ECLI:NL:RBDHA:2021:11491

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
9321917 \ EJ 21-80236
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een Amerikaanse beschikking tot curatele en de voorwaarden voor tenuitvoerlegging in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2021 een beschikking gegeven op een verzoek tot erkenning van een Amerikaanse beschikking tot curatele. Verzoeker, een zoon van de betrokkene, vroeg erkenning en verlof tot tenuitvoerlegging van de beschikking van de Court of Common Pleas of Lackawanna County, Pennsylvania, waarin zijn vader op 12 mei 2021 wilsonbekwaam werd verklaard. De rechtbank heeft de procedure beoordeeld aan de hand van artikel 431 Rv, dat de erkenning van buitenlandse beslissingen regelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Amerikaanse beslissing voldoet aan de voorwaarden voor erkenning, zoals uiteengezet in het Gazprom-arrest van de Hoge Raad. De rechtbank oordeelde dat de rechtsgang in de VS voldoende waarborgen bood en dat de Amerikaanse beschikking niet in strijd was met de Nederlandse openbare orde.

De kantonrechter heeft de argumenten van de betrokkene, die stelde dat de Amerikaanse beschikking niet definitief was omdat er hoger beroep was aangetekend, verworpen. De rechtbank oordeelde dat het hoger beroep geen schorsende werking had en dat de beschikking uitvoerbaar was. De rechtbank heeft ook de overige verweren van de betrokkene afgewezen, waaronder de stelling dat de rechtsgang in de VS niet voldeed aan de eisen van een behoorlijke rechtsgang. De rechtbank concludeerde dat de Amerikaanse beslissing kon worden erkend en verleende verzoeker verlof tot tenuitvoerlegging van de beschikking.

De beschikking is uitgesproken door kantonrechter mr. D. de Loor en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Zittingsplaats 's-Gravenhage
Zaaknr.: 9321917 \ EJ 21-80236
Datum: 12 oktober 2021

Beschikking op een verzoek tot erkenning van een buitenlands vonnis

op verzoek van:

[verzoeker] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te San [woonplaats] , Verenigde Staten van Amerika (VS),
aan de [adres] ,
hierna te noemen: verzoeker en de zoon,
gemachtigde: mr. P.J. Montanus,
tegen

[verweerder] ,

geboren te [geboorteplaats] , op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] , VS,
aan de [adres] ,
hierna te noemen: verweerder en betrokkene,
gemachtigde: mr. S.H. van Os.

Procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift van 15 maart 2021 tot erkenning en verlof tot tenuitvoerlegging van de Amerikaanse beschikking tot voorlopige ondercuratelestelling ex artikel 431 Rv;
  • de brief namens verzoeker van 1 juni 2021, waarin het verzoek wordt gewijzigd naar de erkenning en verlof tot tenuitvoerlegging van de beschikking van de Amerikaanse rechter van 12 mei 2021, met producties;
  • de beschikking van deze rechtbank, team handel, van 16 juni 2021, waarin het verzoek is verwezen naar de kantonrechter;
  • de brief namens verzoeker van 18 juni 2021;
  • de brief namens verweerder van 23 juni 2021, met producties;
  • de brief namens verzoeker van 28 juni 2021, met een productie;
  • de email van de gemachtigde van verweerder van 27 september 2021, met producties;
  • de email van de gemachtigde van verweerder van 28 september 2021, met haar pleitaantekeningen;
  • de aantekeningen van de griffier van het verhandelde ter Skype-zitting van 28 september 2021.

De feiten

Tussen partijen staat het volgende vast:
Bij beschikking van 12 februari 2021 heeft de rechter in de Court of Common Pleas of Lackawanna County, Orphans’s Court Division, betrokkene wilsonbekwaam verklaard volgens het recht van Pennsylvania en de zoon als
guardianover betrokkene en diens vermogen aangesteld.
Naar aanleiding van een namens betrokkene aangetekend verweer heeft de Amerikaanse rechter bij beschikking van 5 maart 2021 de definitieve beslissing van 12 februari 2021 omgezet naar een tijdelijke beslissing. Er is vervolgens een zitting bepaald om te beslissen over de definitieve maatregel.
Bij beschikking van 16 april 2021 is op verzoek van verzoeker door de kantonrechter een provisioneel bewind uitgesproken over alle goederen van betrokkene in Nederland, in afwachting van een definitieve beslissing in de VS. Namens betrokkene is hoger beroep aangetekend tegen deze beschikking bij het Gerechtshof Den Haag.
Bij definitieve beschikking van 12 mei 2021 heeft de rechter in de Court of Common Pleas of Lackawanna County, Orphans’s Court Division, betrokkene wilsonbekwaam verklaard volgens het recht van Pennsylvania en de zoon als
guardianover betrokkene en diens vermogen aangesteld. Namens betrokkene is hoger beroep aangetekend tegen deze beschikking bij het Superior Court of Pennsylvania.

Het verzoek

Verzoeker verzoekt om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, aan verzoeker verlof te verlenen tot tenuitvoerlegging van de beschikking van de familierechtbank van Lackawanna county, afdeling bewind en curatele, van 12 mei 2021.
Aan dit verzoek legt verzoeker, samengevat, het volgende ten grondslag.
De definitieve beschikking van 12 mei 2021 voldoet aan de voorwaarden voor erkenning en tenuitvoerlegging zoals bepaald in het arrest van de Hoge Raad van 26 september 2014, NJ 2015/478 (Gazprom). Er heeft in de VS een behoorlijke, met voldoende waarborgen omklede rechtsgang plaatsgevonden, waar betrokkene is gehoord en hij vertegenwoordigd was door een advocaat. De Amerikaanse beschikking is niet onverenigbaar met de Nederlandse openbare orde en ook niet in strijd met andere tussen partijen gegeven beslissingen. Er is geen aparte exequaturprocedure voor in het buitenland getroffen beschermingsmaatregelen voor meerderjarigen. Nu er ook geen verdrag is tussen Nederland en de VS, valt de tenuitvoerlegging onder de werking van artikel 431, eerste lid, Rv en zal de zaak op dat punt opnieuw moeten worden behandeld overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid. Het is niet aan de Nederlandse rechter om te beoordelen of hij, met toepassing van de eigen conflictregels, tot hetzelfde resultaat zou zijn gekomen als de buitenlandse rechter (marginale toetsing). Nu voldaan wordt aan de voorwaarden uit het Gazprom-arrest, is het verzoek van verzoeker toewijsbaar. Ook op grond van artikel 22 Haags Volwassenenverdrag (HVV) komt het verzoek voor erkenning in aanmerking.
In reactie op het verweer van betrokkene voert verzoeker nog het volgende aan.
Het is juist dat de beschikking van 12 mei 2021 nog niet in kracht van gewijsde is gegaan. De beschikking is echter wel degelijk definitief, te weten een
final order. Het door de Amerikaanse advocaten van betrokkene ingediende hoger beroep doet niets af aan de uitvoerbaarheid van de beschikking van 12 mei 2021. Het hoger beroep heeft geen schorsende werking. Verzoeker overlegt een
legal opinionvan zijn Amerikaanse advocaten waaruit dit blijkt.
De beschikking hoeft ook niet in kracht van gewijsde te zijn gegaan. Uit het Gazprom-arrest volgt dat een vordering op grond van artikel 431 Rv kan afstuiten als de beslissing volgens het recht van het land van herkomst niet, nog niet dan wel niet meer uitvoerbaar is. Hiervan kan sprake zijn als tegen de beschikking een rechtsmiddel met schorsende werking is ingesteld, de beslissing door een hogere rechterlijke instantie van het land van herkomst is vernietigd of uit de beslissing zelf blijkt dat die nog niet ten uitvoer kan worden gelegd. Van deze beletselen is in het onderhavige geval geen sprake.

Het verweer

Namens betrokkene wordt, samengevat, het volgende verweer gevoerd.
De Amerikaanse beschikking van 12 mei 2021 is niet definitief, daar de advocaat van betrokkene hiertegen hoger beroep heeft aangetekend. Ook tegen de beschikking waarin de provisionele bewindvoerder werd benoemd, is hoger beroep aangetekend.
Verder kan niet worden gezegd dat de rechtsgang in de VS met dezelfde waarborgen omgeven is als in Nederland. Zo bestaat daar de doodstraf, terwijl die straf in Nederland niet bestaat.
Betrokkene kan goed voor zichzelf zorgen. Hij heeft alleen een terugval gehad direct na het overlijden van zijn moeder. Als gevolg van de aanstelling van zijn zoon als
guardianzit betrokkene nu gevangen in zijn eigen huis. Hij ontvangt geen zakgeld en wordt volledig gecontroleerd in alles wat hij doet. Zijn zoon heeft zelfs toegang verkregen tot zijn emailaccount en heeft als gevolg daarvan de correspondentie van betrokkene met zijn advocaat kunnen raadplegen. Betrokkene heeft altijd goed gezorgd voor zijn vrouw en kinderen. Het staat hem verder vrij te doen wat hij wil met zijn geld. Zijn zoon heeft zelf geen baan en komt in wezen rond van het geld van zijn vader. Dit doet denken aan de zaak van Britney Spears.

Beoordeling

Tussen de VS en Nederland bestaat geen verdrag over de tenuitvoerlegging van vonnissen of beschikkingen waarin een beschermingsmaatregel over een volwassene is uitgesproken. Dit betekent dat artikel 985 Rv. in dit geval niet kan worden toegepast en dat het verzoek beoordeeld moet worden aan de hand van artikel 431 Rv.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 26 september 2014 (ECLI:NL:HR:2014:2838, Gazprom) volgt dat in een geding op grond van artikel 431 lid 2 Rv. een buitenlandse beslissing in Nederland in beginsel wordt erkend indien:
  • i) de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven, berust op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is,
  • ii) de buitenlandse beslissing tot stand is gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging,
  • iii) de erkenning van de buitenlandse beslissing niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde, en
  • iv) de buitenlandse beslissing niet onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter, dan wel met een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits die eerdere beslissing voor erkenning in Nederland vatbaar is.
Indien is voldaan aan deze vier voorwaarden, dient de rechter de gebondenheid van partijen aan die beslissing tot uitgangspunt te nemen, en is de vordering in beginsel toewijsbaar.
Toewijzing van een vordering op de voet van art. 431 lid 2 Rv. kan afstuiten op de grond dat de voor erkenning vatbare buitenlandse beslissing volgens het recht van het land van herkomst niet, nog niet dan wel niet meer uitvoerbaar is. In dit verband is van belang waarop de niet-uitvoerbaarheid van de buitenlandse beslissing berust.
In het kader van het EEX-Verdrag is beslist dat het begrip “uitvoerbaar” in art. 31 EEX-Verdrag (thans artikel 38 lid 1 EEX-Verordening) uitsluitend ziet op de formele uitvoerbaarheid van de buitenlandse beslissing, en niet op de voorwaarden waaronder die beslissing in de staat van herkomst ten uitvoer kan worden gelegd. Volgens het HvJEU moet in dit verband onderscheid worden gemaakt tussen de vraag of een beslissing formeel gezien uitvoerbaar is, en de vraag of deze beslissing wegens betaling van de schuld of om andere reden niet meer ten uitvoer kan worden gelegd.
Van een beletsel met betrekking tot de formele uitvoerbaarheid van een buitenlandse beslissing als hiervoor bedoeld, is onder meer sprake indien tegen de (niet bij voorraad uitvoerbare) beslissing in het land van herkomst een rechtsmiddel met schorsende werking is ingesteld, dan wel de beslissing door een hogere rechterlijke instantie van het land van herkomst is vernietigd. Een dergelijk beletsel dient zich eveneens aan indien in de beslissing zelf is bepaald of daaruit voortvloeit dat deze slechts binnen een bepaalde termijn kan worden ten uitvoer gelegd en deze termijn nog niet is aangevangen dan wel reeds is verstreken.
De kantonrechter oordeelt in dit geval als volgt.
Het is aan betrokkene om feiten en omstandigheden aan te voeren om te onderbouwen dat niet aan de vier hiervoor genoemde voorwaarden wordt voldaan. Namens betrokkene is alleen aangevoerd dat het Amerikaanse rechtssysteem niet over dezelfde waarborgen beschikt als het Nederlandse, omdat in de VS de doodstraf kan worden opgelegd terwijl dat in Nederland niet kan. Naar het oordeel van de kantonrechter kan dit verweer niet slagen. De aan betrokkene in de VS opgelegde beschermingsmaatregel is vergelijkbaar met de beschermingsmaatregelen die in Nederland bestaan. Verder heeft betrokkene, bijgestaan door een advocaat, verweer kunnen voeren in de procedure in de VS. Niet kan derhalve worden gezegd dat de procedure in de VS niet heeft voldaan aan de eisen die aan een behoorlijke rechtsgang mogen worden gesteld.
Verder is namens betrokkene aangevoerd dat de beslissing in de VS nog niet definitief is, nu daartegen hoger beroep is aangetekend. Het gaat er echter om of de Amerikaanse beslissing uitvoerbaar is, ondanks dat daartegen hoger beroep is aangetekend. Dat is het geval. Hoger beroep schorst niet de werking van de beslissing. De inhoud van de door verzoeker overgelegde notitie van zijn Amerikaanse advocaat is namens betrokkene ook niet bestreden.
De overige namens betrokkene aangevoerde verweren zouden ertoe moeten leiden dat het provisionele bewind wordt opgeheven. Tegen die beslissing is echter hoger beroep aangetekend en het is daarom aan het Gerechtshof om op die verweren/gronden te beslissen.
Gelet op het vorenstaande zal het verzoek tot erkenning van en verlof tot tenuitvoerlegging van de beschikking van de Amerikaanse rechter van 12 mei 2021 worden toegewezen.
De kantonrechter ziet gezien de aard van de zaak in dit geval geen aanleiding om één van partijen in de proceskosten van de ander te veroordelen.

Beslissing

De kantonrechter:
- verleent verzoeker, [verzoeker] , verlof tot tenuitvoerlegging van de beschikking van de familierechtbank van Lackawanna county, afdeling bewind en curatele, van 12 mei 2021;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. D. de Loor, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 oktober 2021.
Tegen deze beslissing kan door indiening van een beroepschrift (door een advocaat) ter griffie van het Gerechtshof Den Haag hoger beroep worden ingesteld:
a door de verzoek(st)er en door de in de procedure verschenen belanghebbenden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
b door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.