ECLI:NL:RBDHA:2021:11482
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de plaatsing van een sticker met arbeidsmarktaantekening in het paspoort van een EU-document aanvrager
In deze zaak heeft eiser, een Marokkaanse nationaliteit hebbende, op 12 februari 2020 een aanvraag ingediend voor een EU-document als familielid van een EU-burger. Op 10 maart 2020 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een sticker met de aantekening 'Arbeid niet toegestaan' in het paspoort van eiser geplaatst. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en verzocht om een voorlopige voorziening. Het bestreden besluit, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard, werd op 1 mei 2020 genomen. De rechtbank heeft op 8 januari 2021 uitspraak gedaan in deze zaak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de sticker geldig was tot 12 augustus 2020 en dat de geldigheidsduur inmiddels was verstreken. Verweerder stelde dat eiser geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, omdat hij niet had aangetoond schade te hebben geleden door de sticker. Eiser voerde echter aan dat hij schade had geleden, omdat hij door de sticker niet kon werken. De rechtbank oordeelde dat eiser met een verklaring van een potentiële werkgever aannemelijk had gemaakt dat hij schade had geleden.
De rechtbank heeft vervolgens de rechtmatigheid van de plaatsing van de sticker beoordeeld. Eiser betoogde dat er geen reden was voor twijfel aan de relatie met de referent, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder de sticker had kunnen plaatsen, gezien de omstandigheden van illegale inreis en verblijf van eiser. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 januari 2021.