ECLI:NL:RBDHA:2021:1159
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 27 november 2020, verklaarde de asielaanvraag van verzoeker in de algemene procedure niet-ontvankelijk. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, terwijl het beroep tegen het bestreden besluit aanhangig was.
De zitting vond plaats op 7 januari 2021 in Breda, waar verzoeker en zijn gemachtigde, mr. N.H.T. Jansen, aanwezig waren via videoverbinding. Ook de voogd van verzoeker, [naam 2], was aanwezig via videoverbinding. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. C.G. Matze. Tijdens de zitting is de zaak NL20.20490, die samenhangt met deze procedure, behandeld. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de rechtbank in de andere zaak reeds uitspraak had gedaan, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.