ECLI:NL:RBDHA:2021:11189
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaken met betrekking tot Armenië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op verzoeken om een voorlopige voorziening in asielzaken van drie verzoekers afkomstig uit Armenië. De verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. M. Grigorjan, hadden beroep ingesteld tegen de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hun asielaanvragen op 8 december 2020 als kennelijk ongegrond had afgewezen. De verzoekers vroegen de voorzieningenrechter om hen in staat te stellen de uitkomst van hun beroepen in Nederland af te wachten.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. In de overwegingen van de uitspraak werd verwezen naar een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank in andere asielzaken, waarin ook de beroepen van de verzoekers aan de orde waren. Gezien deze eerdere uitspraak, werden de verzoeken om voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. A.S. Hamans, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.