ECLI:NL:RBDHA:2021:11328
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Frankrijk en EAB Duitsland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Frankrijk volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 26 januari 2021, waar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, heeft de rechtbank de argumenten van verweerder gehoord. Verweerder stelde dat de asielaanvraag niet in behandeling kon worden genomen omdat er een Europees Arrestatiebevel (EAB) was uitgevaardigd door Duitsland, dat eiser zou moeten overleveren aan Duitsland voordat er een beslissing op zijn asielverzoek was genomen. De rechtbank overwoog dat de procedures omtrent de Dublinverordening en het EAB gescheiden zijn en dat de verantwoordelijkheid van Frankrijk voor de behandeling van de asielaanvraag niet werd aangetast door het EAB.
De rechtbank concludeerde dat verweerder voldoende had gemotiveerd waarom de asielaanvraag niet in behandeling was genomen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en maakte de uitspraak openbaar. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.