incidenten, p. 365-366.
12.Proces-verbaal van bevindingen aanleiding van de incidenten, p. 367.
13.Proces-verbaal van bevindingen ID gebruiker 31640931328, p. 104-105.
14.Proces-verbaal van bevindingen, gesprek [verdachte] beschermingsmaatregelen p. 106
15.Proces-verbaal van relaas, p. 11.
16.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
17.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 238.
18.Proces-verbaal van bevindingen, doorlopende dreiging familie [verdachte] , p. 372-416.
19.Proces-verbaal van bevindingen doorzoeking, p. 237 en bijlage inbeslaggenomen goederen, p. 241.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 30.
21.Proces-verbaal van bevindingen contante bedragen, p. 174.