ECLI:NL:RBDHA:2021:11564
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van kennelijk ongegrondheid en geloofwaardigheid van het relaas
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Indiase nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen als kennelijk ongegrond. De afwijzing was gebaseerd op de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser, waarin hij stelde dat hij had deelgenomen aan boerenprotesten in India en dat hij daar geweld door de politie had ervaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de deelname aan de boerenprotesten en de aanvallen tijdens deze protesten geloofwaardig achtte, maar de bedreigingen en het plakken van posters niet. Dit leidde tot de conclusie dat de aanvraag als kennelijk ongegrond kon worden afgewezen op basis van artikel 30b van de Vreemdelingenwet 2000.
Tijdens de zitting op 23 augustus 2021 heeft eiser zijn relaas toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de argumenten van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag overwogen, maar heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiser zich waarschijnlijk te kwader trouw van zijn paspoort had ontdaan. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond bevestigd en het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.