ECLI:NL:RBDHA:2021:11550

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
AWB 20/8055
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van niet-duurzame relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Surinaamse vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij haar partner, de heer [referent], te kunnen verblijven. De aanvraag werd door de staatssecretaris afgewezen op 16 juni 2020, omdat eiseres en haar partner niet konden aantonen dat zij een duurzame en exclusieve relatie hadden. Dit besluit werd in een later bezwaar op 6 oktober 2020 bevestigd, waarop eiseres beroep instelde.

Tijdens de zitting op 20 juli 2021, die via Skype plaatsvond, werd eiseres vertegenwoordigd door haar gemachtigden, mr. M.G. Evers en mr. K.A. van Iwaarden. De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom de relatie niet als duurzaam en exclusief werd beschouwd. Eiseres had verschillende bewijsstukken overgelegd, zoals chatberichten en getuigenverklaringen, maar de rechtbank oordeelde dat deze onvoldoende waren om de claims van eiseres te onderbouwen. De rechtbank merkte op dat de inhoud van de chatberichten oppervlakkig was en niet aantoonde dat er een bestendige relatie was.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had afgezien van het horen van eiseres en haar partner in bezwaar, omdat het duidelijk was dat de bezwaren niet tot een andere beslissing konden leiden. Uiteindelijk werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/8055

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.G. Evers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K.A. van Iwaarden).

Procesverloop

Bij besluit van 16 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf bij ‘familie of gezinslid’ afgewezen.
Bij besluit van 6 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft per Skypeverbinding plaatsgevonden op 20 juli 2021.
Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Ook is ter zitting verschenen de heer [referent] , referent.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1985 en heeft de Surinaamse nationaliteit. Zij wil verblijf bij referent, haar partner de heer [referent] .
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres en referent niet hebben kunnen overtuigen dat zij een duurzame en exclusieve relatie met elkaar hebben. Subsidiair is verweerder van mening dat er sprake is van een schijnrelatie. Nu er geen duurzame en exclusieve relatie wordt aangenomen is de afwijzing ook niet in strijd met artikel 8 van het EVRM. [1]
Wat zijn de regels?
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. De overgelegde chatberichten, foto’s, screenshots van het telefonisch contact en de getuigenverklaringen vormen wel degelijk voldoende bewijs dat er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. Daarnaast heeft eiseres hier te lande twee maanden in de woning van referent doorgebracht. Ook heeft verweerder ten onrechte nagelaten om eiseres en referent te horen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Duurzame en exclusieve relatie
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd weergeven waarom niet is aangetoond dat tussen eiseres en referent sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. Daartoe heeft verweerder van belang kunnen achten dat zij wisselend hebben verklaard over het moment dat zij elkaar hebben leren kennen en over het ontstaan van het eerste contact. Ook komt de inhoud van de chatberichten niet overeen met wat er door eiseres en referent in de vragenlijsten is verklaard over het moment dat zij elkaar ontmoet hebben. Hierdoor is de indruk ontstaat dat zij elkaar al langer kennen. Verder heeft verweerder opmerkelijk kunnen achten dat in de chatberichten wordt gesproken over “ wat gaan we verzinnen” De chatberichten zijn voor het overige zeer oppervlakkig van aard en daaruit kan geenszins worden opgemaakt hoe zich in ongeveer zeven maanden tijd een bestendige relatie heeft ontwikkeld die uiteindelijk tot het besluit heeft geleid om deze hier te lande voort te zetten. Uit de chatberichten kan evenmin worden opgemaakt dat eiseres hier te lande twee maanden in de woning van referent heeft verbleven en lijkt het er meer op dat eiseres bij iemand anders heeft verbleven. De verklaringen die eiseres voor de geconstateerde tegenstrijdigheden en opmerkelijke omstandigheden heeft gegeven en de foto’s zijn onvoldoende om de rechtbank te overtuigen van het tegendeel. Ook de door eiseres overgelegde getuigenverklaringen leiden niet tot een ander oordeel nu deze niet objectief verifieerbaar zijn.
Hoorplicht
6. Verweerder mag slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht van het horen in bezwaar afzien, als direct duidelijk is dat de bezwaren niet tot een andere beslissing kunnen leiden. Gelet op de motivering van het primaire besluit en wat eiseres daartegen in bezwaar heeft aangevoerd, is aan deze maatstaf voldaan
Herhalen
7. Voor zover eiseres in beroep de standpunten uit haar bezwaar heeft herhaald, gaat de rechtbank hieraan voorbij. Verweerder heeft op deze standpunten immers in de besluitvorming gemotiveerd gereageerd en eiseres heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom deze motivering niet juist is, hetgeen wel op haar weg had gelegen.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. N.J.P. Deventer, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2021
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage

Vreemdelingenbesluit
Artikel 3.14
De verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 3.13, eerste lid, wordt verleend aan:
a. de vreemdeling van 21 jaar of ouder die met de hoofdpersoon een naar Nederlands internationaal privaatrecht geldig huwelijk of een naar Nederlands internationaal privaatrecht geldig geregistreerd partnerschap is aangegaan;
de vreemdeling van 21 jaar of ouder, die met de hoofdpersoon een naar behoren geattesteerde duurzame en exclusieve relatie onderhoudt, waarin de partners:
1. niet tot elkaar in een zodanig nauwe relatie staan dat die naar Nederlands recht een huwelijksbeletsel zou vormen, en
2. ongehuwd zijn en geen in Nederland geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, tenzij het huwelijk door wettelijke beletselen waarop geen invloed kan worden uitgeoefend, niet is ontbonden; of
het minderjarige biologische of juridische kind van de hoofdpersoon, dat naar het oordeel van Onze Minister feitelijk behoort en reeds in het land van herkomst feitelijk behoorde tot het gezin van die hoofdpersoon en dat onder het rechtmatige gezag van die hoofdpersoon staat.

Voetnoten

1.Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.