In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse man, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, waarbij hij stelt homoseksueel te zijn. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de gestelde homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig werd geacht. Eiser heeft verklaard dat hij vanaf zijn elfde jaar een relatie heeft gehad met zijn oom, maar de rechtbank oordeelt dat hij onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn gevoelens en seksuele ontwikkeling. De rechtbank stelt dat van een 38-jarige man die al zo lang homoseksueel geaard zou zijn, meer verwacht mag worden in termen van zelfreflectie en kennis over LHBTI-organisaties. Eiser heeft ook inconsistenties in zijn verklaringen over zijn identiteit en het verkrijgen van een visum voor Griekenland, wat de geloofwaardigheid van zijn asielverhaal verder ondermijnt. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de aanvraag kennelijk ongegrond is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.