ECLI:NL:RBDHA:2021:11506
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- L.M. Reijnierse
- S. Westerhof
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid voorzieningenrechter in asielopvangzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De eiser, een asielzoeker met een v-nummer, had een verzoek ingediend omdat hij per 28 december 2020 de opvang moest verlaten, zoals meegedeeld door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) in een brief van 2 december 2020. De eiser had eerder beroep ingesteld tegen deze beslissing bij de rechtbank Midden-Nederland onder zaaknummer AWB 20/9557. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, maar verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek. Dit was gebaseerd op de overweging dat de mededeling van het COA geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter heeft verwezen naar de uitspraak van de rechtbank in de beroepsprocedure, waarin ook werd geoordeeld dat de rechtbank onbevoegd was. De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Awb. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, in aanwezigheid van griffier mr. S. Westerhof, en is op dezelfde dag bekendgemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.