3.3De beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van feit 1
De startinformatie binnen het (onderhavige) onderzoek Mezen is afkomstig uit het opsporingsonderzoek Rosandra20. Dit onderzoek werd gestart naar aanleiding van informatie van Europol dat de verdachte, zijn familie en zijn ex-vriendin in acuut gevaar zouden zijn. Diverse gegevens zijn – met toepassing van artikel 126dd Wetboek van Strafvordering – verstrekt in het onderzoek Mezen. Tussen de verstrekte gegevens bevinden zich de navolgende chats tussen verschillende Encrochat gebruikers die gebruik maken van de volgende accountnamen: [accountnaam 1] (deze accountnaam blijkt te zijn van [naam 1]), [accountnaam 2] , [accountnaam 3] , [accountnaam 4] , [accountnaam 5] , [accountnaam 6]
,[accountnaam 7] , [accountnaam 8] ,en [accountnaam 9].
Chats tussen [accountnaam 1] en [accountnaam 2]
Uit de chatgesprekken blijkt – samengevat – het volgende.
Op 8 mei 2020 spreken [accountnaam 1] en [accountnaam 2] af dat het transport morgen gaat vertrekken en dat 25 kilo naar één iemand gaat en de overige 40 kilo naar iemand anders. Uit de communicatie komt naar voren dat de 25 kilo van [accountnaam 2] is en de 40 kilo voor iemand anders. Uit andere gesprekken komt naar voren dat [accountnaam 3] de vermoedelijke eigenaar is van de overige 40 kilo.
Op 11 mei 2020 om 9:35:05u laat [accountnaam 1] weten dat de transporteur veilig de grens over is. Vervolgens worden tijdstippen, locaties en tokens door [accountnaam 2] aan [accountnaam 1] gestuurd. Op 11 mei 2020 om 22:18:05u laat [accountnaam 1] aan [accountnaam 2] weten dat hij geript is. Daarop vraagt [accountnaam 2] informatie over de transporteur. [accountnaam 1] stuurt hem een foto van het rijbewijs van de verdachte en laat daarbij weten dat dit de man is die de drugs heeft gestolen en dat hij (de rechtbank begrijpt: de verdovende middelen) aan hem (de rechtbank begrijpt: de verdachte) heeft gegeven.
Verder zegt [accountnaam 1] dat hij ook foto's van de transporteur en zijn adres naar [accountnaam 2] gaat sturen en dat hij achter het adres van de familie van de transporteur gaat. [accountnaam 2] zegt dat [accountnaam 1] de vrouw van de transporteur moet grijpen. [accountnaam 1] schrijft dat zij ermee bezig zijn en op zoek zijn naar de familie van de transporteur. [accountnaam 2] zegt dan dat zij hierdoor verwikkeld zijn in een verhaal van twee miljoen euro.
Chats tussen [accountnaam 1] en [accountnaam 9]
Uit het chatgesprek blijkt – samengevat – het volgende.
Op 12 mei 2020 vertelt [accountnaam 1] tegen [accountnaam 9] dat hij is geript voor 65 blokken en hij nu boze Engelsen en [naam 4] achter zich aan heeft. Op de vraag van [accountnaam 9] wie hem geript heeft geeft [accountnaam 1] aan dat dit [verdachte] , 67 jaar, uit [plaats] is. Hij stuurt een foto van het rijbewijs van de verdachte.
Chats tussen [accountnaam 1] en [accountnaam 3]
Uit het chatgesprek blijkt – samengevat – het volgende.
Op 12 mei 2020 laat [accountnaam 3] aan [accountnaam 1] weten dat zij vandaag borg willen ontvangen en in ruil daarvoor [accountnaam 1] één week de tijd zullen geven om het op te lossen. Ook zegt hij dat hij navraag heeft gedaan en dat die man (de rechtbank begrijpt: de verdachte) bekend staat als een zware ripper.
Chats tussen [accountnaam 1] en [accountnaam 4]
Uit de chatgesprekken blijkt – samengevat – het volgende.
Op 11 mei 2020 om 09:35:25u geeft [accountnaam 1] te kennen dat hij veilig de grens over is gegaan. Op diezelfde dag om 23:12:22u laat [accountnaam 4] [accountnaam 1] weten dat hij de vrouw moet gaan halen en ergens moet wegzetten zonder telefoon en met twee man erbij.
Op 10 juni 2020 geeft [accountnaam 1] aan [accountnaam 4] de volgende informatie door: ‘ [verdachte] [adres 1] (dief)’, ‘Broer [naam 2] , adres: ondergedoken. Werkt bij [bedrijf] , momenteel niet aanwezig op het werk’, ‘ [naam 3] , [adres 2] , vriendin dief’.
Chats tussen [accountnaam 1] en [accountnaam 5]
Uit de chatgesprekken blijkt – samengevat – het volgende.
Op 11 mei 2020 vraagt [accountnaam 5] of er contact is, waarop [accountnaam 1] antwoordt dat er geen contact is. [accountnaam 5] zegt vervolgens dat er 'miljoen procent geript' is en dat de transporteur daarvoor verantwoordelijk is. [accountnaam 5] geeft aan dat de transporteur de 'grootste oplichter' is. [accountnaam 1] en [accountnaam 5] zijn van mening dat [accountnaam 1] niet alleen verantwoordelijk moet worden gehouden voor de verdwenen partij verdovende middelen. [accountnaam 5] schrijft dat ' [bijnaam 1] ' en ' [bijnaam 2] ' de transporteur hebben aangedragen en verantwoordelijkheid moeten dragen. Volgens [accountnaam 5] is het beter om vandaag niet af te spreken met mensen die hem verantwoordelijk houden en morgen alles uit te leggen. [accountnaam 1] laat weten dat hij 'eraan gaat’.
Chats tussen [accountnaam 1] en [accountnaam 6]
Uit de chatgesprekken blijkt – samengevat – het volgende.
Op 7 mei 2020 vraagt [accountnaam 6] hoeveel de 'drop' in totaal is. [accountnaam 1] geeft aan dat het in totaal 65 is; 40 en 25.
Op 11 mei 2020 laat [accountnaam 1] weten dat hij veilig de grens over is en op diezelfde dag ook dat er geen contact is met de chauffeur en dat er geen 'drops' hebben plaatsgevonden. De chauffeur is zeer vermoedelijk de grens niet over gegaan.
Op 11 mei 2020 laat [accountnaam 6] weten dat er snel iets moet gebeuren, anders gaat het 'zijn kop kosten'. [accountnaam 6] laat ook weten dat hij zo bezoek krijgt en dat hij bang is dat het hem zijn leven gaat kosten.
Chats tussen [accountnaam 7] en [accountnaam 8]
Uit het chatgesprek blijkt – samengevat – het volgende.
Op 18 mei 2020 vraagt [accountnaam 8] hoe hij [accountnaam 6] kent en hoeveel hij voor de verdovende
middelen heeft betaald. [accountnaam 7] antwoordt dat hij hen niet kent en betrokken werd nadat het verkeerd ging. [accountnaam 7] laat weten dat de drie tussenpersonen de transporteur aan zijn vriend hebben voorgesteld en dat [accountnaam 6] nog nooit heeft samengewerkt met de dief. [accountnaam 7] laat weten dat de 65 kilo blokken verdovende middelen via [accountnaam 1] bij de dief zijn terecht gekomen.
Een van de deelnemers aan de Encrochatgesprekken in dit onderzoek is ook de gebruiker van de accountnaam [accountnaam 10] , genaamd [naam 5] . [naam 5] heeft verklaard dat hij ergens in april/mei 2020 [naam 1] onderdak heeft verleend, omdat die op dat moment gevaar liep. [naam 1] heeft hem toen verteld dat hij verantwoordelijk werd gehouden voor een gestolen partij cocaïne ter grootte van 65 kilogram. Op enig moment had [naam 1] de partij in beheer gekregen en ene [verdachte] zou de partij transporteren. [verdachte] was als transporteur aan [naam 1] voorgesteld door een vriend van [naam 1] . [naam 1] heeft de partij op enig moment daadwerkelijk ter beschikking gesteld aan die [verdachte] . Volgens [naam 1] was het de bedoeling dat de partij naar Engeland zou worden vervoerd. Nadat de partij was overgedragen aan [verdachte] was hij op een gegeven moment niet meer bereikbaar. Toen de partij aan [verdachte] werd overgedragen was hij niet alleen, maar was daar ook een lange Marokkaanse jongen bij. [naam 1] heeft verteld dat, omdat hij [verdachte] als transporteur bij de handel had betrokken, hij door de Nederlandse en Engelse eigenaren verantwoordelijk werd gehouden voor de diefstal van de partij door [verdachte] . Hij kreeg te maken met ernstige bedreigingen en vreesde voor zijn leven. Hij kon alleen uit de problemen komen door de waarde van de partij te betalen of de partij te achterhalen. Omdat [naam 1] bij lange na niet over voldoende geld beschikte, heeft hij geprobeerd om de partij te achterhalen. Hij kreeg hierbij hulp van de eigenaren, maar als het niet zou lukken dan zou hij verantwoordelijk worden gesteld en gestraft worden. [naam 5] begreep van [naam 1] dat [naam 1] in dat geval ten dode zou zijn opgeschreven.
[naam 5] heeft verder verklaard [naam 1] te hebben willen helpen en te hebben willen voorkomen dat hij zou worden geliquideerd. Ergens in de maand mei heeft [naam 5] [naam 1] nog geprobeerd te helpen om in contact te komen met die [verdachte] . Zij hadden bedacht om een tracker onder de auto van de vriendin van [verdachte] te plaatsen, in de hoop dat zij hen naar [verdachte] zou leiden. Omdat [naam 1] gaandeweg steeds meer onder druk werd gezet om de kwestie op te lossen, moest hij verantwoording afleggen aan de eigenaren van de partij.
Op 12 mei 2020 is het [telefoonnummer 1] , in gebruik bij de verdachte, drie keer gebeld door het [telefoonnummer 2] , in gebruik bij [naam 1] , op 14 mei twee keer, op 15 mei twee keer en op 17 mei 2020 nog één keer. Alle keren werd niet opgenomen.
Op 18 mei 2020 heeft een gesprek tussen verbalisanten en de verdachte plaatsgevonden waarin de verdachte heeft gezegd zich bedreigd te voelen en dat hij het ook erg vindt dat zijn familie wordt bedreigd.
Op 20 mei 2020 is door de verdachte aangifte gedaan van gijzeling. Er werden twee verdachten op heterdaad aangehouden.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zo’n 3 à 4 dreigbriefjes thuis heeft ontvangen. Op één van die briefjes stond de tekst “Voorkom onherstelbare schade en breng onze spullen terug Bel of SMS [telefoonnummer 3] laatste kans”. Ook heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij op 14 mei 2020 tot twee keer toe tevergeefs contact heeft gezocht met de telefoon van [naam 1] . Daarnaast heeft hij verklaard dat hij zijn rijbewijs niet uitleent.
Op 8 juni 2020 is in de tuin van [naam 3] , de ex-vrouw van de, een explosief aangetroffen.
Verder bleek uit de vanuit het onderzoek Rosandra20 verstrekte gegevens dat meerdere in dit onderzoek Mezen betrokken gebruikers van Encrochat gesprekken hebben gevoerd over dreigementen aan het adres van de verdachte en zijn familie in de periode van 13 mei 2020 tot en met 12 juni 2020, waaronder het plaatsen van een tracker onder de auto’s van de verdachte en van [naam 3] , het plan om een krans aan de broer van de verdachte te sturen met de tekst ‘gecondoleerd’, het zich in de tuin van [naam 3] bevinden en ook over het ontvoeren van de vrouw van ‘de dief’.
Uit de hierboven weergegeven bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang beschouwd - leidt de rechtbank het navolgende af.
Uit de Encrochats waar [naam 1] aan heeft deelgenomen en ook de Encrochats tussen de andere deelnemers aan die gesprekken in dit onderzoek, blijkt dat op 11 mei 2020 een partij van 65 kilo cocaïne is verdwenen die kort daarvoor door [naam 1] was afgegeven aan [verdachte] . Volgens [naam 1] is hij vervolgens door deze [verdachte] , de transporteur van de cocaïne, geript. [naam 1] was in het bezit van een foto van het rijbewijs van de verdachte, die hij op verzoek van één van de eigenaren van de cocaïne naar diegene heeft verstuurd. De foto heeft [naam 1] (met andere gegevens van onder meer familielieden) ook verstuurd naar de andere betrokken Encrochatgebruikers. [naam 1] is een van de personen die daarna door de twee eigenaren van de cocaïne verantwoordelijk werd gehouden voor de verdwijning van de cocaïne. Hij heeft toen een week de tijd gekregen om het probleem op te lossen. [naam 1] vreesde voor zijn leven.
Uit zowel de Encrochats als de overige bewijsmiddelen volgt ook dat vrijwel direct nadat men erachter kwam dat de partij cocaïne was verdwenen, [naam 1] heeft geprobeerd om contact met de verdachte te krijgen en de cocaïne te achterhalen. In dat verband hebben in de periode van 11 mei 2020 tot en met 12 juni 2020 meerdere (ernstige) bedreigingen jegens de verdachte, zijn familie en [naam 3] plaatsgevonden.
De hierboven uiteengezette gang van zaken in de periode rond de verdwijning van de cocaïne komt geheel overeen met de gedetailleerde verklaring van [naam 5] , die daarmee ook zichzelf heeft belast, hetgeen de verklaring meer geloofwaardig maakt. Deze verklaring is deels uit eigen waarneming en deels
de auditu.Dat de verklaring deels van horen zeggen is, zoals door de raadsman is opgemerkt, betekent niet dat dat deel niet als ondersteunend bewijs kan worden gebezigd.
Uit de chats, die telkens wijzen op hetzelfde aantal kilo’s dat geript zou zijn, de daarmee overeenkomende genoemde straatwaarde, en uit de agressieve handelswijze richting ook de naasten van verdachte, volgt buiten redelijke twijfel dat er daadwerkelijk 65 kilo cocaïne is geweest.
Uit diezelfde chats, het eenduidige aanwijzen van verdachte als degene die 65 kilo zou hebben geript, het voorhanden hebben van een kopie van het rijbewijs van verdachte en het concreet dreigend en agressief handelen naar verdachte en zijn naasten, volgt buiten redelijke twijfel dat verdachte die 65 kilo cocaïne voorhanden heeft gehad.
De lezing van verdachte dat [naam 1] heeft geprobeerd hem de verdwijning van de cocaïne in de schoenen te schuiven om zo zichzelf te ontlasten, doet aan de geloofwaardigheid van het gebezigde bewijs niet af en leidt dan ook niet tot een ander oordeel. Zoals uit bovenstaande volgt heeft [naam 1] geprobeerd de cocaïne op te sporen om deze alsnog aan de eigenaren over te kunnen dragen. Gelet op de situatie waarin hij kennelijk verkeerde, de op het spel staande belangen in de drugswereld en de termijn die hem voor het terugbrengen was gegeven, is dat – wat er verder ook van zij – een logische strategie. Het valselijk beschuldigen van een iemand die er niets mee te maken zou hebben, is, gelet op de mogelijke weerslag bij ontdekking, juist onlogisch.
Ook heeft de verdachte geen verklaring kunnen geven over waarom [naam 1] juist hém ervan heeft beschuldigd de cocaïne te hebben geript en evenmin heeft de verdachte een verklaring kunnen geven over hoe die [naam 1] in het bezit is gekomen van een foto van zijn rijbewijs, terwijl hij dat niet uitleent.
Ten slotte heeft verdachte ook op zitting geen volledige openheid van zaken gegeven, maar heeft hij op een gegeven moment volstaan met een verwijzing naar wat hij al bij de politie had verklaard en antwoorden op concrete vragen over gebeurtenissen rond het volgens hem onterechte verwijt niet willen geven.
De rechtbank acht gelet op het bovenstaande bewezen dat de verdachte met anderen in de periode van 8 tot en met 11 mei 2021 opzettelijk 65 kilo cocaïne aanwezig heeft gehad.
Vrijspraak cumulatief/alternatief ten laste gelegde diefstal
Uit het bovenstaande kan niet volgen dat de verdachte zich (ook) heeft schuldig gemaakt aan diefstal van de partij cocaïne. De cocaïne was hem door of namens de rechthebbende ter beschikking gesteld, zodat hij de cocaïne – hoe illegaal die ook moge zijn – anders dan door misdrijf onder zich had. De verduistering van de cocaïne is hem echter niet ten laste gelegd.
De rechtbank zal de verdachte dan ook van dit deel van het hem onder 1 ten laste gelegde vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2
In de woning van [naam 3] is op 8 juni 2020 48.000 euro briefgeld op zolder aangetroffen. Het geld zat verpakt in een plastic doos in een plastic tas van supermarkt Jumbo en bestond uit 4 bundels van 10.000,- euro en 1 bundel van 8.000,- euro.
De verdachte heeft verklaard dat hij de € 48.000,- bij [naam 3] heeft gelegd omdat er eerder bij hem thuis was ingebroken.
Uit onderzoek 164-STORM is gebleken dat de verdachte in de periode van 01-01-2018 tot en met 31-12-2020 minimaal een contant geldbedrag van € 88.098,51 heeft uitgegeven. Deze contante uitgaven kunnen niet worden verklaard aan de hand van de legale inkomsten die de verdachte ontving.
Naast dit bedrag van € 88.098,51 zijn er nog veel meer contante uitgaven gedaan door hem, waaronder voor zijn vakanties, de brandstof voor voertuigen, overige voertuigkosten, woonkosten en de kosten voor het levensonderhoud.
De legale inkomsten die de verdachte op zijn bankrekening ontving bestonden tot 14-07-2019 uit een WIA uitkering en vanaf 14-07-2019 uit een AOW uitkering. Hij had geen aanvullende pensioenuitkering van een pensioenfonds. In 2020 ontving de verdachte volgens de tabel van de SVB een netto-uitkering van € 1.187,43 per maand.
Naar bestendige jurisprudentie kan witwassen bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de tenlastegelegde voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het ligt op de weg van het Openbaar Ministerie zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid. Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf” is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de tenlastegelegde voorwerpen afkomstig zijn uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is vereist dat vaststaat dat die voorwerpen afkomstig zijn uit enig misdrijf.
Bij toetsing door de rechter dienen daarbij de volgende stappen te worden doorlopen.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien die situatie zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dat voorwerp. Zo een verklaring dient te voldoen aan de vereisten dat zij concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet. Indien het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld en de goederen. Uit de resultaten van dat onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat het bedrag van € 48.000,- van de verdachte was. Dit grote bedrag aan contant geld, verpakt in een plastic doos in een Jumbo tas, bewaarde de verdachte op de zolder van [naam 3] . Het grote contante geldbedrag kan niet worden verklaard uit de legale inkomsten van de verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen deze feiten en omstandigheden een vermoeden van witwassen.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het geldbedrag afkomstig was van een lening van een goede vriend van hem genaamd [naam 6] ter waarde van € 50.000, welk bedrag zich heeft verminderd en vermeerderd door respectievelijk investeringen en winsten uit de handel van de verdachte in sieraden. De verdachte heeft hierbij verwezen naar de zich in het dossier bevindende schriftelijke leenovereenkomst.
Deze door de verdachte afgelegde verklaring over de herkomst van het bedrag acht de rechtbank ongeloofwaardig. De verdachte heeft daarover namelijk wisselend verklaard. Zo zou hij eerst dit bedrag hebben gespaard, daarna in een casino in Belgrado hebben gewonnen, vervolgens zou hij het uit een leenovereenkomst hebben gekregen, waarna hij deze laatste verklaring ter terechtzitting verder handen en voeten heeft gegeven.
Daarbij acht de rechtbank de schriftelijke leenovereenkomst op z’n minst onbetrouwbaar gelet op het tijdstip van de totstandkoming daarvan, de datum van het afsluiten zoals vermeld op die overeenkomst, de gesprekken die de verdachte met die [naam 6] heeft gehad over het opstellen daarvan, over het al terugbetaald zijn van het geld en ook de beweegredenen van die [naam 6] tot het verstrekken van die lening. Eveneens valt op dat het gemak waarmee een dergelijk bedrag zonder zekerheid wordt verstrekt ‘als vriendendienst’ diezelfde vriendendienst wel en alsnog noopte tot het opstellen van overeenkomst. Tot slot acht de rechtbank van belang dat de verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting heeft verklaard dat hij (een gedeelte van) zijn inkomsten van de handel in sieraden en de tussenhandel in auto’s bij de belasting heeft opgegeven, maar de verdachte op geen enkel moment stukken heeft overgelegd waaruit dit blijkt.
Gelet op een en ander acht de rechtbank het onwaarschijnlijk dat het geldbedrag legaal verkregen is.
Bij deze stand van zaken lag het niet op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de door de verdachte gestelde alternatieve herkomst van het geld. Naar het oordeel van de rechtbank kan het derhalve niet anders dan dat het geldbedrag van
€ 48.000 uit enig misdrijf afkomstig is.
Vrijspraak medeplegen
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat er zo nauw en bewust met een ander is samengewerkt dat er sprake is van medeplegen. De rechtbank zal de verdachte van dit onderdeel van het ten laste gelegde vrijspreken.