ECLI:NL:RBDHA:2021:11109

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 september 2021
Publicatiedatum
12 oktober 2021
Zaaknummer
SGR 20/3919
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor dakterras met zonwering in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een pergola op een dakterras. Eiser, vertegenwoordigd door [B.V.] B.V., had een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning, maar deze werd door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag geweigerd. De weigering was gebaseerd op negatief advies van de welstandscommissie en stedenbouwkundige overwegingen. Eiser heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat de belangenafweging door verweerder onvoldoende was en dat het besluit niet goed gemotiveerd was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de constructie van de zonwering, die zichtbaar is vanaf de openbare weg, in strijd is met het bestemmingsplan. De bouwhoogte van de constructie overschrijdt de maximaal toegestane hoogte van 17 meter met 1,5 meter. Verweerder heeft in zijn besluit aangegeven dat het toestaan van de afwijking een precedent zou scheppen en dat de stedenbouwkundige belangen zwaarder wegen dan de belangen van eiser. De rechtbank oordeelde dat verweerder in redelijkheid kon weigeren om medewerking te verlenen aan de afwijkingsprocedure, en dat de weigering om de omgevingsvergunning te verlenen terecht was.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/3919

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 september 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats 3] , eiser,

(gemachtigde: mr. drs. R.T.M. Lagerweij),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Gündüz-Bouchotrouch).

Procesverloop

Bij besluit van 2 augustus 2019 (primair besluit) heeft verweerder eiser een omgevingsvergunning geweigerd voor het plaatsen van een pergola op het dakterras van het appartement aan de [adres] [huisnummer 1] te [plaats]
Bij besluit van 18 mei 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij brief van 12 maart 2021 heeft eiser een vraagstelling van de rechtbank beantwoord. Hierna heeft verweerder bij brief van 6 juli 2021 een verweerschrift ingediend en een vraagstelling van de rechtbank beantwoord.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.1.
Op 27 juni 2019 is door [B.V.] B.V. namens eiser een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het plaatsen van een pergola op het dakterras van het appartement aan de [adres] [huisnummer 1] te [plaats] . Bij het primaire besluit heeft verweerder de omgevingsvergunning geweigerd op de grond dat over het bouwplan uit het oogpunt van zowel welstand als stedenbouwkundig negatief is geadviseerd. Nadat eiser het bouwplan heeft gewijzigd, waarbij een van de twee bij het eerdere negatief welstandsadvies gegeven oplossingen is gevolgd, heeft de welstandscommissie op 18 december 2019 een positief advies over het bouwplan uitgebracht.
1.2.
Vervolgens heeft de Adviescommissie bezwaarschriften (Adviescommissie) geadviseerd om het bezwaar gegrond te verklaren en het primaire besluit te herroepen. In dit advies heeft de Adviescommissie overwogen dat uit het welstandsadvies en het stedenbouwkundig advies respectievelijk de architectonische en de stedenbouwkundige aspecten niet duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn, zodat het primaire besluit onvoldoende is gemotiveerd. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het advies van de Adviescommissie niet gevolgd. In zoverre is verweerder contrair gegaan en bij het bestreden besluit het bezwaarschrift ongegrond verklaard.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder gesteld dat de overkappingsconstructie op het dakterras ten behoeve van een uitschuifbare zonwering een constructie is die zichtbaar is vanaf de openbare weg. Volgens verweerder is voor het realiseren van die constructie een omgevingsvergunning vereist. De maatvoering van deze constructie is namelijk in strijd met het bestemmingsplan. De ter plaatse toegestane maximale bouwhoogte van 17 meter wordt met 1,5 meter overschreden. Weliswaar valt die afwijking binnen de binnenplanse afwijkingsmogelijkheden van het bestemmingsplan, maar verweerder is niet bereid om medewerking te verlenen aan deze afwijking. Mede onder verwijzing naar zijn gemeentelijk beleid heeft verweerder het belang van eiser, te weten om met het bouwplan de gebruiksmogelijkheden van het dakterras bij overvloedige zonneschijn te behouden en te vergroten, afgewogen tegen de stedenbouwkundige belangen en geconcludeerd dat deze belangen zwaarder wegen dan het individuele belang van eiser. Medewerking verlenen aan de bedoelde afwijking zal een precedent scheppen, aldus verweerder.
3. In beroep heeft eiser aangevoerd dat het bestreden besluit op een onvoldoende belangenafweging berust en dit besluit onvoldoende is gemotiveerd. De weigering van verweerder om geen medewerking te verlenen aan het bouwplan berust alleen op het stedenbouwkundig negatief advies dat het bouwplan vanaf de openbare weg goed zichtbaar is. Dit argument heeft naar de mening van eiser betrekking op het uiterlijk van het bouwplan, zodat de stedenbouwkundige adviseur het werk van de welstandscommissie over heeft gedaan. Niet is gemotiveerd waarom geen medewerking aan de afwijking kan worden verleend. Het beroep van verweerder op het gemeentelijk beleid kan volgens eiser niet worden gevolgd, omdat het bestemmingsplan voorziet in een afwijkingsbevoegdheid.
4. Bij brief van 6 juli 2021 heeft verweerder een nadere toelichting op zijn standpunt gegeven.
5.1.
Het bouwplan voorziet in het plaatsen van een constructie op het dakterras bestaande uit een doek die aan de achtergevel van het appartement zal worden bevestigd. Het doek is een schuifbare doek dat kan worden uitgeklapt. Daarnaast worden aluminium buizen geplaatst waaraan het doek kan worden gespannen. In volledig uitgeklapte vorm overdekt het doek ongeveer ¾ van het dakterras. Eiser heeft bij brief van 12 maart 2021 toegelicht dat het doek alleen bij extreem warm weer zal worden uitgerold en daarom voor 90% van de het jaar is opgerold en niet zichtbaar zal zijn.
5.2.
Vastgesteld wordt dat het bouwwerk een zelfstandige constructie van aluminium staanders is, waarover heen een schuifbare doek kan worden uitgeklapt. Niet in geschil is dat voor het bouwplan een omgevingsvergunning is vereist.
6. In artikel 2.10, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is bepaald dat een aanvraag om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, alleen mag en moet worden geweigerd indien sprake is van een van de daar gegeven weigeringsgronden. Ingevolge het bepaalde onder c dient de omgevingsvergunning te worden geweigerd indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.
7.
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Houtrust”. Het betrokken perceel heeft de bestemming “Wonen-1”. Niet in geschil is dat het bouwplan de maximaal toegestane bouwhoogte van 17 meter ingevolge artikel 10.2.1, lid c, van de planregels overschrijdt. Het bouwplan heeft een bouwhoogte van 18,5 meter waardoor de bouwhoogte met 1,5 meter wordt overschreden. Dus doet zich strijd voor met artikel 10.2.1., lid c, van de planregels. Het bouwplan is daarom in strijd met het bestemmingsplan. Op grond van artikel 18, lid a, aanhef en sub 1, van de planregels in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1o, van de Wabo is verweerder bevoegd van het bestemmingsplan af te wijken.
8.1.
Verweerder is echter niet bereid van het bestemmingsplan af te wijken.
In het verweerschrift heeft verweerder nader toegelicht dat met het realiseren van het bouwplan er sprake is van een constructie die een vergelijkbare impact heeft op het straatbeeld als een dakopbouw. Dit acht verweerder vanuit stedenbouwkundig en ruimtelijk oogpunt gezien niet wenselijk ondanks dat het doek veelal in ruststand zal zijn. De constructie, het frame, waarover het doek zal worden geplaatst zal niet in ruststand zijn en daardoor een behoorlijke ruimtelijke impact geven op het straatbeeld. Het toestaan van de overschrijding van de bouwhoogte zou onder meer het bouwvolume te veel aantasten. Het bouwplan zorgt voor een storende zichtbaarheid van het dakterras vanaf de straat. Dit is een aantasting van de stedenbouwkundige ensemblewaarde.
8.2.
Voorts hecht verweerder eraan dat het hier om een vrij nieuw gebouw gaat en daarom behoud van het oorspronkelijk ontwerp van belang acht. Het gebouw bevindt zich aan een omvangrijke openbare ruimte waardoor de constructie vanuit meerdere punten zichtbaar is. Het bestaande dakterras is bij die context van het gebouw meegenomen. De hoogte van de afscheiding is beperkt gehouden en er is gezorgd voor voldoende teruglegging. Deze combinatie zorgt ervoor dat de aanwezigheid van het dakterras niet waarneembaar is vanuit de openbare ruimte. Het onderhavige bouwplan gaat daar tegen in en zal vanuit de openbare ruimte duidelijk zichtbaar zijn. Daarom is het uit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk om af te wijken van het bestemmingsplan, welke afwijking een ongewenst precedent zou kunnen scheppen. Weliswaar bevindt zich op het perceel [adres] [huisnummer 2] een pergola, maar verweerder heeft in het verweerschrift toegelicht dat uit nader onderzoek is gebleken dat deze pergola illegaal is gebouwd. Hieraan kunnen daarom geen rechten worden ontleend.
8.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in redelijkheid kunnen weigeren medewerking te verlenen aan bedoelde afwijkingsprocedure. Hieraan doet niet af de omstandigheid dat het doek voor 90% van de tijd van het jaar is opgerold. Een bouwwerk dient immers in zijn volle omvang te worden bezien, zoals ook volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 mei 2006 (ECLI:NL:RVS:2006:AW7349). Het bouwwerk dient daarom met de zonwering in uitgeklapte toestand te worden beoordeeld.
8.4.
Mede gelet op het verweerschrift heeft verweerder toereikend toegelicht dat bij de stedenbouwkundige toets en welstandstoets duidelijk te onderscheiden afwegingskaders zijn gemaakt. Uit het oogpunt van welstand is getoetst aan de Welstandsnota en stedenbouwkundig is getoetst aan het planologisch regime, zoals onder r.o. 8.1. en 8.2. opgenomen. Het standpunt van eiser dat de stedenbouwkundige adviseur het werk van de welstandscommissie over heeft gedaan, kan daarom niet worden gedeeld.
8.5.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat verweerder de aangevraagde omgevingsvergunning wegens strijd met artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo kon weigeren.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van
J.M. Lo-A-Njoe, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 september 2021 .
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.