ECLI:NL:RBDHA:2021:11217

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.7396, NL21.7398, NL21.7400, NL21.7402 en NL21.7404
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van kwetsbare statushouders uit Cyprus niet-ontvankelijk verklaard na eerdere vernietiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvragen van vijf kwetsbare statushouders van Palestijnse afkomst, die eerder in Cyprus internationale bescherming hebben gekregen. De rechtbank heeft de asielaanvragen opnieuw niet-ontvankelijk verklaard, ondanks eerdere vernietiging van besluiten door de rechtbank op 17 september 2020. De eiseressen, die op 10 januari 2020 asiel hebben aangevraagd, stelden dat verweerder geen aanvullend onderzoek had mogen doen naar hun verblijfsstatus in Cyprus, omdat de eerdere uitspraak in rechte vaststond. De rechtbank oordeelde echter dat de informatie van de autoriteiten van Cyprus, waar verweerder zich op baseerde, voldoende was om de besluiten te onderbouwen.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de eiseres 5, die ernstig gehandicapt is, niet automatisch recht heeft op bescherming tegen terugkeer naar Cyprus. De rechtbank oordeelde dat de autoriteiten van Cyprus in staat zijn om te voorkomen dat mensen in een situatie van materiële deprivatie terechtkomen. De eiseressen konden niet aantonen dat eiseres 5 bij terugkeer naar Cyprus geen toegang zou krijgen tot de benodigde medische zorg. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de kwetsbaarheid van asielzoekers en de verantwoordelijkheden van de lidstaten binnen de Europese Unie, met inachtneming van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL21.7396, NL21.7398, NL21.7400, NL21.7402 en NL21.7404

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[Naam 1], eiseres 1, V-nummer: [Nummer 1]

[Naam 2], eiseres 2, V-nummer: [Nummer 2]
[Naam 3], eiseres 3, V-nummer: [Nummer 3]
[Naam 4], eiseres 4, V-nummer: [Nummer 4]
[Naam 5], eiseres 5, V-nummer: [Nummer 5]
hierna gezamenlijk te noemen: eiseressen
(gemachtigde: mr. E.J.L. van de Glind),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigden: mr. M. Weerman en mr. H.J. Metselaar).

ProcesverloopBij vijf afzonderlijke besluiten van 12 mei 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eiseressen niet-ontvankelijk verklaard.

Eiseressen hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen, samen met de zaken met nummers NL21.7397, NL21.7399, NL21.7401, NL21.7403 en NL21.7405, op 22 september 2021 op zitting behandeld in Breda. Eiseressen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.J. Metselaar.

Overwegingen

1. Eiseressen stellen te zijn geboren op respectievelijk [Geb. datum 1] 1972, [Geb. datum 2] 1997, [Geb. datum 3] 1998, [Geb. datum 4] 1999 en [Geb. datum 5] 2001 en staatlozen van Palestijnse afkomst te zijn. Eiseres 1 is de moeder van eiseres 2, 3, 4 en 5.
2. Op 10 januari 2020 hebben eiseressen asiel aangevraagd in Nederland. Bij besluiten van 9 maart 2020 heeft verweerder deze asielaanvragen niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Volgens verweerder hebben eiseressen namelijk al internationale bescherming in Cyprus.
3. Bij uitspraak van 17 september 2020 heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, die besluiten vernietigd (zaaknummers NL20.6176, NL20.6178, NL20.6180, NL20.6182 en NL20.6184). In deze uitspraak is geoordeeld dat verweerder geen duidelijkheid heeft gegeven over de verblijfsstatus in Cyprus van eiseres 5. Ook is geoordeeld dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiseres 2, 3, en 4, aan wie in Cyprus een afhankelijke verblijfsvergunning is verleend, daar nog steeds verblijfsrecht hebben.
4. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de asielaanvragen van eiseressen opnieuw niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw. Daarbij beroept verweerder zich op berichten van de autoriteiten van Cyprus van 12 oktober 2020 en 16 februari 2021 waarin staat dat ook aan eiseres 5 internationale bescherming is verleend in Cyprus en dat eiseres 2, 3, en 4 nog steeds een internationale beschermingsstatus hebben in Cyprus die geldig is tot 1 juli 2022.
5. Op wat eiseressen daartegen aanvoeren wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Volgens eiseressen heeft verweerder na de hiervoor genoemde uitspraak van 17 september 2020 geen aanvullend onderzoek mogen doen naar hun verblijfsstatus in Cyprus omdat deze uitspraak in rechte vast is komen te staan. Ook stellen zij dat er geen juridische basis meer was voor een dergelijk onderzoek. Verder voeren eiseressen aan dat de aanvullende informatie van de autoriteiten van Cyprus niet rechtsgeldig is omdat deze niet afkomstig is uit het Eurodac-systeem.
7. In de uitspraak van 17 september 2020 heeft de rechtbank een oordeel gegeven over de motivering van de eerdere besluiten van 9 maart 2020. Anders dan eiseressen betogen, is door deze uitspraak dan ook niet in rechte vast komen te staan dat eiseres 5 geen verblijfsrecht heeft in Cyprus. Eiseressen kunnen ook niet worden gevolgd in hun stelling dat zij aan het gegeven dat verweerder geen hoger beroep heeft ingesteld het gerechtvaardigde vertrouwen mochten ontlenen dat hun asielaanvragen niet opnieuw niet-ontvankelijk zouden worden verklaard. Door of namens verweerder is immers geen concrete toezegging in die richting gedaan.
8. De omstandigheid dat ten aanzien van eiseressen eerder een terugnameverzoek zoals bedoeld in de Verordening (EU) Nr. 604/2013 (Dublinverordening) is gedaan aan de autoriteiten van Cyprus, en dat de uiterste overdrachtstermijn die in deze verordening is opgenomen inmiddels is verstreken, maakt niet dat verweerder geen informatie meer mocht opvragen bij de autoriteiten van Cyprus. Daar komt bij dat de Dublinverordening in deze zaken niet van toepassing is. De stelling van eiseressen dat uit de systematiek van de Richtlijn 2013/32/EU (Procedurerichtlijn) zou volgen dat een verzoek om internationale bescherming slechts één keer niet-ontvankelijk kan worden verklaard is niet onderbouwd en volgt de rechtbank niet.
9. Eiseressen hebben gewezen op jurisprudentie waaruit volgt dat verweerder in beginsel mag uitgaan van informatie van andere lidstaten die via het Eurodac-systeem is verkregen. De enkele omstandigheid dat de aanvullende informatie van de autoriteiten van Cyprus waarop verweerder zich in deze zaken beroept niet is verkregen via dat systeem, is onvoldoende voor het oordeel dat verweerder niet mocht uitgaan van de juistheid van die informatie. De rechtbank weegt hierbij mee dat de aanvullende informatie is verkregen via het DubliNet-systeem, zodat mag worden aangenomen dat deze daadwerkelijk afkomstig is van de autoriteiten van Cyprus. Daarnaast is de aanvullende informatie voldoende inzichtelijk en concludent nu daaruit onomwonden blijkt dat ook aan eiseres 5 internationale bescherming is verleend in Cyprus en dat eiseres 2, 3, en 4 nog steeds een internationale beschermingsstatus hebben in Cyprus die geldig is tot 1 juli 2022.
10. Verder voeren eiseressen aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat eiseres 5 niet bijzonder kwetsbaar is. Ook heeft verweerder volgens eiseressen onvoldoende onderzocht of zij zich, mede gelet op de zorgbehoefte van eiseres 5, staande kunnen houden in Cyprus. Eiseressen beroepen zich hierbij op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019 in de zaak
Ibrahim tegen Duitsland(ECLI:EU:C:2019:219).
11. In de bestreden besluiten heeft verweerder onderkend dat eiseres 5 ernstig gehandicapt is en behoefte heeft aan medische zorg. Ter zitting heeft verweerder onderkend dat zij daardoor als bijzonder kwetsbaar is aan te merken. Dit brengt echter naar het oordeel van de rechtbank niet meteen met zich dat terugkeer van eiseressen naar Cyprus in strijd is met dit arrest. Daarin gaat het namelijk om de situatie dat de vreemdeling te maken zou krijgen met zeer verregaande materiële deprivatie.
12. Verweerder heeft overwogen dat op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uit mag worden gegaan dat de autoriteiten van Cyprus voorkomen dat mensen aan wie zij een internationale beschermingsstatus verlenen in een dergelijke situatie terechtkomen. Met de enkele stelling dat voor Dublinclaimanten twijfel bestaat over het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Cyprus hebben eiseressen, wat hier verder ook van zij, niet aannemelijk gemaakt dat in hun geval hiervan niet mag worden uitgegaan. Daartoe is redengevend dat statushouders een wezenlijk andere verblijfsrechtelijke positie hebben dan Dublinclaimanten. Daarnaast heeft verweerder terecht overwogen dat blijkens de verklaringen van eiseressen tijdens een eerder verblijf in Cyprus aan eiseres 5 door de autoriteiten van Cyprus medische hulp is verleend. Eiseressen hebben niet aannemelijk gemaakt dat eiseres 5 bij terugkeer naar Cyprus niet opnieuw – al dan niet met ondersteuning van haar moeder en zussen – toegang zal krijgen tot medische hulp.
13. De beroepen zijn ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.