ECLI:NL:RBDHA:2021:11455

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 augustus 2021
Publicatiedatum
20 oktober 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 7987
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsaanvraag op basis van schijnrelatie en geen familieleven onder artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 augustus 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de verblijfsaanvraag van eiseres, een Nigeriaanse vrouw, die verblijf als familie- of gezinslid bij haar referent wenste. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op basis van het vermoeden van een schijnrelatie. Eiseres had eerder een verblijfsvergunning voor het zoeken naar werk, maar haar aanvraag voor wijziging van het verblijfsdoel werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom er een onderzoek naar de relatie was ingesteld, en dat de bevindingen van de Vreemdelingenpolitie, die drie huisbezoeken had afgelegd, de conclusie van een schijnrelatie ondersteunden.

Eiseres voerde aan dat er wel degelijk sprake was van een duurzame en exclusieve relatie, onderbouwd door hun huwelijk op 10 juni 2020. De rechtbank oordeelde echter dat het huwelijk niet afdoet aan de vastgestelde schijnrelatie. De rechtbank concludeerde dat er geen familieleven kon worden aangenomen, waardoor de belangenafweging op grond van artikel 8 van het EVRM niet aan de orde was. Eiseres had ook aangevoerd dat zij ten onrechte niet was gehoord over haar bezwaar, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had afgezien van het horen, omdat er geen twijfel bestond dat het bezwaar niet zou leiden tot een andersluidend besluit. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/7987

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F. Arslan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Wesenbeek).

Procesverloop

Bij besluit van 9 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor het wijzigen van het verblijfsdoel afgewezen.
Bij besluit van 6 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld
De zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2021 via een Skypeverbinding. Eiseres en haar gemachtigde waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is meneer B. Boucher verschenen. Tevens is meneer [referent] (referent) verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1992 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Verweerder heeft eerder aan eiseres een verblijfsvergunning regulier voor het doel ‘het zoeken naar en verrichten van arbeid al dan niet als zelfstandige’ verleend met een geldigheidsduur van 27 november 2018 tot 27 november 2019. Eiseres beoogt nu verblijf als familie- of gezinslid bij referent.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat zij geen duurzame en exclusieve relatie zou hebben en geen gemeenschappelijke huishouding zou voeren met referent. Naar aanleiding van vermoedens van een schijnrelatie heeft verweerder nader onderzoek ingesteld, waarbij de Vreemdelingenpolitie drie keer langs is gegaan op het adres van referent. Verweerder heeft zich naar aanleiding van het onderzoek op het standpunt gesteld dat eiseres en referent een schijnrelatie zijn aangegaan. Verweerder concludeert dat eiseres niet samenwoont op bovengenoemd adres met referent, maar dat eiseres vermoedelijk een kamer huurt op dit adres.
Wat stelt eiseres in beroep?
3. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd en dat verweerder niet heeft onderbouwd waarom er een onderzoek is ingesteld. In tegenstelling tot verweerder stelt eiseres dat er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. Eiseres voert daartoe aan dat zij 10 juni 2020 zijn getrouwd bij de gemeente in Den Haag. De door verweerder aangenomen tegenstrijdigheid met betrekking tot de start van de relatie is onterecht. De relatie is volgens eiseres gestart op 8 mei 2019. Het onderzoek van de Vreemdelingenpolitie, te weten de drie huisbezoeken, is volgens eiseres suggestief en toont onvoldoende aan dat er sprake zou zijn van een schijnrelatie. Buren hebben volgens eiseres bevestigd dat zij met referent samenwoont zodat niet kan worden gesteld dat sprake is van kamerverhuur aan eiseres. Eiseres voert verder aan dat verweerder van eiseres en referent niet mag eisen dat zij een samenlevingscontract opstellen bij de notaris. Verweerder heeft de hoorplicht geschonden door eiseres en referent niet te horen over hun relatie. Eiseres voert tot slot aan het bestreden besluit een schending vormt van haar recht op familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM).
In beroep zijn op 25 juni 2021 aanvullende stukken overgelegd door eiseres.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom een onderzoek is ingesteld naar de relatie van eiseres en referent. Zo heeft verweerder gesteld dat tegenstrijdig is verklaard over de datum waarop referent en eiseres elkaar hebben leren kennen. Er zijn twee vragenlijsten beantwoord, waarbij in 1 vragenlijst veel antwoorden zijn doorgekrast. Verder zijn slechts een paar foto’s overgelegd en een gespreksverslag van Whattsapp waarbij met name is gesproken over een afspraak bij de advocaat terwijl het meer voor de hand zou liggen dat eiseres en referent, die stellen samen te wonen, dit thuis met elkaar zouden bespreken. Dat de Vreemdelingenpolitie vervolgens drie huisbezoeken heeft afgelegd, duidt niet op een vooringenomenheid van verweerder. Referent is immers tijdens het eerste en tweede huisbezoek niet aangetroffen in zijn woning en heeft tijdens het derde huisbezoek alsnog een verklaring kunnen afleggen.
4.1.
Verweerder heeft zich verder op het standpunt mogen stellen dat sprake is van een schijnrelatie waarbij verweerder heeft gewezen op feiten en omstandigheden die niet passen bij een duurzame en exclusieve relatie. Zo is het vreemd is dat eiseres en referent geen contact hebben gehad toen referent twee maanden in Ghana was. Dat eiseres en referent contact onderhielden met een pre-paid telefoon is niet onderbouwd. Het enige contact tussen eiseres en referent via de whattsapp had betrekking op het huren van een kamer. Daarbij lijkt het alsof eiseres bij referent informeert of zij een kamer kan huren bij hem, wat er niet op duidt dat zij reeds met referent zou samenwonen. Dat eiseres het weliswaar in de gesprekken het heeft over “I” maar voor een vriend zou informeren en dus “He” bedoelde, heeft verweerder geen afdoende verklaring hoeven vinden voor deze berichten. Daarnaast is het vreemd dat een vriendin van eiseres, [A] , tegen de vreemdelingenpolitie verklaart dat zij niet weet wie referent, is waarop eiseres tegen [A] zei dat zij haar mond moest houden. De verklaring van [A] die in beroep is overgelegd, dat eiseres niet zou hebben gezegd dat [A] haar mond moest houden, doet niet af aan haar eerdere verklaring dat zij niet weet wie [B] is. Verweerder mag daarbij voorts in beginsel uitgaan van hetgeen op ambtseed is neergelegd in het proces-verbaal van de huisbezoeken.
Tijdens het derde huisbezoek heeft referent verklaard over zijn relatie met eiseres. Verweerder heeft uit het proces-verbaal dat hiervan is opgemaakt mogen afleiden dat referent niets persoonlijks kon vertellen over eiseres. Referent niet weet welke studie eiseres heeft gevolgd, of zij naar de kerk gaat en wie haar vrienden zijn. Dit terwijl de vriendin van eiseres verklaart dat eiseres vaak naar de kerk gaat en die vriendin ervan uit gaat dat eiseres geen relatie heeft. Referent kon bovendien geen foto’s laten zien op zijn telefoon van eiseres. Wel zijn foto’s met andere vrouwen aangetroffen op zijn telefoon. Verweerder heeft zich op basis van alle beschikbaar stukken op het standpunt kunnen stellen dat eiseres en referent een schijnrelatie zijn aangegaan.
5. Nu verweerder heeft mogen concluderen dat sprake is van een schijnrelatie tussen eiseres en referent, wordt ook geen familieleven tussen eiseres en referent aangenomen. Verweerder komt daardoor niet toe een belangenafweging op grond van artikel 8 van het EVRM.
6. Op 10 juni 2020 zijn eiseres en referent met elkaar getrouwd in Den Haag. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen het aangaan van een huwelijk niet af doet aan de door verweerder reeds vastgestelde schijnrelatie tussen eiseres en referent.
7. Tenslotte beoordeelt de rechtbank het betoog van eiseres dat zij ten onrechte niet is gehoord over haar bezwaar. Verweerder mag met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb van het horen afzien indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een andersluidend besluit. Gelet op de inhoud van het primaire besluit en wat daartegen door eiseres is aangevoerd, doet een dergelijke situatie zich hier voor en heeft verweerder terecht op het standpunt gesteld dat hij heeft kunnen afzien van horen. Van een schending van de hoorplicht is geen sprake.
8.
Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. D.M. Biermann, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.