ECLI:NL:RBDHA:2021:11117

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.11093
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 september 2021 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van de asielaanvraag van eiser, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder is aangemerkt. Eiser had op 9 juli 2021 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De gemachtigde van de staatssecretaris heeft de zaak vertegenwoordigd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken, zoals blijkt uit een bericht van de staatssecretaris van 6 september 2021. De gemachtigde van eiser heeft op 21 september 2021 aangegeven dat hij sinds 16 juli 2021 geen contact meer heeft gehad met eiser en niet weet waar hij verblijft. De rechtbank heeft op basis van vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State geconcludeerd dat wanneer een vreemdeling die asiel heeft aangevraagd Nederland verlaat zonder zijn verblijfplaats te melden, er vanuit moet worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht.

Aangezien eiser geen recent contact heeft gehad met zijn gemachtigde en er geen aanwijzingen zijn dat hij nog steeds asiel in Nederland wenst, heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser geen belang meer heeft bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Daarom is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenverdeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.11093
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

[nummer]
(gemachtigde: mr. J.W.F. Noot),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

Procesverloop

Bij besluit van 9 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.11094, op 30 september 2021 op zitting behandeld. Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Bij bericht van 6 september 2021 heeft verweerder laten weten dat eiser met onbekende bestemming (MOB) is vertrokken. Bij bericht van 21 september 2021 heeft de gemachtigde van eiser desgevraagd meegedeeld dat hij eiser op 16 juli 2021 voor het laatst heeft gesproken en momenteel niet weet waar eiser verblijft.
2. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State [2] volgt dat indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd en met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit dient te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact onderhoudt met zijn gemachtigde.
3. Gelet op het bericht van gemachtigde van eiser van 21 september 2021 waarin hij heeft laten weten dat hij met eiser geen recent contact meer heeft gehad, neemt de rechtbank aan dat eiser niet langer prijs stelt op asiel in Nederland, zodat hij geen belang meer heeft bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
4. Nu het procesbelang is te komen ontvallen, is het beroep niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenverdeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 september 2021 door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.