ECLI:NL:RBDHA:2021:11402

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 september 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
C/09/615959 / JE RK 21-1893 en c/09/613868 / JE RK 21-1500
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing wijziging zorgregeling in jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 september 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 22 september 2020 en diende te worden verlengd tot de meerderjarigheid van [minderjarige 1] op 16 februari 2022 en voor [minderjarige 2] tot 24 maart 2022. De kinderrechter oordeelde dat de gronden voor ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig waren, gezien de aanhoudende spanningen tussen de ouders en de noodzaak voor hulpverlening aan de kinderen. De vader en moeder waren gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar de kinderen verbleven feitelijk bij de vader. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de kinderrechter heeft dit verzoek toegewezen. De verzoeken van de ouders tot wijziging van de zorgregeling werden afgewezen, omdat de ouders niet in staat waren om tot een gezamenlijke zorgregeling te komen. De kinderrechter benadrukte het belang van de hulpverlening en ondersteuning voor de kinderen in deze situatie. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/615959 / JE RK 21-1893 en C/09/613868 / JE RK 21-1500
Datum uitspraak: 16 september 2021

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling
Ondertoezichtstelling
Afwijzing verzoeken tot wijziging zorgregeling
in de zaak naar aanleiding van de op 22 juni en 4 augustus 2021 ingekomen verzoekschriften van:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

betreffende:
- [minderjarige 1] ,geboren op [geboortedag 1] 2004 te [geboorteplaats 1]
hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2005 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ;
- [minderjarige 3]geboren op [geboortedag 3] 2012 te [geboorteplaats 2]
hierna te noemen: [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. C.S. Ganga, te Zoetermeer,

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. F. Pool te Rotterdam
de verzoeken van de vader van 13 juli 2021 en 16 september 2021
en het verzoek van de moeder van 15 juli 2021,
ten aanzien waarvan de gecertificeerde instelling als belanghebbende wordt aangemerkt.

Het procesverloop

Bij beschikking d.d. 13 juli 2021 van de kinderrechter in deze rechtbank is de behandeling van de verzoeken met betrekking tot de zorgregeling aangehouden tot deze zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
  • voornoemde beschikking d.d. 13 juli 2021;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de gecertificeerde instelling d.d. 3 augustus 2021;
  • de brief van de gecertificeerde instelling van 10 september 2021;
  • de e-mail met bijlagen van de gecertificeerde instelling d.d. 13 september 2021;
  • het verzoekschrift van de moeder d.d. 15 juli 2021;
  • het verweerschrift van de advocaat van de vader d.d. 16 september 2021.
Op 16 september 2021 is de behandeling van de zaak met betrekking tot de zorgreling ter zitting met gesloten deuren voortgezet en is het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • de heer [vertegenwoordiger van de GI] en een [stagiaire] namens de gecertificeerde instelling;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
[minderjarige 1] is op 16 september 2021 voorafgaand aan de zitting in raadkamer gehoord.
[minderjarige 2] is in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.

Feiten

  • De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
  • [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verblijven feitelijk bij de vader.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 22 september 2020 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verlengd van 24 september 2020 tot 24 september 2021.
  • De rechtbank heeft bij beschikking van 21 juli 2020 de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld:
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zullen zijn bij de moeder, onbegeleid, om de week op zaterdag van 11.00 uur tot 19.00 uur, waarbij geldt dat de moeder de kinderen om 11.00 uur bij de vader ophaalt en de vader de kinderen om 19.00 uur (na het avondeten) weer bij de moeder ophaalt.

Verzoeken en verweer

Het verzoek van de gecertificeerde instelling strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] tot de meerderjarigheid, te weten tot 16 februari 2022 en tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] voor de duur van zes maanden.
De gecertificeerde instelling handhaaft het verzoek tot wijziging van de zorg- en opvoedingstaken niet en heeft bij brief van 10 september 2021 dit verzoek ingetrokken.
De gecertificeerde instelling heeft naar voren gebracht geen meerwaarde te zien om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] voor een jaar te verlengen omdat het de afgelopen jaren niet is gelukt om de patronen tussen de ouders te doorbreken en het lukt niet om de ouders te sturen. Er is daarom ingezet op het weerbaarder en sterker maken van de kinderen in het contact met de moeder en de strijd van de ouders. Wat betreft de omgang is de visie niet veranderd en moet er op zoek worden gegaan naar verduurzaming van de afspraken zodat de overstap naar het vrijwillige kader kan worden gemaakt. Vanuit Impegno worden zorgen gemeld als de omgang wordt uitgebreid om welke reden er eerst verandering dient te komen voordat dit kan worden bewerkstelligd. Daarnaast heeft de vader aangegeven dat het incidenteel uitbreiden van de omgang in overleg kan. [minderjarige 3] lijkt op dit moment weinig mee te krijgen van de spanningen, waardoor verlenging van de ondertoezichtstelling voor hem niet nodig wordt geacht.
De vader heeft, mede bij monde van zijn advocaat, ingestemd met het verzochte ten aanzien van [minderjarige 1] . Ten aanzien van [minderjarige 2] heeft de vader verweer gevoerd tegen de duur van de verlenging en verzoekt de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar te verlengen.
Ten aanzien van [minderjarige 3] verzoekt de vader om ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar.
De vader handhaaft de zelfstandige verzoeken om primair te bepalen dat de zorgregeling tussen de moeder en de kinderen wordt beëindigd en subsidiair te bepalen dat de zorgregeling tussen de moeder en de kinderen eens per maand begeleid plaats vindt door een andere jeugdhulpaanbieder dan het Wilmahuis in Zoetermeer. De vader heeft naar voren gebracht dat de kinderen al lange tijd belast worden en er al veel hulpverlening is ingezet. De vader maakt zich veel zorgen als de ondertoezichtstelling zou wegvallen, omdat het een belangrijke stok achter de deur is geweest en het zonder ondertoezichtstelling weer mis kan gaan. De advocaat heeft naar voren gebracht dat uit de brief van Impegno blijkt dat er nog steeds zorgen zijn. Tussen de ouders zijn er nog steeds conflicten en de veiligheidsafspraken worden door de moeder geschonden. Er is sprake van wantrouwen tussen de ouders en er wordt getrokken aan de kinderen. De verwachting is dat dit zonder ondertoezichtstelling weer zal toenemen. Indien de ondertoezichtstelling wegvalt wil de vader dat de omgang tussen de kinderen en de moeder wordt beperkt.
De moeder heeft, mede bij monde van haar advocaat, verweer gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling.
De moeder handhaaft het zelfstandige verzoek om de verzochte zorgregeling door de moeder zoals onder punt vier van het verweerschrift is toegelicht vast te stellen. De moeder handhaaft het subsidiaire verzoek ten aanzien van de zorgregeling niet. De advocaat heeft naar voren gebracht dat de moeder met de vader in gesprek wil maar dat de vader de deur voor de moeder heeft dichtgegooid. De moeder ziet niet in wat er binnen de ondertoezichtstelling, mede gelet op de houding van de vader, nog bereikt zou kunnen worden en er kan ook in het vrijwillige kader verder worden gewerkt aan de doelen. De moeder verzoekt daarom om het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen. Ten aanzien van de zorgregeling geven de kinderen zelf aan dat ze een nachtje willen blijven slapen. De moeder acht het in hun belang dat er ook naar hun stem wordt geluisterd en dat dit logeren mogelijk moet zijn.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen. Daarnaast acht de kinderrechter het noodzakelijk [minderjarige 3] met toepassing van artikel 1:255, vijfde lid van het Burgerlijk Wetboek onder toezicht te stellen.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat de kinderen tot op heden nog steeds klem zitten tussen de ouders en baat hebben bij de hulpverlening en de ondersteuning van de jeugdbeschermer. De positieve ontwikkeling van [minderjarige 2] is nog pril en het is van belang dat er zicht blijft op de thuissituatie. Ten aanzien van [minderjarige 3] overweegt de kinderrechter dat hij zich in hetzelfde gezinssysteem bevindt als [minderjarige 1] en [minderjarige 2] waarin de negatieve patronen tussen de ouders nog niet zijn verbroken en waar er regelmatig spanningen zijn, wat ook voor [minderjarige 3] een bedreiging in zijn ontwikkeling vormt. De kinderrechter acht verlenging van de ondertoezichtstelling, respectievelijk ondertoezichtstelling, daarom noodzakelijk om zicht te kunnen houden op de ontwikkeling van de kinderen, het gezin te ondersteunen en te blijven werken aan de gestelde doelen. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling voor [minderjarige 1] daarom verlengen tot zijn meerderjarigheid en voor [minderjarige 2] voor de duur van zes maanden. De kinderrechter zal [minderjarige 3] voor de duur van zes maanden onder toezicht stellen.
Voorst beoordeelt de kinderrechter of het in het belang van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] noodzakelijk is dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wordt gewijzigd. De kinderrechter stelt vast dat de gecertificeerde instelling haar verzoek op grond van artikel 1:265g van het BW niet langer handhaaft. De kinderrechter leest de verzoeken van de vader en de moeder daarom in het kader van artikel 1:253a van het BW.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat het de ouders niet lukt om vaste afspraken te maken en op één lijn te komen wat betreft de zorgregeling. Uit het advies van Impegno blijkt dat de moeder door middel van ouderbegeleiding (gedeeltelijk) andere keuzes kan maken in haar eigen gedrag en dat de frequentie en duur van de bezoeken tussen de kinderen en de moeder op dit moment juist zijn. Hierbij is het van belang dat de moeder ook de ruimte krijgt om incidenteel en in overleg met de jeugdbeschermer de kinderen langer te zien, maar structureel langere bezoeken lijken op dit moment nog te veel gevraagd. De kinderrechter ziet daarom geen redenen om de zorgregeling zoals vastgesteld bij beschikking van 21 juli 2020 te wijzigen en zal de verzoeken van de vader en de moeder daarom afwijzen.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] van 24 september 2021 tot 16 februari 2022 met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] van 24 september 2021 tot 24 maart 2022 met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
stelt [minderjarige 3] van 24 september 2021 tot 24 maart 2022 onder toezicht van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
wijst af de verzoeken van de vader en de moeder tot wijziging van de zorgregeling;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2021 door mr. D.G.J. Dop, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 oktober 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.