ECLI:NL:RBDHA:2021:11556

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.9446
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van kennelijk ongegrondverklaring en geloofwaardigheid van het relaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Soedanese vrouw, haar asielaanvraag had ingediend voor zichzelf en haar minderjarige dochter. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, wat eiseres heeft bestreden. Eiseres heeft aangevoerd dat zij tijdens haar huwelijk is mishandeld en dat zij en haar dochters slachtoffer zijn van genitale verminking. Na haar vlucht naar Nederland heeft zij aangifte gedaan van mensenhandel tegen een man die haar hielp bij haar vlucht, maar haar verblijfsvergunning werd ingetrokken omdat het Openbaar Ministerie geen onderzoek wilde starten. De rechtbank heeft de zaak op 7 juli 2021 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door een gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het relaas van eiseres ongeloofwaardig is. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de gestelde mishandeling en de relatie met de man die haar hielp vluchten, als tegenstrijdig en niet geloofwaardig beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag als kennelijk ongegrond heeft kunnen afwijzen op basis van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.9446

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres,

(gemachtigde: mr. T. Neijzen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E.P.C. van der Weijden).

ProcesverloopBij besluit van 15 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag die eiseres - mede voor haar minderjarige dochter [minderjarige] ([geboortedag 1] 2010) - heeft ingediend, afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.9447, plaatsgevonden op 7 juli 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Fauze. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt de Soedanese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag 2] 1978. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij tijdens haar huwelijk is mishandeld en onderdrukt door haar echtgenoot en dat zij zes keer is besneden. Haar oudste dochter is tegen haar wil besneden. Toen ook haar jongste dochter moest worden besneden is zij gevlucht, met hulp van een man met de naam [A], met wie ze een buitenechtelijke relatie had. Hij heeft alles voor haar vlucht geregeld. In 2019 is ze in Nederland aangekomen. In Nederland bleek dat [A] geen goede bedoelingen had en heeft zij aangifte van mensenhandel tegen hem gedaan. De op basis daarvan verleende verblijfsvergunning is vervolgens ingetrokken nadat het openbaar ministerie te kennen gaf geen onderzoek te zullen starten. Daarna heeft eiseres een asielaanvraag ingediend. Eiseres vreest voor haar man of zijn familie en ook is zij bang voor de politie, omdat overspel in Soedan strafbaar is. Ook is de echtgenoot van eiseres een procedure gestart om haar naar huis te laten terugkeren. Eiseres is in dat kader gedagvaard.
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: 1. Identiteit, nationaliteit en herkomst; 2. Problemen met echtgenoot; 3. Buitenechtelijke relatie met [A]; 4. Genitale verminking.
Verweerder werpt eiseres tegen dat zij verklaringen heeft afgelegd over haar visumaanvraag en reisverhaal die niet overeenkomen met de gegevens uit het visumdossier. Vervolgens toetst verweerder de elementen van het asielrelaas en stelt zich op het standpunt dat het eerste element en het vierde element, voor zover het vierde element betrekking heeft op eiseres zelf, geloofwaardig zijn. Verweerder acht het tweede, het derde element en het vierde element, voor zover dit element betrekking heeft op haar dochter, ongeloofwaardig. Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond vanwege kennelijk inconsequente en tegenstrijdige verklaringen (30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000).
3. Verweerder heeft aan zijn standpunt voor zover dat inhoudt dat het relaas niet geloofwaardig is, het volgende ten grondslag gelegd:
  • Niet geloofwaardig is dat sprake was van huiselijk geweld en een situatie waarin eiseres niet buitenshuis mocht komen en werken. Eiseres is een hoogopgeleide vrouw. Zij heeft gestudeerd aan de Sudan University for Science and Technology. Uit het visumdossier blijkt dat zij vanaf 2014 heeft gewerkt als internist voor het Alfouad Specialized Hospital (hierna: het ziekenhuis). Het visumdossier bevat een verklaring van dit ziekenhuis. Ook blijkt uit het visumdossier (uit de stempels uit haar paspoort) dat eiseres regelmatig naar het buitenland reisde.
  • Ten aanzien van de overgelegde dagvaarding geldt dat daaruit niet valt af te leiden dat eiseres wordt gezocht om de door haar genoemde reden. Reeds daarom leidt dit stuk niet tot het oordeel dat het relaas geloofwaardig is. De overgelegde dagvaarding (aanvankelijk in kopie) doet daar niet aan af. De originele dagvaarding die is overgelegd is door Bureau Documenten onderzocht en is niet op echtheid te controleren (zo heeft verweerder ter zitting verklaard).
  • Onbekend is van wie het door eiseres overgelegde audiobericht afkomstig is. Het is niet afkomstig uit een objectief verifieerbare bron. Verder komt eerwraak met name op het platteland voor en bovendien niet op grote schaal, zodat eerwraak niet aannemelijk wordt geacht.
  • De gestelde buitenechtelijke relatie met [A] wordt ongeloofwaardig geacht. De verklaring van eiseres over hoe ze deze man heeft leren kennen en dat zij bij een wildvreemde man in de auto zou zijn gestapt wordt niet geloofd. Ook heeft ze tegenstrijdig over hem verklaard door enerzijds te melden dat zij gedwongen werd om seks met hem te hebben (pagina 17 nader gehoor) en anderzijds dat er aantrekkingskracht was (pagina 22 nader gehoor). Ook heeft eiseres enerzijds verklaard dat zij [A] niet meer heeft gezien sinds haar asielaanvraag (pagina 9 nader gehoor) en tegelijkertijd dat zij hem niet meer heeft gezien sinds haar aankomst in Frankrijk (pagina 9 eerste gehoor). Ook vreemd is dat eiseres zijn achternaam niet weet, terwijl zij al haar problemen met hem zou hebben besproken en hij alles van haar weet. De gestelde relatie met [A] en de verklaring dat hij haar heeft helpen vluchten worden niet geloofwaardig geacht.
  • De besnijdenis van de dochter is niet geloofwaardig. Niet valt in te zien waarom eiseres als moeder daarin geen keuze had, terwijl uit het algemeen ambtsbericht inzake Soedan blijkt dat de moeder invloed heeft en er bovendien een verband is tussen het opleidingsniveau van de moeder en de besnijdenis van een dochter.
4. Eiseres heeft daartegen - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
  • [A] heeft de visumaanvraag ingediend en alles geregeld voor haar vlucht zonder haar medeweten. De stempels in haar paspoort zijn vervalst. Zij heeft geen reiservaring.
  • Eiseres legt een verklaring over van het ziekenhuis van 1 mei 2021 waaruit blijkt dat zij geen arts is. Er is geen rapport van Bureau Documenten in het dossier met een oordeel over deze verklaring en ook niet van de overgelegde originele dagvaarding. Dat valt niet te controleren en is niet zorgvuldig.
  • De verklaring van het ziekenhuis in het visumdossier is op verzoek van [A] opgesteld en heeft geen bewijskracht.
  • Verweerder stelt dat de dochter van eiseres een visumaanvraag in 2019 heeft gedaan maar heeft geen gegevens daarvan overgelegd. Dat is onzorgvuldig.
5. De rechtbank overweegt dat verweerder zich met de onder 3 vermelde motivering niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het relaas van eiseres ongeloofwaardig is. Dat alle stukken in het visumdossier door [A] zouden zijn vervalst (waaronder reisstempels en de verklaring van het ziekenhuis) is niet aannemelijk, reeds omdat verweerder de gestelde relatie met [A] en de verklaring dat hij haar heeft helpen vluchten - vanwege onder meer (de onder 3 vermelde) tegenstrijdigheden - ongeloofwaardig heeft kunnen achten. Daarnaast is niet aannemelijk dat [A] toegang zou hebben tot alle gegevens van eiseres zonder haar medeweten. Verder geeft de door eiseres overgelegde verklaring van het ziekenhuis geen aanleiding voor een ander oordeel. Verweerder heeft over die verklaring ter zitting verklaard dat uit het systeem blijkt dat deze is onderzocht door Bureau Documenten, maar dat deze niet op echtheid te beoordelen is (uitkomst ‘neutraal’). De rechtbank ziet geen aanleiding voor twijfel aan die mededeling. Ter zitting is niet gebleken dat eiseres een contra-expertise wil laten verrichten. Voorts kan ook de overgelegde dagvaarding niet tot een ander oordeel leiden over de geloofwaardigheid, reeds omdat verweerder terecht stelt dat indien de echtheid daarvan vast zou komen te staan, daaruit niet blijkt dat de verklaringen van eiseres juist zijn. Dat pas ter zitting is verklaard dat de door eiseres overgelegde originele dagvaarding is onderzocht en niet op echtheid te controleren is, geeft dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is. Ook wat eiseres overigens tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden.
6. Verweerder heeft de aanvraag dan ook als kennelijk ongegrond kunnen afwijzen. Tegen de afwijzing op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw zijn geen gronden gericht.
7. De conclusie luidt dat het beroep ongegrond is.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, in aanwezigheid vanmr. N.J.P. Deventer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.