Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2021 in de zaak tussen
[eiseres], eiseres, V-nummer: [V-nummer 1],
[eiser 2], eisers, V-nummers: [V-nummer 2] en [V-nummer 3]
Rechtbank Den Haag
Op 15 oktober 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken AWB 21/354 en AWB 21/355, waarbij het beroep van de referent ongegrond is verklaard. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag van de referent tot wijziging van de verblijfsvergunning naar verblijf als familie- of gezinslid mocht afwijzen. De referent, die de echtgenoot is van eiseres, had verzocht om wijziging van zijn verblijfsvergunning, maar deze aanvraag werd afgewezen. De rechtbank stelde vast dat de aanvragen van de eisers, die verblijfsvergunningen voor verblijf bij hun moeder, eiseres, wilden verlengen, ook ongegrond waren, omdat de aanvraag van de referent was afgewezen. De rechtbank heeft de beroepen op 23 september 2021 behandeld, waarbij zowel eiseres als de eisers aanwezig waren, bijgestaan door hun gemachtigden. De rechtbank concludeerde dat er geen andere gronden waren ingediend door de eisers en eiseres, waardoor de afwijzing van hun aanvragen gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.