ECLI:NL:RBDHA:2021:11453
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van gefingeerd dienstverband
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 september 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Iraanse vrouw, had de aanvraag ingediend met het doel om bij haar echtgenoot in Nederland te verblijven. De aanvraag werd afgewezen omdat de staatssecretaris van mening was dat er sprake was van een gefingeerd dienstverband van de referent, de echtgenoot van eiseres, bij een tandartspraktijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende bewijs heeft geleverd voor deze conclusie. Eiseres betwistte de afwijzing en voerde aan dat haar echtgenoot daadwerkelijk tandtechnische werkzaamheden verrichtte en dat er geen sprake was van een gefingeerd dienstverband. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de aanvraag niet op de juiste merites had beoordeeld en dat de eerdere afwijzing niet als uitgangspunt genomen kon worden voor de huidige aanvraag. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.