ECLI:NL:RBDHA:2021:11564

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 september 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.12020
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van kennelijk ongegrondheid en geloofwaardigheid van het relaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Indiase nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen als kennelijk ongegrond. De afwijzing was gebaseerd op de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser, waarin hij stelde dat hij had deelgenomen aan boerenprotesten in India en dat hij daar geweld door de politie had ervaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de deelname aan de boerenprotesten en de aanvallen tijdens deze protesten geloofwaardig achtte, maar de bedreigingen en het plakken van posters niet. Dit leidde tot de conclusie dat de aanvraag als kennelijk ongegrond kon worden afgewezen op basis van artikel 30b van de Vreemdelingenwet 2000.

Tijdens de zitting op 23 augustus 2021 heeft eiser zijn relaas toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de argumenten van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag overwogen, maar heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiser zich waarschijnlijk te kwader trouw van zijn paspoort had ontdaan. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond bevestigd en het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.12020

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 september 2021 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. W.M. Blaauw),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. van Nijnatten).

ProcesverloopBij besluit van 21 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.12021, plaatsgevonden op 23 augustus 2021. Eiser heeft aan de zitting deelgenomen via telehoren en is bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is gebruik gemaakt van een telefonische tolk, V. Sharma, tolk in de Punjabi taal.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Indiase nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 1997. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij als boer heeft deelgenomen aan boerenprotesten in India. Tijdens deze protesten is er in januari 2021 geweld door de politie tegen hem gebruikt. Ook heeft eiser in januari en februari 2021 drie keer posters geplakt om de boerenprotesten te promoten. Na de derde keer is hij bedreigd. Hierop is eiser gevlucht.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: 1. Identiteit, nationaliteit en herkomst; 2. Deelname aan de boerenprotesten; 3. Aanval op 26 januari 2021 tijdens een protest in Delhi; 4. Het plakken van posters en (verdere) bedreigingen. Verweerder heeft de elementen van het asielrelaas getoetst en zich op het standpunt gesteld dat het eerste, tweede en derde element geloofwaardig zijn. Het vierde element acht verweerder niet geloofwaardig. Verweerder heeft de asielaanvraag daarom afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d en h van de Vw. [1]
3. Op wat eiser daartegen heeft aangevoerd wordt hierna ingegaan.
4. Eiser heeft aangevoerd dat de - door verweerder geloofwaardig geachte - deelname aan de boerenprotesten alleen al maakt dat eiser niet veilig kan terugkeren naar het land van herkomst. Verwezen wordt naar de brief van Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) van 23 juli 2021, waarin onder meer is vermeld dat uit in die brief genoemde bronnen het volgende blijkt:
“ Gezichtsherkenningtechnologie en drones werden tegen burgers ingezet bij demonstraties tegen boerenwetten. Hierbij werden gezichten en de manier van lopen van demonstranten gescand, opgenomen en opgeslagen. De politie vergeleek deze beelden met databases met pasfoto's en sociale media. Volgens de auteur zorgt digitaal toezicht voor sleepnet-toezicht, waardoor iedereen verdacht wordt. De Financial Times schrijft in een artikel dat de politie gezichtsherkenningtechnologie gebruikt bij de zoektocht naar boerendemonstranten. Volgens de politiecommissaris van New Delhi wordt geen overtreder ontzien. De politie heeft gezichtsherkenningtechnologie aangewend als wetshandhavingmiddel, zonder dat dit begrensd wordt door geldende nationale wetgeving. Freedom House spreekt over de inzet van drones en gezichtsherkenningtechnologie.”
5. Ten aanzien van hiervan heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat de boerenprotesten massale protesten zijn geweest en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat juist hij gefotografeerd zou worden. De inzet van drones maakt niet dat aannemelijk is dat juist eiser in de negatieve belangstelling staat en zal worden gearresteerd. Overigens is dit ook niet onderbouwd. Bij zijn oordeel heeft verweerder eveneens mogen betrekken dat eiser nog twee maanden legaal in India heeft verbleven. Deze grond slaagt niet.
6. Eiser heeft tegen het in het bestreden besluit door verweerder ingenomen standpunt over de geloofwaardigheid van het relaas verder geen gronden aangevoerd.
7. Eiser heeft verder aangevoerd dat verweerder de aanvraag ten onrechte heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Ter zitting heeft verweerder de afdoening op de h-grond laten vallen, zodat uitsluitend beoordeeld moet worden of de afwijzing als kennelijk ongegrond op de d-grond stand houdt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
8. In artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw is bepaald dat de aanvraag als kennelijk ongegrond kan worden afgewezen indien de vreemdeling waarschijnlijk, te kwader trouw, een identiteit- of reisdocument dat ertoe kon bijdragen dat zijn identiteit of nationaliteit werd vastgesteld, heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan.
9. Eiser heeft aangevoerd dat het feit dat hij in Nederland zijn paspoort heeft afgegeven aan een handlanger van de reisagent, niet betekent dat dit te kwader trouw is gebeurd. Eiser heeft zich verlaten op alles wat hem door de reisagent werd opgedragen. Hij had nog nooit gereisd en had geen idee hoe dit allemaal moest. Niet gezegd kan worden dat eiser wist of behoorde te vermoeden dat zijn handeling niet rechtmatig of oneerlijk was. Ook wordt betwist dat eiser hierover tegenstrijdig heeft verklaard.
10. Aan de afwijzing als kennelijk ongegrond op deze grond heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over het afstaan van zijn paspoort en identiteitsdocument. Eiser heeft enerzijds verklaard dat hij nog een aantal dagen over zijn paspoort heeft beschikt voordat hij het aan een onbekende man heeft meegegeven, maar anderzijds (in zijn gehoor bij de Koninklijke Marechaussee) dat hij al zijn documenten aan de reisagent heeft afgegeven. Verder acht verweerder het ongerijmd dat eiser zijn paspoort aan een onbekende man meegeeft op het moment waarop hij zich al in een veilig land bevond en vervolgens – zo heeft hij verklaard – heeft besloten om de contactgegevens (nummer) van de reisagent te wissen. Dit terwijl dit de enige manier was om met hem in contact te komen.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich met deze motivering op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser zich waarschijnlijk te kwader trouw van zijn paspoort heeft ontdaan en dat verweerder met deze motivering de aanvraag als kennelijk ongegrond op de d-grond heeft kunnen afwijzen. Wat daartegen is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
12. Geconcludeerd wordt dat verweerder de aanvraag heeft kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, in aanwezigheid vanmr. N.J.P. Deventer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000 (Vw)