ECLI:NL:RBDHA:2021:11262

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
AWB 21/541
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van uitstel van vertrek op basis van interstatelijk vertrouwensbeginsel in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een Russische nationaliteit houdende vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, welke door de staatssecretaris was afgewezen. De staatssecretaris stelde dat eiseres in Polen de benodigde medische zorg kon ontvangen, ondanks haar bezwaar dat de zorg daar niet adequaat zou zijn. Eiseres had eerder een staaroperatie ondergaan en was van mening dat zij in Nederland medische zorg nodig had.

Tijdens de zitting op 23 september 2021 was eiseres niet aanwezig, maar werd zij vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen gehoord. Eiseres betoogde dat de zorg in Polen niet voldeed en dat zij daar niet adequaat behandeld kon worden, terwijl de staatssecretaris stelde dat Polen zich aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel houdt en dat eiseres daar de zorg kan krijgen die zij nodig heeft.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht de aanvraag voor uitstel van vertrek had afgewezen. Eiseres had niet voldoende bewijs geleverd dat de zorg in Polen tekortschiet. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris mocht aannemen dat Polen de asielaanvraag van eiseres zou behandelen en dat de medische zorg daar beschikbaar was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/541

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Wesenbeek).

Procesverloop

In het besluit van 21 december 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 afgewezen.
In het besluit van 27 januari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 23 september 2021 op zitting behandeld. Eiseres was niet aanwezig. Namens haar is verschenen mr. E.A. Tsjoepieva, waarnemend voor haar gemachtigde
.Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1995 en heeft de Russische nationaliteit. De asielaanvraag van eiseres is niet in behandeling genomen omdat Polen verantwoordelijk is voor de inhoudelijke beoordeling. Dit besluit staat met de uitspraak in hoger beroep in rechte vast. Eiseres heeft gevraagd om uitstel van vertrek vanwege haar gezondheidstoestand omdat zij op 11 november 2020 een staaroperatie heeft ondergaan. Volgens verweerder kan eiseres in Polen de benodigde medische zorg ontvangen. Verweerder heeft daarom de aanvraag afgewezen.
Wat vinden eiseres en verweerder in beroep?
2. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Volgens de oogarts is het van belang dat eiseres de medische zorg in Nederland ontvangt en kan niet zomaar worden gezegd dat Polen de zorg kan verlenen. Bovendien is eiseres in Polen uitgeprocedeerd, waardoor verweerder ten onrechte concludeert dat zij gebruik kan maken van de medische zorg daar.
3. Verweerder heeft (ter zitting) gemotiveerd verweer gevoerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiseres terecht geen uitstel van vertrek heeft verleend, omdat eiseres de benodigde medische zorg in Polen kan ontvangen. Verweerder mag er daarbij vanuit gaan dat Polen zich aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel houdt. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat dit niet zo is en – zoals eiseres stelt – dat de zorg in Polen tekort schiet. Hierin is eiseres niet geslaagd. De enkele niet onderbouwde stelling dat de zorg in Polen niet volstaat dan wel niet toegankelijk is, is onvoldoende. Met het claimakkoord garandeert Polen dat zij de asielaanvraag van eiseres zullen behandelen. Daarmee hebben zij zich eveneens gebonden aan de voorwaarden die gelden met betrekking tot onder meer medische zorg. Dit is niet anders in het geval een eerdere asielaanvraag is afgewezen. Verder overweegt de rechtbank dat uit de brief van de oogarts niet blijkt dat eiseres de medische zorg in Nederland dient te ontvangen of dat eiseres niet in staat is om te reizen.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.Y. Majoor, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.