Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren in 1994 en van Nigeriaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op basis van tijdelijke humanitaire gronden, omdat hij zich als slachtoffer van mensenhandel beschouwde. Het bestreden besluit van 30 juli 2020, waarin het bezwaar van de eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag ongegrond werd verklaard, leidde tot het beroep van de eiser.
Tijdens de zitting op 23 september 2021 heeft de eiser echter verklaard dat hij niet zelf slachtoffer is van mensenhandel, maar dat dit zijn partner betreft. Dit leidde tot de vraag of het beroep ontvankelijk was, aangezien de eiser stelde geen procesbelang meer te hebben. De rechtbank oordeelde dat het beroep ontvankelijk was, omdat het bestreden besluit nog steeds op de eiser betrekking had en hij met het beroep de mogelijkheid had om de gevraagde vergunning te verkrijgen.
De rechtbank concludeerde echter dat, nu niet langer in geschil was dat de eiser geen slachtoffer van mensenhandel was, hij niet voldeed aan de voorwaarden voor de gevraagde verblijfsvergunning. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending van de uitspraak.