ECLI:NL:RBDHA:2021:11549

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
AWB 20/5174
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visumaanvraag kort verblijf wegens gevaar voor volksgezondheid in het kader van coronamaatregelen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, hebben eisers, allen met de Syrische nationaliteit, een aanvraag ingediend voor een visum kort verblijf met als doel familie en vrienden te bezoeken. De aanvraag werd op 30 september 2019 door de minister van Buitenlandse Zaken afgewezen, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 10 april 2020 kennelijk ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 18 mei 2021 behandeld via een Skypeverbinding, waarbij eisers werden bijgestaan door hun gemachtigde, mr. A.G. Kleijweg, en de minister werd vertegenwoordigd door mr. R.P.G.H. Belluz.

De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de visumaanvraag terecht was, omdat eisers niet konden aantonen dat zij niet als een bedreiging voor de volksgezondheid konden worden beschouwd in het kader van de coronamaatregelen. De rechtbank stelde vast dat de minister bevoegd was om de aanvraag af te wijzen op basis van de dwingende afwijzingsgrond van gevaar voor de volksgezondheid, zonder dat er een individuele beoordeling van de eisers nodig was. De rechtbank wees erop dat de situatie rondom de coronapandemie en de daarmee samenhangende reisbeperkingen een legitieme reden vormden voor de afwijzing van de aanvraag.

De rechtbank concludeerde dat de overige beroepsgronden van eisers, die gericht waren tegen de inhoudelijke afwijzing, geen bespreking meer behoefden, omdat de weigeringsgrond van gevaar voor de volksgezondheid op zichzelf al voldoende was om de afwijzing te rechtvaardigen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat de beslissing niet betekende dat eisers nooit meer in aanmerking zouden komen voor een visum, aangezien toekomstige aanvragen op hun eigen merites beoordeeld zouden worden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 juni 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/5174

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser 1] , eiser I, V-nummer: [V-nummer 1]

[eiseres 1] ,eiseres I, V-nummer: [V-nummer 2]
[eiser 2] ,eiser II, V-nummer: [V-nummer 3]
[eiseres 2] ,eiseres II
,V-nummer: [V-nummer 4]
(gezamenlijk: eisers)
(gemachtigde: mr. A.G. Kleijweg),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. R.P.G.H. Belluz).

Procesverloop

Bij besluit van 30 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eisers voor een visum kort verblijf afgewezen.
Bij besluit van 10 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers kennelijk ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft per Skypeverbinding plaatsgevonden op 18 mei 2021.
Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als toehoorder was ter zitting aanwezig, mevrouw [A] .

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eisers hebben de Syrische nationaliteit. Zij hebben op 13 februari 2020 verzocht om afgifte van een visum voor kort verblijf met als doel ‘bezoek aan familie/vrienden’.
2. Verweerder heeft de aanvraag in het primaire besluit afgewezen, omdat het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf onvoldoende zijn aangetoond en het voornemen om Nederland te verlaten vóór het verstrijken van het visum niet kan worden vastgesteld. Bij het bestreden besluit heeft verweerder aangegeven dat eisers niet in aanmerking komen voor het gevraagde visum, omdat door de corona-pandemie tijdelijke beperkingen gelden ten aanzien van niet-essentiële reizen naar de Europese Unie ter bescherming van de volksgezondheid. [1] Nu eisers niet onder een van de uitzonderingscategorieën vallen, is de aanvraag op basis van deze dwingende afwijzingsgrond afgewezen.
Wat vinden eisers in beroep?
3. Eisers zijn het niet eens met het besluit. Verweerder had inhoudelijk moeten ingaan op wat er in bezwaar is aangevoerd. Door dit achterwege te laten heeft verweerder een situatie gecreëerd waarbij het primaire besluit formele rechtskracht krijgt en de bezwaarmogelijkheid teniet wordt gedaan. Dit kan doorwerken bij toekomstige aanvragen om een visum. Daarnaast is het inreisverbod vanaf 15 mei 2021 versoepeld waardoor eisers wel onder één van de categorieën vallen die Nederland kunnen inreizen. Tot slot hadden eisers gehoord moeten worden in bezwaar.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt vast dat eisers niet hebben betwist dat zij gelet op het coronavirus konden worden aangemerkt als een (potentiële) bedreiging voor de volksgezondheid, zodat hen de toegang tot het grondgebied van Nederland kon worden geweigerd. Ook hebben zij niet betwist dat het coronavirus kan worden aangemerkt als een epidemische ziekte als bedoeld in de Schengengrenscode. Niet is gebleken dat eisers behoren tot de uitzonderingscategorieën van reizigers met een essentiële functie of reizigers aan wiens aanwezigheid een wezenlijk belang wordt gehecht die daarom wel toegang tot het grondgebied krijgen. Verweerder was daarom ten tijde van het bestreden besluit bevoegd om deze afwijzingsgrond te hanteren zonder te beoordelen of eisers als individuen een specifiek gevaar vormden. Gelet op de aard van het virus, het besmettingsgevaar, de op dat moment geldende maatregelen en de snelle verspreiding van het virus vormden eisers als reizigers uit het buitenland op dat moment een mogelijke bedreiging van de volksgezondheid. De conclusie is dan ook dat de aanvragen terecht zijn afgewezen. De omstandigheid dat verweerder er ook voor had kunnen kiezen om de beslistermijn op te schorten of nadere voorwaarden te stellen doet niet af aan de rechtmatigheid van het besluit. De stelling van eisers dat de reisbeperkingen met ingang van 15 mei 2021 voor een aantal categorieën reizigers zouden zijn opgeheven dan wel versoepeld, dient buiten beschouwing te blijven, nu deze omstandigheid van na het bestreden besluit dateert.
5. Nu de weigeringsgrond ‘gevaar voor de volksgezondheid’ een zelfstandige en dwingende weigeringsgrond is, die de afwijzing van de aanvraag voor een visum kort verblijf zelfstandig kan dragen, behoeven de overige beroepsgronden, gericht tegen de inhoudelijke afwijzing, geen bespreking meer. Anders dan door de gemachtigde van eisers ter zitting is gesteld, betekent de definitieve beslissing in deze procedure niet dat eisers nooit in aanmerking zullen komen voor een visum, aangezien elke toekomstige aanvraag van eisers op de eigen merites zal worden beoordeeld.
6. Wat betreft het horen overweegt de rechtbank als volgt. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter, mag slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb van het horen worden afgezien als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een andersluidend besluit. [2] De rechtbank is het met verweerder eens dat een hoorzitting niet tot een andersluidend besluit kan leiden. Eisers vormen een bedreiging voor de volksgezondheid vanwege een mogelijk besmettingsgevaar en een feitelijke toelichting van hun persoonlijke omstandigheden tijdens een gehoor zou dan ook niet tot een andersluidend besluit hebben geleid. De verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 23 april 2021 doet daarom evenmin aan vorenstaande af. [3]
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. N.J.P. Deventer, Griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Bijlage

Visumcode
Artikel 32
Onverminderd artikel 25, lid 1, wordt een visum geweigerd:
Indien de aanvrager:
(…)
(vi) wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid als omschreven in artikel 2, lid 19, van de Schengengrenscode, of de internationale betrekkingen van één van de lidstaten, en met name of hij om dezelfde redenen met het oog op weigering van toegang gesignaleerd staat in de nationale databanken van de lidstaten;
(…)
Verordening (EU) 2016/399 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode).
Artikel 2
(…)
Lid 21: ‘gevaar voor de volksgezondheid’: elke potentieel epidemische ziekte zoals gedefinieerd in de Internationale Gezondheidsregeling van de Wereldgezondheidsorganisatie, en andere infectieziekten of besmettelijke parasitaire ziekten, voor zover het gastland beschermende regelingen treft ten aanzien van de eigen onderdanen;
(…)

Voetnoten

1.Zie artikel 32, lid 1, onder a) vi van de Visumcode en artikel 2, lid 21, van de Schengengrenscode.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:838.