In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over het uitstel van vertrek van een eiser met de Marokkaanse nationaliteit. Eiser had in augustus 2020 een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op basis van zijn klinische opname in het Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht. In het primaire besluit werd hem uitstel van vertrek verleend voor de duur van zijn opname, maar in het bestreden besluit van 13 oktober 2020 verklaarde de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid het bezwaar van eiser ongegrond. Eiser was van mening dat de ingangsdatum van het uitstel van vertrek eerder had moeten zijn dan 12 augustus 2020, en dat het Bureau Medische Advisering (BMA) ten onrechte niet was geraadpleegd.
De rechtbank heeft de zaak op 2 augustus 2021 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had besloten om het BMA niet te raadplegen, aangezien de wetgeving dit toestaat in gevallen van klinische opname. De rechtbank concludeerde dat de ingangsdatum van het uitstel van vertrek correct was vastgesteld op 12 augustus 2020, omdat pas op dat moment alle relevante bewijsmiddelen waren ingediend. Eiser's argumenten over de schending van de hoorplicht en het vermeende 'détournement de pouvoir' werden door de rechtbank verworpen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 10 september 2021, en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.