ECLI:NL:RBDHA:2021:11328

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.461
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Frankrijk en EAB Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Frankrijk volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 26 januari 2021, waar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, heeft de rechtbank de argumenten van verweerder gehoord. Verweerder stelde dat de asielaanvraag niet in behandeling kon worden genomen omdat er een Europees Arrestatiebevel (EAB) was uitgevaardigd door Duitsland, dat eiser zou moeten overleveren aan Duitsland voordat er een beslissing op zijn asielverzoek was genomen. De rechtbank overwoog dat de procedures omtrent de Dublinverordening en het EAB gescheiden zijn en dat de verantwoordelijkheid van Frankrijk voor de behandeling van de asielaanvraag niet werd aangetast door het EAB.

De rechtbank concludeerde dat verweerder voldoende had gemotiveerd waarom de asielaanvraag niet in behandeling was genomen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en maakte de uitspraak openbaar. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht, Locatie Amersfoort
Bestuursrecht zaaknummer: NL21.461
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F.W. Verweij), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. Visschers).

Procesverloop

Bij besluit van 12 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL21.462 plaatsgevonden op 26 januari 2021. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De Franse autoriteiten hebben ingestemd met deze verantwoordelijkheid.
2. Eiser ziet niet in dat en waarom strafrechtelijke signaleringen niet in de weg staan aan zijn overdracht aan Frankrijk. Verweerder werpt zelf een feitelijke belemmering op voor overdracht aan Frankrijk door opvolging te geven aan het Europees arrestatiebevel (EAB) dat door Duitsland is uitgevaardigd en eiser over te leveren aan Duitsland voordat een beslissing is genomen op zijn asielverzoek of voordat deze beslissing in rechte is komen vast te staan. Dit lijkt niet in overeenstemming met de Dublinverordening en de bedoelingen
van de Europese wetgever. Daarbij had verweerder Frankrijk bij het indienen van de claim juist en volledig dienen te informeren over het EAB van Duitsland, wat ook volgt uit het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De enkele stelling dat de Franse autoriteiten toegang hebben tot het Schengen-Informatiesysteem en daarom op de hoogte zouden kunnen zijn van het EAB doet hieraan niet af.
3. De rechtbank overweegt allereerst dat de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat voor de behandeling van het asielverzoek van eiser in de Dublinprocedure en de procedure omtrent een EAB, twee gescheiden procedures zijn. Dat voor eiser een EAB is uitgevaardigd door Duitsland staat dus los van de vaststelling van Frankrijk als verantwoordelijke lidstaat voor het asielverzoek van eiser. Verweerder heeft dit voldoende gemotiveerd in het bestreden besluit. Verweerder heeft ter zitting verder toegelicht dat hij conform paragraaf A3/6.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 handelt en niet iemand uitzet in het kader van de Dublinprocedure tot uitspraak is gedaan in de procedure omtrent het EAB. Er is een zitting geweest in het kader van het EAB en de uitspraak werd verwacht op 26 januari 2021. Wanneer de rechtbank toestemt met de uitlevering van eiser, zal hij binnen tien dagen na die uitspraak worden overgeleverd aan Duitsland. Dat eiser in dat geval mogelijk niet aan Frankrijk overgedragen kan worden, ziet op de feitelijke overdracht en dit doet niets af aan de verantwoordelijkheid van Frankrijk om het asielverzoek van eiser te behandelen.
4. Verder overweegt de rechtbank dat het EAB is uitgevaardigd op
12 november 2020. Ten tijde van het claimverzoek aan Frankrijk, op 30 oktober 2020, was het EAB nog niet uitgevaardigd en verweerder had dit dus ook nog niet had kunnen melden in het claimverzoek. Ook daarna was verweerder niet gehouden om Frankrijk te informeren over het EAB door Duitsland, omdat verweerder terecht stelt dat de Franse autoriteiten dit in de internationale systemen kunnen terugvinden. Verweerder had dit dan ook niet actief nog hoeven te melden.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff-Vos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
09 februari 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. M. Eversteijn T.R. Vos
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.