ECLI:NL:RBDHA:2021:11334

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
R.09/19/187
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging schuldsaneringsregeling op grond van artikel 354a Faillissementswet na verzoek tot verkorting

Op 18 oktober 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een schuldenaar die verzocht om verkorting van de looptijd van de schuldsaneringsregeling. De schuldenaar was eerder, op 4 juli 2019, toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, waarbij mr. R.G.C. Veneman als rechter-commissaris was benoemd en de heer C.J. van der Linden als bewindvoerder. De schuldenaar diende op 14 juni 2021 een verzoek in tot verkorting van de regeling, maar de bewindvoerder had eerder aangegeven dat de schuldenaar niet in aanmerking kwam voor een verkorte regeling vanwege ontbrekende specificaties en nieuwe schulden. Tijdens de procedure werd duidelijk dat de schuldenaar nieuwe schulden had gemaakt, maar de rechtbank oordeelde dat deze schulden niet toerekenbaar waren aan de schuldenaar. De rechtbank concludeerde dat de schuldenaar niet verwijtbaar was voor het ontstaan van de nieuwe schulden en dat hij inmiddels maatregelen had getroffen om zijn financiële situatie te verbeteren. De rechtbank heeft het verzoek tot verkorting van de schuldsaneringsregeling toegewezen en de regeling beëindigd met een 'schone lei'. De vergoeding van de bewindvoerder werd vastgesteld op € 2.898,86, voor zover de boedel toereikend was.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
insolventienummer: C/09/19/187 R
Vonnis van 18 oktober 2021
In de zaak van:
[schuldenaar],
geboren op [geboortedatum]-1967 te [geboorteplaats],
wonende te [adres, postcode en woonplaats],
schuldenaar.

1.Verloop van de procedure

1.1
Bij vonnis van 4 juli 2019 is ten aanzien van schuldenaar de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken. Mr. R.G.C. Veneman is daarbij tot rechter-commissaris benoemd. De heer C.J. van der Linden (Van der Linden c.s. B.V.), kantoor houdende te Zwijndrecht, is tot bewindvoerder benoemd.
1.2
Schuldenaars heeft op 14 juni 2021 een verzoek gedaan tot verkorting van de looptijd van de schuldsaneringsregeling.
1.3
Bij bericht van 7 juni 2021 heeft de bewindvoerder desgevraagd aan de rechter-commissaris bericht dat schuldenaar wat hem betreft (nog) niet in aanmerking komt voor een ‘verkorte regeling’ als bedoeld in artikel 354a van de Faillissementswet (hierna: Fw) omdat, kort samengevat:
1. diverse specificaties ontbreken;
2. onduidelijk is wat de status is van de nieuwe schulden aan Engie, CZ en Flanderijn inzake Vestia, en
3. sprake is van een geschatte achterstand in boedelafdrachten van € 240,42.
1.4
In het openbare verslag van 4 augustus 2021 heeft de bewindvoerder het volgende verklaard:
“[…] In de onderhavige verslagperiode is gebleken dat de volgende nieuwe schulden zijn ontstaan:
- Flanderijn inzake Stichting Vidomes van € 654,35. Schuldenaar heeft aangetoond dat de schuld aan Flanderijn inmiddels is betaald, voorts heeft schuldenaar verklaard dat met Stichting Vidomes sprake is van een betalingsregeling gedurende 6 maanden voor een nieuwe schuld van € 654,35;
- OHRA van € 990,11. Op 22 februari 2021 heeft schuldenaar een betalingsregeling van € 50,00 per maand getroffen voor het inlopen van de nieuwe schuld. Er zijn bewijsstukken ontvangen dat de betalingsregeling nagekomen wordt.
- Met betrekking tot de in het vorige verslag vermelde nieuwe schuld schuld aan Engie is gebleken dat de nieuwe schuld is betaald. Voorts heeft schuldenaar verklaard en aangetoond dat met ingang van 27-06-2021 sprake is van een betalingsregeling van € 50,00 voor een nieuwe schuld aan Engie van € 480,66 (jaarnota) en dat deze schuld op 27-03-2022 volledig zal zijn betaald.
Schuldenaar heeft de bewindvoerder inmiddels bericht dat de nieuwe schulden met behulp van een lening van een vriend zijn voldaan. Thans zou nog een bedrag ad € 1.800,00 resteren inzake deze lening.[…]”
1.5
Bij separaat bericht aan de rechter-commissaris van 4 augustus 2021 heeft de bewindvoerder hieraan toegevoegd dat hij uit de verklaring van de vriend opmaakt dat feitelijk sprake is van een lening. De bewindvoerder meent daarom dat het bedrag dat schuldenaar van de vriend heeft ontvangen moet worden gezien als een nieuwe schuld.
1.6
Bij bericht van 4 oktober 2021 heeft de bewindvoerder de rechtbank de bericht over de laatste stand van zaken.
1.7
De rechtbank heeft het verzoek ex artikel 354a Fw behandeld op 11 oktober 2021.
Bij die gelegenheid is zowel schuldenaar als, namens de bewindvoerder, mevrouw E.A. de Snoo verschenen en gehoord.

2.Beoordeling

2.1
De rechtbank wijst het verzoek toe. Er is aan alle voorwaarden voldaan.
Eerst zal de rechtbank toelichten dat is voldaan aan de voorwaarden genoemd in het
eerstelid van artikel 354a Fw.
Daarna zal de rechtbank toelichten dat ook is voldaan aan de voorwaarden genoemd in het
tweedelid van dat artikel.
Artikel 354a, eerste lid, Fw
2.2.1
De rechtbank stelt allereerst vast dat nog geen dag voor de verificatievergadering is bepaald en dat meer dan een jaar is verstreken sinds de toelating tot de schuldsaneringsregeling.
2.2.2
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de bewindvoerder de vereiste ‘beredeneerde verklaring’ heeft gegeven omtrent de vraag of redelijkerwijs niet de verwachting bestaat dat de schuldenaar op zodanige wijze aan zijn verplichtingen kan voldoen dat voortzetting van de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd is. Dat kan worden afgeleid uit de feiten en omstandigheden vermeld bij overweging 1.3 en 1.4. Volgens de bewindvoerder kan de regeling alleen nog niet worden verkort omdat er nog belemmeringen zijn die voortvloeien uit andere verplichtingen dan de inspanningsplicht. Daarbij gaat het (met name) om de nieuwe schulden.
Als die er niet zouden zijn, zou schuldenaar dus wél in aanmerking kunnen komen voor de verkorte regeling, aldus de bewindvoerder.
Artikel 354a, tweede lid, Fw
2.3.1
In het tweede lid van artikel 354a Fw staat:
“De rechtbank beëindigt de schuldsanering slechts indien redelijkerwijs niet de verwachting bestaat dat de schuldenaar op zodanige wijze aan zijn verplichtingen kan voldoen dat voortzetting van de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd is en van omstandigheden als bedoeld in artikel 350, derde lid, onder c tot en met g niet is gebleken.”
2.3.2
De rechter-commissaris heeft schuldenaar op 2 juni 2021 voor de restduur van de regeling volledig vrijgesteld van de inspanningsplicht. Daardoor heeft schuldenaar geen verdiencapaciteit. In zoverre bestaat redelijkerwijs niet de verwachting “dat de schuldenaar op zodanige wijze aan zijn verplichtingen kan voldoen dat voortzetting van de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd is” als hiervoor vermeld.
2.3.3
Ten aanzien van “omstandigheden als bedoeld in artikel 350, derde lid, onder c tot en met g” overweegt de rechtbank als volgt.
De enige eventuele belemmering is het bestaan van (bovenmatige) nieuwe schulden als vermeld in artikel 350 lid 3 sub d, Fw. Schuldenaar heeft immers niet weersproken dat hij diverse nieuwe schulden heeft laten ontstaan, en het is juist van belang dat bij de beëindiging van de schuldsaneringsregeling evenwicht bestaat tussen de inkomsten en uitgaven. Anders zou, ondanks omzetting van de schulden in natuurlijke verbintenissen, de schuldenaar weer snel in een problematische schuldensituatie terecht komen.
De rechtbank is van oordeel dat de nieuwe schulden geen belemmering zijn voor een verkorting van de schuldsaneringsregeling. Zij overweegt daartoe als volgt.
2.3.4
De rechtbank is van oordeel dat schuldenaar onvoldoende verwijt kan worden gemaakt ten aanzien van de wijze waarop de nieuwe schulden zijn ontstaan. Ter zitting heeft schuldenaar verklaard dat de schuld aan Engie de eindafrekening van een stookseizoen betreft en dat hij die hogere kosten niet had kunnen voorzien. De schuld aan Ohra heeft te maken met kosten voor het transport per ambulance die niet (geheel) werden vergoed. De huurschuld is drie jaar geleden ontstaan bij aanvang van het huurcontract. Hij betaalt sindsdien elke maand de huur achteraf, een paar weken te laat. Dat komt doordat het contract destijds voor hem is gesloten toen hij zelf in coma lag. Toen is daarbij geen rekening gehouden met het feit dat hij zijn maandelijks inkomen een paar weken te laat ontvangt om de huur vooraf te kunnen betalen. De bewindvoerder noch de beschermingsbewindvoerder heeft deze verklaringen weersproken.
2.3.5
Reeds vanwege voormelde niet-verwijtbaarheid ten aanzien van het ontstaan van de schulden is de rechtbank van oordeel dat het verzoek inzake de verkorte regeling moet worden toegewezen. Daar komt bij dat schuldenaar inmiddels ook orde op zaken heeft gesteld. Hij heeft de schulden immers betaald, of hij heeft er een betalingsregeling voor getroffen. Dat hij dat heeft gedaan met een lening van een vriend, doet daar niet aan af. Zonder die hulp zouden Vidomes, Ohra en Engie in een slechtere positie verkeren.
2.3.6
De rechtbank volgt de bewindvoerder ook niet in haar standpunt dat het geld van de vriend in de boedel had moeten vloeien, omdat het eigenlijk een schenking is. Uit de verklaring van de vriend moet namelijk worden afgeleid dat de lening niet wordt kwijtgescholden, maar dat schuldenaar mag terugbetalen wanneer hij kan en wil. Daarmee blijft het een vordering, zij het dat wordt afgezien van de opeisbaarheid daarvan.
2.4
Het voorgaande maakt dat de rechtbank de schuldsaneringsregeling op grond van artikel 354a Fw zal beëindigen. Kort gezegd brengt deze beslissing mee dat de schuldsaneringsregeling ten aanzien van schuldenaar eindigt met de zogenoemde “schone lei”.
2.5
De rechtbank zal de vergoeding van de bewindvoerder vaststellen.

3.Beslissing

De rechtbank:
- stelt vast dat redelijkerwijs niet de verwachting bestaat dat schuldenaar op zodanige wijze aan zijn verplichtingen kan voldoen dat voortzetting van de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd is en dat van omstandigheden als bedoeld in 350, derde lid, onder c, d, e, f en/of g, Fw niet is gebleken;
- beëindigt de schuldsaneringsregeling op grond van artikel 354a Fw;
- stelt de vergoeding van de bewindvoerder vast op € 2.898,86 (inclusief de verschuldigde omzetbelasting), voor zover de boedel toereikend is.
Gewezen door mr. R. Cats, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 oktober 2021 in tegenwoordigheid van R. Becker, griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen te griffie van het gerechtshof te Den Haag.