ECLI:NL:RBDHA:2021:11427

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
20 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.12879
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse homoseksuele man en beoordeling van de geloofwaardigheid van zijn verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 augustus 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse man die stelt homoseksueel te zijn en vreest voor vervolging in zijn thuisland. De eiser heeft zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel afgewezen gekregen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft het beroep van de eiser behandeld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De eiser heeft verklaard dat hij uit Nigeria is gevlucht na een incident op een begrafenis waar hij betrapt werd op seksuele handelingen met een man. Hij heeft vervolgens een gevaarlijke reis gemaakt via Libië naar Italië en uiteindelijk Nederland bereikt.

De rechtbank heeft overwogen dat de eiser zijn gestelde homoseksualiteit en de daaruit voortvloeiende problemen niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van de eiser tegenstrijdig en oppervlakkig zijn, en dat hij onvoldoende concrete en gedetailleerde informatie heeft verstrekt over zijn ervaringen en de risico's die hij loopt bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in het verleden in Europa heeft verbleven en dat hij bekend was met de acceptatie van homoseksualiteit in westerse landen, wat zijn verklaringen verder ondermijnt.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor wat betreft het terugkeerbesluit en de opgelegde vertrektermijn, maar heeft de afwijzing van de asielaanvraag in stand gelaten. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.496,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.12879

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen

[eiser] , eiser

[V-Nummer]
(gemachtigde: mr. M.K. Bulthuis),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. van IJzendoorn).

ProcesverloopBij besluit van 2 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 23 augustus 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J.A. Okpoko (Ishan taal). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1995.
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij uit Nigeria is gevlucht omdat hij homoseksueel is. Op een begrafenisfeest is hij betrapt toen hij seks had met zijn vriend, waarna hij en zijn vriend door de overige gasten zijn belaagd. Eiser heeft kunnen ontsnappen door in een auto te stappen bij een onbekende man die hem te hulp schoot. Hij heeft bij die man geslapen en de volgende dag is eiser door hem naar Libië gebracht. Tijdens zijn verblijf in Libië is hij meerdere malen door de man verkracht. De man heeft hem vervolgens doorverkocht aan ene [naam 3] , voor wie eiser in Libië drugs heeft verkocht en die hem heeft geholpen bij zijn vlucht naar Italië. Eiser vreest bij terugkeer voor de Nigeriaanse autoriteiten omdat homoseksualiteit in Nigeria verboden is. Hij zal worden opgepakt. Ook vreest hij voor de Nigeriaanse bevolking vanwege de homohaat die er heerst in Nigeria. Ten slotte vreest hij voor [naam 3] , omdat hij hem verraden heeft en hem nog geld schuldig is.
2.1
Verweerder stelt zich – kort gezegd – op het standpunt dat eiser zijn gestelde seksuele geaardheid niet aannemelijk heeft gemaakt omdat hij bevreemdingwekkende, tegenstrijdige en oppervlakkige verklaringen heeft afgelegd over zijn bewustwordings- en acceptatieproces, de (duur van de) relaties die hij heeft gehad en hoe hij hiermee is omgegaan in het licht van de homohaat die er in Nigeria heerst. Omdat verweerder de gestelde seksuele geaardheid van eiser niet aannemelijk acht, geldt dit ook voor de gestelde daaruit voortvloeiende problemen. Daarbij vindt verweerder het bevreemdend dat eiser in Nigeria, een land waar homoseksualiteit niet wordt geaccepteerd en strafbaar is, in het openbaar met een andere man zou hebben gezoend en gemeenschap zou hebben gehad en dat hij tijdens zijn vlucht door een willekeurig persoon zou zijn geholpen. Ten slotte stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade. Eisers verklaring dat hij bij terugkeer naar Nigeria heeft te vrezen voor [naam 3] wordt niet gevolgd, nu hij buiten Nigeria zou zijn verkocht aan [naam 3] en eiser niet heeft aangetoond dat [naam 3] , of mensen die naar [naam 3] zijn te herleiden, in Nigeria aanwezig zijn en op zoek zijn naar hem.
2.2
Verweerder heeft de aanvraag bij het bestreden besluit gelet op het voorgaande afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Daarbij is overwogen dat het bestreden besluit als terugkeerbesluit geldt en dat eiser Nederland binnen vier weken moet verlaten.
3. Eiser is het niet met de afwijzing van zijn aanvraag eens en voert – kort gezegd – aan dat hij zijn homoseksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen wel aannemelijk heeft gemaakt. Daarnaast betoogt eiser dat hem ten onrechte een terugkeerbesluit en een vertrektermijn is opgelegd. Hij verblijf immers op grond van een geldige verblijfsvergunning regulier (B9) rechtmatig verblijf in Nederland.
4.1
Ter zitting heeft verweerder desgevraagd aan de rechtbank bevestigd dat eiser ten tijde van het bestreden besluit in het bezit was van een verblijfsvergunning regulier, met een geldigheidsduur tot 7 september 2021. Er ligt enkel een voornemen tot intrekking van deze vergunning. Het terugkeerbesluit en de vertrektermijn van vier weken zijn dan ook ten onrechte opgelegd. Reeds hierom verklaart de rechtbank het beroep gegrond en vernietigt de rechtbank het bestreden besluit voor zover dat ziet op het terugkeerbesluit en de opgelegde vertrektermijn.
4.2
Voor zover het bestreden besluit ziet op de afwijzing van eisers asielaanvraag, blijft het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank echter in stand. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
5.1
Eisers betoog dat verweerder ten onrechte zeer diepgaande verklaringen en nauwkeurig omschreven diepe emoties en diepgaande gedachten van hem heeft verlangd, terwijl verweerder daarbij zelf in het nader gehoor onvoldoende heeft doorgevraagd dan wel onderzoek heeft gedaan, volgt de rechtbank niet. Dit geldt ook voor zijn betoog dat verweerder heeft nagelaten rekening te houden met eisers referentiekader, zijn culturele achtergrond, leeftijd en opleidingsniveau en met zijn onbekendheid met westerse terminologie als zelfacceptatie en bewustwording en verweerders westerse denkwijze.
5.2
Op grond van zijn eigen verklaringen in de gehoren stelt de rechtbank vast dat eiser al rond zijn 11e of 12e jaar ontdekte dat hij gevoelens had voor andere mannen. Toen hij ongeveer 17 jaar was, werd hij voor het eerst verliefd op een man ( [naam 1] ). Niet lang daarna kreeg eiser een relatie met een man ( [naam 2] ). Tussen het moment dat hij voor het eerst achter zijn gevoelens kwam en het moment dat hij een relatie kreeg, heeft hij, naar eigen zeggen, met die gevoelens geworsteld. Eiser heeft vervolgens nadat hij uit Nigeria is vertrokken, ongeveer zes jaar in Italië verbleven. Toen hij in november 2019 in Nederland aankwam, wist hij hoe er in Europa tegen homoseksualiteit wordt aangekeken. In het licht van deze voorgeschiedenis heeft verweerder zich, reeds daarom, op het standpunt mogen stellen dat van eiser een veel duidelijker, concreter en beter onderbouwd relaas mocht worden verwacht over zijn proces van ontdekking van zijn seksuele geaardheid en de acceptatie daarvan. Dat weegt des te meer nu eiser zich er al van jongs af aan bewust van is geweest hoe er in Nigeria tegen homoseksualiteit wordt aangekeken, terwijl hij door zijn langere verblijf in Europa wist dat hij homoseksuele gevoelens zonder gevaar kon uiten en hierover vrij kon spreken.
5.3
Verweerder heeft eiser dan ook mogen tegenwerpen dat eiser zijn gestelde homoseksuele geaardheid en daarmee tevens de daaruit voortvloeiende problemen en de gestelde vrees bij terugkeer, niet aannemelijk heeft gemaakt.
6. Eisers betoog dat verweerder ten onrechte heeft tegengeworpen dat eiser op bepaalde punten tegenstrijdig of vaag zou hebben verklaard, zonder daarbij de correcties en aanvullingen in ogenschouw te nemen, slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat eiser in zijn ingediende correcties en aanvullingen op de door verweerder tegengeworpen en cruciale verklaringen over bewustwording en acceptatie, dikwijls duiding geeft aan wat hij heeft verklaard tijdens de gehoren, dan wel terug komt op zijn verklaringen in het gehoor. [1] Eiser geeft nadere uitleg over wat hij heeft gezegd of stelt dat het toch anders is gegaan dan dat hij aanvankelijk heeft verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank gaat dit de bedoeling van de correcties en aanvullingen te buiten. Uit artikel 3.113, vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) blijkt immers dat de vreemdeling door middel van het indienen van correcties en aanvullingen in de gelegenheid wordt gesteld om opmerkingen te maken of opheldering te verschaffen over
verkeerd vertaalde passages of misvattingenin het verslag van het nader gehoor en nadere gegevens te verstrekken. De vreemdeling wordt verzocht uiterlijk op de tweede dag schriftelijk te bevestigen
dat de inhoud van het verslag een correcte afspiegeling is van het nader gehoor (cursief door de rechtbank)
. [2] Oftewel: het verslag kan via de correcties en aanvullingen worden gecorrigeerd op vertaalfouten, ontbrekende passages (“dit heb ik daarbij ook nog verklaard, maar staat niet in het verslag”), verkeerd overgenomen verklaringen (“ik zei drie jaar, maar in het verslag staat vier jaar”) en dergelijke. Uit de tekst van dit artikellid leidt de rechtbank af dat de correcties en aanvullingen niet zijn bedoeld om een nadere toelichting of aanvullende verklaringen te geven, dan wel terug te komen op gegeven verklaringen en deze inhoudelijk te wijzigen. Het staat eiser uiteraard vrij dat toch te doen, maar dan mag verweerder, zoals in het geval van eiser ook is gebeurd, wel een deugdelijke verklaring verlangen waaróm eiser terug komt op een eerdere verklaring. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat deze deugdelijke verklaringen ontbreken.
7. Omdat de rechtbank het beroep gelet op het in 4.1 overwogene gegrond verklaart, wordt verweerder veroordeeld in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover dit ziet op het terugkeerbesluit en de vertrektermijn;
- bepaalt dat het bestreden besluit voor het overige in stand blijft;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.A. Knikkink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst bijvoorbeeld naar de door eiser in de ingediende correcties en aanvullingen gemaakte opmerkingen met betrekking tot pagina 7, 8, 15, 16 en 18 van het nader gehoor.
2.Een soortgelijke bepaling is ten aanzien van het aanmeldgehoor opgenomen in artikel 3.108d, achtste lid, van het Vb.