ECLI:NL:RBDHA:2021:11404

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
C/09/615316 / JE RK 21-1785
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging schriftelijke aanwijzing en afwijzing oplegging dwangsom in jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2021 uitspraak gedaan in een jeugdzorgkwestie betreffende de minderjarige [minderjarige]. De zaak is ontstaan naar aanleiding van een verzoekschrift van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, dat op 21 juli 2021 is ingediend. De kinderrechter heeft op 23 september 2021 de zaak met gesloten deuren behandeld. De vader en moeder van [minderjarige] zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar de vader heeft sinds de ondertoezichtstelling in 2018 niet adequaat meegewerkt aan de hulpverlening. De gecertificeerde instelling heeft verzocht om bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing die aan de vader was gegeven, en om een dwangsom op te leggen voor het niet naleven van deze aanwijzing.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader onvoldoende medewerking heeft verleend aan de hulpverlening, wat heeft geleid tot vertraging in de ontwikkeling van [minderjarige]. De schriftelijke aanwijzing, die onder andere inhoudt dat de ouders in contact moeten staan met de jeugdbeschermer en afspraken moeten nakomen, is noodzakelijk om de bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] weg te nemen. De moeder heeft ingestemd met het verzoek van de gecertificeerde instelling, terwijl de vader verweer heeft gevoerd tegen de dwangsom, stellende dat hij inmiddels meer betrokken is.

De kinderrechter heeft uiteindelijk de schriftelijke aanwijzing bekrachtigd, maar de verzochte dwangsom afgewezen, omdat de vader recentelijk weer in contact is gekomen met de jeugdbeschermer en heeft aangegeven de aanwijzing te zullen nakomen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/615316 / JE RK 21-1785
Datum uitspraak: 7 oktober 2021

Beschikking van de kinderrechter

Bekrachtiging schriftelijke aanwijzingAfwijzing oplegging dwangsom
in de zaak naar aanleiding van het op 21 juli 2021 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

betreffende:
- [minderjarige] ,geboren op [geboortedag] 2007 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. N. Wouters, te leiden,

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met bijlagen;
  • de brief van [minderjarige] d.d. 16 augustus 2021.
Op 23 september 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • mevrouw [vertegenwoordigers van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder.
[minderjarige] heeft zijn mening kenbaar gemaakt per brief.

Feiten

  • Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
  • De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
  • [minderjarige] verblijft feitelijk bij een behandelgroep van [verblijfplaats]
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 16 juli 2021 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 10 augustus 2021 tot 10 augustus 2022, alsmede voor dezelfde duur machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
  • De gecertificeerde instelling heeft op 11 februari 2021 een schriftelijke aanwijzing gegeven aan de vader, inhoudende:
- Ouders zijn in contact met de jeugdbeschermer;
- Ouders komen op afspraken;
- Ouders zijn telefonisch, per app en mail te bereiken;
- Ouders werken mee aan passende hulpverlening en behandeling in het belang van [minderjarige] .

Verzoek en verweer

De gecertificeerde instelling heeft bekrachtiging van voornoemde schriftelijke aanwijzing verzocht. Tevens wordt verzocht de vader te veroordelen tot betaling van een geldsom van €250,- voor iedere dag/keer dat niet aan de schriftelijke aanwijzing wordt voldaan.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. De vader komt sinds het begin van de ondertoezichtstelling in 2018 de afspraken met de hulpverlening en de gecertificeerde instelling niet na. Er is sprake van een patroon waarbij de vader de afspraken afzegt, moeilijk te bereiken is en niet in het belang van [minderjarige] handelt. Hierdoor is het moeilijk om een samenwerking met de vader aan te gaan en heeft het hulpverleningstraject voor [minderjarige] veel vertraging opgelopen waardoor [minderjarige] onvoldoende toekomt aan zijn ontwikkeling. De vader heeft een klacht ingediend bij AKJ over de samenwerking met de gecertificeerde instelling, maar het is lastig om constructief overleg te voeren als de vader ieder contact met de gecertificeerde instelling vermijdt. Het is van belang dat de schriftelijke aanwijzing wordt bekrachtigd zodat de vader bereikbaar is voor- en in contact staat met de jeugdbeschermer, en dat hij naar de afspraken met de hulpverlening komt.
De vader heeft, mede bij monde van zijn advocaat, verweer gevoerd tegen de verzochte dwangsom. De vader heeft verklaard dat hij teleurgesteld is in de samenwerking met de gecertificeerde instelling. Hij heeft goed contact met [verblijfplaats] en heeft vertrouwen in deze plek voor [minderjarige] . Hij heeft [minderjarige] hier meerdere malen bezocht, maar hij kan niet bij alle afspraken zijn in verband met zijn werk. De advocaat heeft benadrukt dat het vertrouwen van de vader in de gecertificeerde instelling is geschaad. In april jongstleden heeft de vader AKJ ingeschakeld voor een vertrouwenspersoon, maar door de wachtlijsten heeft dit lang geduurd. De vader is bij de laatste gesprekken in [verblijfplaats] aanwezig geweest en heeft de hoop dat de vertrouwenspersoon zijn vertrouwen in de jeugdbeschermer en daarmee de samenwerking kan verbeteren. De vader ziet geen noodzaak in bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing, nu de situatie reeds is verbeterd en hij zoveel mogelijk op afspraken verschijnt. De dreiging van de dwangsom werkt niet mee aan het vertrouwen dat hersteld en opgebouwd moet worden.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte. Het is volgens haar positief dat de vader vandaag aanwezig is en zich realiseert dat het niet goed is voor [minderjarige] dat hij overal weerstand tegen biedt. De moeder vindt het belangrijk dat ze samen kunnen werken in het belang van [minderjarige] .

Beoordeling

Op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting moet naar het oordeel van de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing worden bekrachtigd. De vader heeft de afgelopen periode onvoldoende medewerking verleend aan de uitvoering van het plan van aanpak en de schriftelijke aanwijzing is noodzakelijk teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] weg te nemen. Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. De vader heeft lange tijd onvoldoende meegewerkt aan de hulpverlening waardoor het traject van [minderjarige] veel vertraging heeft opgelopen. Er was sprake van een patroon waarbij de vader regelmatig niet naar de afspraken kwam en moeilijk te bereiken was. Hierdoor is de samenwerking met de jeugdbeschermer en de hulpverlening onvoldoende tot stand gekomen. De schriftelijke aanwijzing van 11 februari 2021 betreft de verzorging en opvoeding van [minderjarige] en de kinderrechter acht de bekrachtiging daarvan noodzakelijk om de vader ertoe te bewegen om deze structureel en voor langere periode na te komen. Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de verzochte dwangsom bij niet nakoming van de aanwijzing moet worden afgewezen. Daartoe is redengevend dat is gebleken dat de vader – met hulp van een vertrouwenspersoon vanuit het AKJ – recent weer in contact is gekomen met de jeugdbeschermer en ook naar de afspraken is gekomen. De vader heeft ter zitting aangegeven te willen werken aan de samenwerking met de jeugdbeschermer en heeft desgevraagd toegezegd de schriftelijke aanwijzing te zullen nakomen. De kinderrechter acht het opleggen van een dwangsom daarom op dit moment een te verstrekkend middel.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing d.d. 11 februari 2021;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2021 door mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 7 oktober 2021.
Ingevolge artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat tegen deze beslissing geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.