ECLI:NL:RBDHA:2021:11198

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
SGR 20/903
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake vertrouwelijkheid tussen eiseres en gemachtigde

In deze zaak heeft eiseres, een B.V., beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waarin het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit besluit volgde op een e-mail van eiseres waarin zij stelde dat de Inspectie SZW de vertrouwelijkheid tussen haar en haar gemachtigde had geschonden. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 6 september 2021, waarbij partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft de zaak gevoegd behandeld met een andere zaak, maar uiteindelijk gesplitst voor de uitspraak.

De rechtbank overweegt dat de brief van de staatssecretaris, waartegen eiseres bezwaar maakte, geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor was er geen mogelijkheid voor eiseres om bezwaar te maken. Eiseres betoogde dat de brief wel degelijk als een besluit moet worden aangemerkt en dat de staatssecretaris de vertrouwelijke correspondentie niet had mogen gebruiken in het boeterapport. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het procesbelang in deze beroepszaak is komen te vervallen, omdat eiseres al in een andere procedure in beroep was gekomen tegen een boete die haar was opgelegd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter M.M. Meijers en is openbaar uitgesproken op 13 oktober 2021. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/903

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. B.J. Maes),
en

de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.H. Smits).

Procesverloop

In het besluit van 11 december 2019 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2021. De rechtbank heeft de zaak gevoegd behandeld met de zaak SGR 20/3139. De rechtbank heeft de zaken voor de uitspraak gesplitst. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Bij e-mailbericht van 22 augustus 2019 heeft eiseres gesteld dat de Inspectie SZW de vertrouwelijkheid tussen haar en haar gemachtigde heeft geschonden. In een boeterapport dat tegen eiseres is gericht, is namelijk een e-mailcorrespondentie opgenomen tussen eiseres en haar gemachtigde. Verweerder heeft bij brief van 26 september 2019 (hierna: de brief) inhoudelijk gereageerd op het e-mailbericht van 22 augustus 2019. Eiseres heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen de brief.
2. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres bij het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat de brief volgens verweerder geen besluit is, zoals bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb [1] . Er staat daarom geen bezwaar open tegen de brief.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Zij voert – kort samengevat – aan dat de brief wel een besluit is, zoals bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Eiseres betoogt verder dat verweerder de correspondentie tussen haar en haar gemachtigde niet had mogen betrekken in het boeterapport.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank overweegt dat eiseres afzonderlijk in rechte is opgekomen tegen het besluit van 13 maart 2020 waarbij haar een boete is opgelegd (de hoofdzaak). Zoals ter zitting met partijen is afgesproken, heeft de rechtbank het geschil over het opnemen van de e-mailcorrespondentie tussen eiseres en haar gemachtigde betrokken in de uitspraak van vandaag in de hoofdzaak [2] . Om die reden is, zoals ook besproken ter zitting, het procesbelang in deze beroepszaak komen te vervallen. De rechtbank verklaart dit beroep dan ook niet-ontvankelijk.
Wat is de conclusie?
5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Zaaknummer: SGR 20/3139.