ECLI:NL:RBDHA:2021:11142

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
AWB 20/8312
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitstel van vertrek in het kader van klinische opname en de rol van het Bureau Medische Advisering

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over het uitstel van vertrek van een eiser met de Marokkaanse nationaliteit. Eiser had in augustus 2020 een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op basis van zijn klinische opname in het Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht. In het primaire besluit werd hem uitstel van vertrek verleend voor de duur van zijn opname, maar in het bestreden besluit van 13 oktober 2020 verklaarde de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid het bezwaar van eiser ongegrond. Eiser was van mening dat de ingangsdatum van het uitstel van vertrek eerder had moeten zijn dan 12 augustus 2020, en dat het Bureau Medische Advisering (BMA) ten onrechte niet was geraadpleegd.

De rechtbank heeft de zaak op 2 augustus 2021 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had besloten om het BMA niet te raadplegen, aangezien de wetgeving dit toestaat in gevallen van klinische opname. De rechtbank concludeerde dat de ingangsdatum van het uitstel van vertrek correct was vastgesteld op 12 augustus 2020, omdat pas op dat moment alle relevante bewijsmiddelen waren ingediend. Eiser's argumenten over de schending van de hoorplicht en het vermeende 'détournement de pouvoir' werden door de rechtbank verworpen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 10 september 2021, en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/8312

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 september 2021 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H. van der Heide-Boertien),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Stelpstra).

Procesverloop

In het besluit van 26 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten dat eiser in aanmerking komt voor uitstel van vertrek als bedoeld in artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) voor de duur van zijn opname in het Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht (CTP Veldzicht).
In het besluit van 13 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 2 augustus 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1972 en heeft de Marokkaanse nationaliteit.
2. In het primaire besluit heeft verweerder aan eiser uitstel van vertrek verleend voor de duur van zijn opname in CTP Veldzicht. In het geval van een klinische opname kan verweerder namelijk een besluit nemen zonder een advies bij het Bureau Medische Advisering (BMA) op te vragen. Dat heeft verweerder daarom ook niet gedaan.
2.1.
In het bestreden besluit handhaaft verweerder het standpunt dat afgezien kon worden van het raadplegen van het BMA. Eiser kan een nieuwe aanvraag indienen als hij van mening is dat hij in aanmerking komt voor uitstel van vertrek vanwege zijn voortgezette behandeling bij het Leger des Heils. De klinische opname in CTP Veldzicht is geëindigd, waarmee ook het uitstel van vertrek is geëindigd. Volgens verweerder hoefde geen uitstel van vertrek verleend te worden voor de voortgezette behandeling. Ook niet op grond van het vertrouwensbeginsel.
Wat vinden eiser en verweerder in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Verweerder gaat ten onrechte uit van een klinische opname vanaf 12 augustus 2020, terwijl dit vanaf 11 februari 2020 moet zijn. Verder is het onbegrijpelijk dat het BMA niet is geraadpleegd. Ofwel verweerder moet erkennen dat sprake is van een klinische opname vanaf een eerdere datum, ofwel verweerder moet het BMA raadplegen. Uit de verklaring van CTP Veldzicht van 23 juni 2020 blijkt dat het behandelplafond was bereikt. Door een bezwaarmedewerker van de IND is gezegd dat dat betekende dat vanaf dat moment geen sprake meer was van een klinische opname. In het primaire besluit is verweerder echter toch nog wel uitgegaan van een klinische opname, waardoor sprake is van ‘détournement de pouvoir’. Verweerders besluitvorming heeft tot gevolg dat eiser twee weken na zijn vertrek uit CTP Veldzicht geen uitstel van vertrek meer had en opnieuw alle informatie van zijn behandelaars moest verzamelen. Verder had verweerder eiser moeten horen in bezwaar.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat terecht vanaf 12 augustus 2020 uitstel van vertrek is verleend omdat eiser toen pas een opnameverklaring heeft overgelegd die aan alle vereisten voldeed. Daarbij is duidelijk met de gemachtigde van eiser gecommuniceerd en meerdere malen herstelverzuim geboden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Paragraaf A3/7.3.1. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), bepaalt dat de IND uitstel van vertrek verleent op grond van artikel 64 Vw met als ingangsdatum de datum van de aanvraag om uitstel van vertrek door de vreemdeling.
Uitzondering hierop is de situatie dat:
- de vreemdeling de voor de aanvraag relevante bewijsmiddelen na het indienen van de aanvraag heeft aangeleverd. Dan geldt als ingangsdatum de datum, waarop de vreemdeling zijn aanvraag compleet heeft gemaakt; […].
5.1.
Paragraaf A3/7.3.2.8. van de Vc bepaalt dat de IND uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw kan verlenen zonder hiervoor medisch advies aan het BMA te vragen. De vreemdeling moet hiervoor een opnameverklaring van het ziekenhuis overleggen, die niet ouder mag zijn dan twee weken.
De IND verleent uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw zonder BMA-advies als:
  • de vreemdeling klinisch is opgenomen;
  • de vreemdeling een actieve medische behandeling ondergaat die niet buiten de kliniek mogelijk is;
  • in dit verband niet in staat is om te reizen. […]
6. De rechtbank acht het beleid van verweerder dat de ingangsdatum van het verleende uitstel van vertrek de datum is waarop de vreemdeling alle relevante bewijsmiddelen heeft ingediend – en in die zin de aanvraag heeft compleet heeft gemaakt – niet kennelijk onredelijk. Nu pas op 12 augustus 2020 een opnameverklaring bij verweerder is binnengekomen die aan alle vereisten voldoet, heeft verweerder dan ook terecht en op goede gronden vanaf 12 augustus 2020 uitstel van vertrek verleend. Toen waren immers pas alle bewijsmiddelen binnen en kon verweerder een besluit te nemen.
6.1.
Het betoog dat sprake is van ‘détournement de pouvoir’ slaagt niet. Uit de opnameverklaring van CTP Veldzicht van 6 augustus 2020 blijkt dat eiser is opgenomen in een van de gesloten afdelingen van CTP Veldzicht. Daarmee wordt voldaan aan de vereisten van paragraaf A3/7.3.2.8 van de Vc. Verweerder mocht daarom uitstel van vertrek aan eiser verlenen, zonder het BMA te raadplegen voor een medisch advies. Dat het behandelplafond bij CTP Veldzicht was bereikt betekent niet dat verweerder geen uitstel van vertrek kon verlenen op grond van de opnameverklaring van 6 augustus 2020. Uit die opnameverklaring blijkt immers dat eiser nog steeds klinisch opgenomen was. Ook blijkt uit de opnameverklaring niet wanneer de opname zou stoppen. Als eiser van mening is dat hij wegens zijn huidige medische situatie in aanmerking komt voor uitstel van vertrek kan hij daarvoor een andere aanvraag indienen (hetgeen hij heeft gedaan).
7. De rechtbank overweegt over de gestelde schending van de hoorplicht dat van het horen in bezwaar slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef, en onder b, van de Awb mag worden afgezien, indien op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Gelet op de motivering van het bestreden besluit en de gronden in het bezwaarschrift is in dit geval aan deze maatstaf voldaan, zodat verweerder van het horen heeft mogen afzien.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van
mr. F.E.J. Valk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 september 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.