ECLI:NL:RBDHA:2021:11206

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
AWB 20/6632
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning op basis van mensenhandel en procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren in 1994 en van Nigeriaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op basis van tijdelijke humanitaire gronden, omdat hij zich als slachtoffer van mensenhandel beschouwde. Het bestreden besluit van 30 juli 2020, waarin het bezwaar van de eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag ongegrond werd verklaard, leidde tot het beroep van de eiser.

Tijdens de zitting op 23 september 2021 heeft de eiser echter verklaard dat hij niet zelf slachtoffer is van mensenhandel, maar dat dit zijn partner betreft. Dit leidde tot de vraag of het beroep ontvankelijk was, aangezien de eiser stelde geen procesbelang meer te hebben. De rechtbank oordeelde dat het beroep ontvankelijk was, omdat het bestreden besluit nog steeds op de eiser betrekking had en hij met het beroep de mogelijkheid had om de gevraagde vergunning te verkrijgen.

De rechtbank concludeerde echter dat, nu niet langer in geschil was dat de eiser geen slachtoffer van mensenhandel was, hij niet voldeed aan de voorwaarden voor de gevraagde verblijfsvergunning. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 20/6632

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

v-nummer: [Nummer]
gemachtigde: mr. G.C. Matze
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

gemachtigde: mr. E. van Hoof

Procesverloop

Bij besluit van 30 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier bepaalde tijd voor het doel ‘tijdelijke humanitaire gronden’ ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 september 2021. Eiser en zijn gemachtigde zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geb. datum] 1994 en de Nigeriaanse nationaliteit te bezitten. Bij besluit van 24 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘humanitair tijdelijk’ als slachtoffer-aangever mensenhandel afgewezen. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser daartegen ongegrond verklaard.
2. Verweerder heeft de aanvraag bij het primaire besluit afgewezen omdat eiser de aangifte van mensenhandel niet binnen drie maanden na indiening van de asielaanvraag heeft gedaan. [1] Bij het bestreden besluit heeft verweerder aanvullend overwogen dat uit bericht van het OM [2] van 24 juni 2020 blijkt dat de aanwezigheid van eiser in Nederland niet noodzakelijk is. Daardoor is niet voldaan aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de gevraagde verblijfsvergunning, zoals opgenomen in B8/3 van de Vc.
3. Eiser heeft ter zitting, in afwijking van het beroepschrift, te kennen gegeven dat niet hij slachtoffer is geworden van mensenhandel, maar zijn partner. Er is sprake van een misverstand. Eiser verbindt daaraan de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat hij - zo begrijpt de rechtbank - geen procesbelang meer heeft.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat hij geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Procesbelang wordt geacht te ontbreken als het resultaat dat de indiener van het beroepschrift nastreeft niet met het beroep kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener ook feitelijk geen betekenis kan hebben. Niet in geschil is dat het bestreden besluit op eiser betrekking heeft. Dat eiser thans, ter zitting, heeft verklaard dat hij per abuis als slachtoffer van mensenhandel is aangemerkt, laat dus onverlet dat eiser met het beroep nog steeds kan bereiken dat hij in het bezit wordt gesteld van de gevraagde vergunning. Het beroep is daarom ontvankelijk.
5. Nu evenwel niet langer in geschil is dat eiser geen slachtoffer is van mensenhandel, voldoet eiser niet aan de voorwaarden om voor de gevraagde verblijfsvergunning in aanmerking te komen. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, op 7 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.B8/3/3.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc)
2.Openbaar Ministerie