ECLI:NL:RBDHA:2021:11284

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 september 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
C/09/616503 / FA RK 21-5487
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • G. van Zeben-de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige zorgregeling in het kader van teruggeleidingsprocedure met betrekking tot minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 september 2021 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot voorlopige zorgregeling voor de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats], Gambia. De vader, [Y], heeft verzocht om een zorgregeling totdat de teruggeleidingsprocedure is afgerond. De moeder, [X], heeft verweer gevoerd tegen de voorgestelde regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van artikel 12 lid 3 van de Brussel II bis-verordening, gezien de nauwe band van het kind met Nederland en de instemming van beide ouders met de Nederlandse rechtsmacht.

De rechtbank heeft de voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij de minderjarige gedurende twee volle doordeweekse dagen per week, inclusief een overnachting, bij de vader zal verblijven, en daarnaast contactmomenten via videobellen zijn afgesproken. De ouders hebben ook afgesproken om in crossborder mediation met elkaar in gesprek te gaan over verdere afspraken. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing is genomen door kinderrechter mr. G. van Zeben-de Vries, in samenwerking met griffier mr. M.I. Noordegraaf.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 21-5487
Zaaknummer: C/09/616503
Datum beschikking: 3 september 2021

Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Beschikking op het op 13 augustus 2021 ingekomen verzoek van:

[Y] ,

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A.J. van Steensel te ‘s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[X] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. E.W.J.F. Deen te ‘s-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift.
Op 30 augustus 2021 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld, gelijktijdig met het verzoek ten aanzien van het gezag (met zaak- en rekestnummer C/09/616871, FA RK 21-5696). Hierbij zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • [naam medewerker RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

Feiten

  • De vader en de moeder hebben een affectieve relatie gehad.
  • Zij zijn de ouders van het volgende thans nog minderjarige kind:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] , Gambia.
  • In het gezagsregister is aangetekend dat de ouders vanaf 11 november 2019 gezamenlijk met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] zijn belast.
  • Op 29 april 2021 is de moeder met [voornaam minderjarige] vanuit Gambia naar Nederland vertrokken, alwaar zij op 30 april 2021 is aangekomen.
  • Op 6 juli 2021 heeft de vader bij deze rechtbank een verzoek gedaan om de onmiddellijke terugkeer van [voornaam minderjarige] naar Gambia te bevelen, welke procedure is ongeschreven onder zaak- en rekestnummer C/09/614575, FA RK 21-4530 (hierna: de teruggeleidingsprocedure). Deze teruggeleidingsprocedure loopt nog. Op 23 september 2021 vindt de behandeling van de zaak voor de meervoudige kamer van deze rechtbank plaats.
  • Bij tussenbeschikking van deze rechtbank van 5 augustus 2021 in de teruggeleidingsprocedure is een bijzondere curator benoemd over [voornaam minderjarige] .
  • De vader, de moeder en [voornaam minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit.

Verzoek en verweer

De vader verzoekt te bepalen:
dat [voornaam minderjarige] voorlopig, namelijk totdat [voornaam minderjarige] terug in Gambia is, dan wel totdat de beschikking in de teruggeleidingsprocedure in kracht van gewijsde is gegaan,
primairgedurende twee volle doordeweekse dagen per week, inclusief een overnachting bij de vader is, alsmede een weekend per twee weken van vrijdagmiddag 15.00 uur tot en met zondag 18.00 uur,
subsidiairiedere dinsdag en iedere donderdag telkens van 9.00 uur tot 18.00 uur bij de vader is, alsmede een weekend per twee weken van vrijdagmiddag 12.00 uur tot en met zondag 18.00 uur,
waarbij zowel primair als subsidiair de moeder [voornaam minderjarige] naar de vader brengt en de vader [voornaam minderjarige] terugbrengt naar de moeder;
dat er driemaal per week, op dagen dat er een fysiek contact tussen de vader en [voornaam minderjarige] is, in de middag dan wel na het avondeten middels een videoverbinding contact tussen de vader en [voornaam minderjarige] is;
de moeder te veroordelen in de kosten van het geding;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
De rechtbank dient eerst de vraag te beantwoorden of de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek van de vader tot vaststelling van een voorlopige zorgregeling voor de duur van de teruggeleidingsprocedure.
Voor de beoordeling van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter wordt aangesloten bij de EG-Verordening nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en ouderlijke verantwoordelijkheid (hierna: Brussel II-bis).
De rechtbank stelt voorop dat op basis van artikel 8, eerste lid, Brussel II-bis de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt bevoegd is ten aanzien van de ouderlijke verantwoordelijkheid. De rechtbank acht het echter, met het oog op de teruggeleidingsprocedure, nu niet opportuun te beoordelen of de gewone verblijfplaats van [voornaam minderjarige] in Nederland, dan wel in Gambia is gelegen.
Volgens het tweede lid van voormeld artikel bieden artikel 9, 10 en 12 Brussel II-bis afwijkende bevoegdheidsregels die voorgaan op artikel 8 Brussel II-bis. Op basis van artikel 12, derde lid, Brussel II-bis kan bevoegdheid van de Nederlandse rechter worden aangenomen indien het kind een nauwe band met Nederland heeft en de bevoegdheid uitdrukkelijk dan wel op enige andere ondubbelzinnige wijze is aanvaard door alle partijen bij de procedure én door het belang van het kind wordt gerechtvaardigd. Tijdens de zitting hebben de vader en de moeder aanvaard dat de Nederlandse rechter bevoegd is om een beslissing te nemen op het verzoek van de vader ten aanzien van de verzochte voorlopige zorgregeling. Omdat [voornaam minderjarige] sinds 30 april 2021 feitelijk in Nederland verblijft en zowel de ouders als [voornaam minderjarige] de Nederlandse nationaliteit bezitten is de rechtbank van oordeel dat ten sprake is van een nauwe band met Nederland, en acht zij het in het belang van [voornaam minderjarige] dat er een beslissing kan worden genomen over het contact tussen de vader en [voornaam minderjarige] zolang de teruggeleidingsprocedure nog loopt.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank zich op basis van artikel 12, derde lid, Brussel II-bis bevoegd om kennis te nemen van het verzoek tot vaststelling van een voorlopige zorgregeling tussen de vader en [voornaam minderjarige] .
De rechtbank zal op het verzoek Nederlands recht toepassen.
Voorlopige zorgregeling
De vader heeft ter onderbouwing van zijn verzoek gesteld dat de ouders tijdens de regiezitting op 27 juli 2021 in het kader van de teruggeleidingsprocedure met elkaar afspraken hadden gemaakt over contactmomenten tussen de vader en [voornaam minderjarige] . Op 28 juli 2021 heeft de vader [voornaam minderjarige] gezien in Madurodam, maar daarna is er geen (fysiek) contact meer geweest. De vader ziet en spreekt [voornaam minderjarige] sindsdien alleen nog door middel van videobellen iedere dinsdag, donderdag en zondag om 17.00 uur. De vader wil graag dat er zorgregeling wordt vastgesteld die geldt totdat in de teruggeleidingsprocedure een (onherroepelijke) beslissing is genomen.
De moeder heeft aangevoerd dat zij de voorlopige zorgregeling heeft stilgelegd omdat de vader haar vertrouwen heeft geschaad door het indienen van een klacht waarin hij valse beschuldigingen heeft geuit over de advocaat van de moeder, de moeder zelf en haar familie. De door de vader voorgestelde regeling vindt de moeder te ingrijpend en belastend voor [voornaam minderjarige] , zij wil (nog) niet dat [voornaam minderjarige] bij de vader blijft overnachten. Volgens de moeder manipuleert de vader [voornaam minderjarige] tijdens de videogesprekken, door valse beloftes te doen.
Tijdens de zitting is met de ouders uitvoerig gesproken over het contact tussen de vader en [voornaam minderjarige] . De moeder heeft aangegeven dat de videobelcontacten inmiddels plaatsvinden zoals overeengekomen bij de regierechter, en dat zij niet onwelwillend tegenover fysieke ontmoetingen tussen de vader en [voornaam minderjarige] staat, maar dat zij vreest dat de vader [voornaam minderjarige] mee (terug) zal nemen naar Gambia. De ouders hebben afgesproken om alsnog in crossborder mediation met elkaar in gesprek te gaan en zo mogelijk tot afspraken te komen. Verder hebben de ouders ermee ingestemd dat [voornaam minderjarige] voorlopig iedere dinsdag uit school tot 19.00 uur en iedere donderdag uit school tot 19.00 uur bij de vader zal zijn. Iedere zondag zullen de vader en [voornaam minderjarige] om 17.00 uur contact met elkaar hebben door middel van videobellen. Omdat op 31 augustus 2021 de eerste dag van [voornaam minderjarige] op de basisschool is, hebben de ouders afgesproken om [voornaam minderjarige] daar gezamenlijk naartoe te brengen. Tot slot heeft de vader toegezegd dat hij het paspoort van de moeder aan haar terug zal geven en dat hij het paspoort van [voornaam minderjarige] in beheer zal geven bij zijn advocaat.
De rechtbank zal deze voorlopige zorg- en contactregeling vastleggen voor de duur van de teruggeleidingsprocedure. Het staat de ouders uiteraard vrij om in onderling overleg bij crossborder mediation afwijkende en/of aanvullende afspraken te maken.
Omdat de moeder heeft ingestemd met de voorlopige zorgregeling ziet de rechtbank geen aanleiding om op te nemen dat de vader gerechtigd is de beschikking middels de sterke arm van politie en justitie te executeren. De rechtbank zal dat verzoek van de vader dan ook afwijzen.
Proceskosten
De rechtbank ziet in het door de vader gestelde geen reden om de moeder te veroordelen in de proceskosten van deze procedure. De rechtbank zal – zoals gebruikelijk in procedures van familierechtelijke aard – de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
*
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] , Gambia, voorlopig – totdat de beschikking in de teruggeleidingsprocedure in kracht van gewijsde is gegaan – en nadat de vader het paspoortvan [voornaam minderjarige] heeft afgegeven bij zijn advocaat, bij de vader zal zijn:
  • iedere dinsdag van uit school tot 19.00 uur;
  • iedere donderdag van uit school tot 19.00 uur;
waarbij de vader [voornaam minderjarige] bij school ophaalt en haar om 19.00 uur bij de moeder thuis brengt,
en dat de vader en [voornaam minderjarige] iedere zondag om 17.00 uur contact met elkaar hebben door middel van videobellen;
*
verklaart deze voorlopige zorg- en contactregeling uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. van Zeben-de Vries, kinderrechter, tot stand gekomen in samenwerking met mr. M.I. Noordegraaf, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 3 september 2021.