In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Egyptische nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Egypte gediscrimineerd werd vanwege zijn uiterlijk en ziektes, en dat hij hierdoor behoort tot een sociale groep. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiser niet op de juiste wijze zijn beoordeeld door verweerder. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van eiser, die zijn ervaringen van discriminatie en uitsluiting beschrijven, relevant zijn voor de beoordeling van zijn asielaanvraag. Verweerder had deze verklaringen moeten toetsen op geloofwaardigheid en zwaarwegendheid, maar heeft dit nagelaten. Hierdoor is het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen. De rechtbank vernietigt het besluit van verweerder en draagt deze op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de relevante verklaringen van eiser in acht moeten worden genomen. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 748,-.