ECLI:NL:RBDHA:2021:11634

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
C/09/585860 / HA ZA 20-8
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake deskundigenonderzoek naar inkomensschade en fosfaatrechten in melkveehouderij

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 september 2021 een tussenvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen [eiser] en de Staat der Nederlanden. De zaak betreft een verzoek van [eiser] om schadevergoeding wegens melkproductieverlies en misgelopen fosfaatrechten als gevolg van onrechtmatige besluitvorming. De rechtbank heeft vastgesteld dat een deskundigenonderzoek noodzakelijk is om de geleden inkomensschade van [eiser] over de periode 2014 tot en met 2018 te begroten. Partijen zijn gevraagd om voorstellen te doen voor de benoeming van een deskundige en de vragen die aan deze deskundige gesteld moeten worden. Echter, partijen zijn niet tot een eensgezind voorstel gekomen, waardoor de rechtbank zelf een deskundige heeft aangesteld, de heer [A], senior bedrijfsadviseur bij Flynth adviseurs en accountants B.V. De rechtbank heeft de heer [A] gevraagd om de schade te analyseren en te rapporteren over de melkproductie en de fosfaatrechten van [eiser]. De rechtbank heeft ook de kosten van het deskundigenonderzoek begroot en bepaald dat de Staat het voorschot moet storten, gezien de aannemelijkheid van aansprakelijkheid. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere behandeling en partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de benoeming van de deskundige en de bijbehorende voorwaarden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/585860 / HA ZA 20-8
Vonnis van 15 september 2021
in de zaak van
[eiser]
te [plaats],
eiser,
advocaat mr. J.M.M. Menu te Tilburg,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. M.R. Botman te Den Haag.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Staat genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 maart 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:2797, hierna: het tussenvonnis) en de daarin genoemde stukken;
- het faxbericht van 14 april 2021 waarin de rechtbank namens de Staat wordt verzocht tussentijds hoger beroep open te stellen tegen het tussenvonnis;
- het faxbericht van 14 april 2021 waarin namens [eiser] wordt bepleit het verzoek van de Staat af te wijzen;
- het tussenvonnis van 19 mei 2021 waarin het verzoek van de Staat is afgewezen;
- de akte na tussenvonnis van [eiser] van 9 juni 2021;
- de akte na tussenvonnis van de Staat van 9 juni 2021.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis overwogen dat een deskundigenonderzoek noodzakelijk is om de door [eiser] geleden inkomensschade wegens melkproductieverlies over de periode 2014 tot en met 2018 en de schade wegens misgelopen fosfaatrechten als gevolg van de onrechtmatige besluitvorming in het kader van de melkveefosfaatreferentie, te begroten. Aan partijen is gevraagd zich uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige en over de aan de deskundige te stellen vragen, waarbij is overwogen dat een eensgezind voorstel voor de persoon van de deskundige en de vragen de voorkeur verdient. Partijen hebben zich bij akte van 9 juni 2021 uitgelaten.
2.2.
Partijen zijn tot niet een eensgezind voorstel gekomen maar hebben ieder voor zich een deskundige aangedragen en zij hebben vragen voorgesteld. Met inachtneming van die opmerkingen oordeelt de rechtbank als volgt.
2.3.
De rechtbank is vanwege het ontbreken van overeenstemming zelf op zoek gegaan naar een ter zake deskundige. De rechtbank is, via Stichting Advisering Bestuursrechtspraak, in contact gekomen met de heer [A], senior bedrijfsadviseur bij Flynth adviseurs en accountants B.V. te Woerden (hierna: Flynth). De heer [A], die eerder in gerechtelijke procedures als deskundige is opgetreden, is bereid gevonden ook in deze zaak als deskundige op te treden.
De deskundige heeft de rechtbank te kennen gegeven dat hij in deze zaak vrijstaat ten opzichte van partijen en hun geschilpunten en zich ook deskundig acht de vragen te beantwoorden. De rechtbank deelt deze opvatting. Verder heeft hij verklaart dat hij voor onderdelen van het onderzoek, waaronder het verzamelen en ordenen van de gewenste informatie en het analyseren van de bedrijfsresultaten in de periode 2014 tot en met 2019, onder zijn verantwoordelijkheid zijn collega de heer ing. [B] zal inschakelen.
De rechtbank zal dit aanvaarden met het verzoek aan de deskundige om, in de gevallen waarin hij gebruik heeft gemaakt van de expertise van de heer [B], dit steeds in het rapport te expliciteren. Het Curriculum Vitae van de heer [A] is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
2.4.
Tevens zijn de door de heer [A] gehanteerde algemene voorwaarden van Flynth als bijlage aan dit vonnis gehecht, met in artikel 13 de voorwaarden die in verband met de beperking van aansprakelijkheid zullen worden gehanteerd.
2.5.
De heer [A] heeft zijn kosten vooralsnog begroot op:
- verzamelen en verwerken informatie: 12 uur;
- analyseren van de resultaten 2014-2019: 28 uur;
- overleg met partijen: 5 uur;
- opstellen concept rapport met antwoorden op de gestelde vragen: 15 uur;
- reacties van partijen op het concept beoordelen en opstellen eindrapport: 15 uur;
en dus totaal 75 uur à € 156,00 = € 11.700
BTW 21% € 2.457
totaal inclusief btw: € 14.157
2.6.
Hoofdregel is dat de eisende partij het voorschot dient te storten (artikel 195 Rv). In de omstandigheid dat de aansprakelijkheid van de Staat is gegeven en voorshands aannemelijk is dat de Staat enig bedrag aan schadevergoeding aan [eiser] dient te voldoen, ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat de Staat het voorschot dient te storten. Uiteindelijk zal bij definitieve beslissing over de vorderingen van [eiser] worden bepaald wie van partijen wordt veroordeeld in de kosten van de procedure, waaronder ook de kosten van het deskundigenbericht.
2.7.
Voordat wordt overgegaan tot benoeming van de heer [A] als deskundige, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige en het door de deskundige begrote voorschot en de door hem gehanteerde algemene voorwaarden. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen zoals hierna vermeld.
2.8.
Partijen hebben geen eensluidende vragenlijst voorgesteld. [eiser] heeft 9 vragen voorgesteld om aan de deskundige voor te leggen. De Staat heeft 12 vragen voorgesteld. Uit de akten na tussenvonnis van partijen blijkt niet of en, zo ja, welke bezwaren zij tegen elkaars vragen hebben. De rechtbank kan zich, zonder reeds nu een eindoordeel te geven over de vraag of alle vragen uiteindelijk relevant zullen blijken te zijn, in de vraagstelling van beide partijen vinden.
2.9.
De rechtbank zal de volgende vragen aan de deskundige ter beantwoording voorleggen.
Melkproductieverlies
1. Hoeveel melk heeft [eiser] – afgaand op de door hem ter beschikking gestelde jaarstukken, boekhouding en andere verifieerbare bescheiden – in de jaren 2014 tot en met 2018, uitgesplitst per jaar, geproduceerd? Met hoeveel melkkoeien, uitgesplitst per jaar, heeft [eiser] deze melkproductie gerealiseerd?
2. Welke vaste kosten waren er in de jaren 2014 tot en met 2018 gemoeid met de uitoefening van het bedrijf van [eiser] en hoe hoog waren die kosten, uitgesplitst per jaar?
3. Welke variabele kosten waren er in de jaren 2014 tot en met 2018 gemoeid met de uitoefening van het bedrijf van [eiser] en hoe hoog waren die kosten, uitgesplitst per jaar?
4. Zijn er met de bedrijfsoefening van [eiser] nog andere kosten gemoeid waarmee bij het vaststellen van het melkproductieverlies rekening moet worden gehouden? Zo ja, welke kosten betreft het en hoe hoog waren die kosten, uitgesplitst per jaar, in de jaren 2014 tot en met 2018?
5. Welke winst heeft [eiser] met de melkproductie (onder 1), rekening houdend met de kosten onder 2 tot en met 4, gerealiseerd in de jaren 2014 tot en met 2018, uitgesplitst per jaar?
6. Hoeveel melk had [eiser] in 2014 kunnen produceren wanneer hij in dat jaar over 58 melkkoeien zou hebben beschikt?
7. Hoeveel melk zou er in 2014 verloren zijn gegaan door vervoedering of andere oorzaken (zoals ziekte)?
8. Hoeveel melk had [eiser] in de jaren 2015 tot en met 2018 kunnen produceren wanneer hij in die jaren over 82 melkkoeien zou hebben beschikt, rekening houdend met vervoedering, ziekte of andere oorzaken die tot een verlies aan melk kunnen leiden?
9. Hoeveel melk zou er in 2015 tot en met 2018 verloren zijn gegaan door vervoedering of andere oorzaken (zoals ziekte), uitgesplitst per jaar?
10. Welke kosten zou [eiser] hebben gemaakt voor de aanschaf van de door de rechtbank bepaalde (hypothetische) extra dierenaantallen (melkkoeien en jongvee) in de jaren 2014 tot en met 2018, uitgesplitst per jaar?
11. Hoe hoog zouden de vaste kosten voor [eiser] in de jaren 2014 tot en met 2018 zijn geweest wanneer hij zou hebben beschikt over de door de rechtbank bepaalde (hypothetische) dierenaantallen (melkkoeien en jongvee), uitgesplitst per jaar?
12. Hoe hoog zouden de variabele kosten voor [eiser] in de jaren 2014 tot en met 2018 zijn geweest wanneer hij zou hebben beschikt over de door de rechtbank bepaalde (hypothetische) dierenaantallen (melkkoeien en jongvee), uitgesplitst per jaar?
13. Zouden er met de bedrijfsoefening van [eiser] nog andere kosten zijn geweest waarmee bij het vaststellen van het melkproductieverlies rekening moet worden gehouden? Zo ja, welke kosten betreft het en hoe hoog waren die kosten, uitgesplitst per jaar, in de jaren 2014 tot en met 2018?
14. Welke winst had [eiser] met de melkproductie (onder 6 en 8), rekening houdend met een (mogelijk) verlies aan melk en de kosten onder 10 tot en met 13, kunnen realiseren in de jaren 2014 tot en met 2018, uitgesplitst per jaar?
15. Hoe hoog is, op basis van voormelde vragen, het saldo van de melkproductieverlies van [eiser] in de jaren 2014 tot en met 2018?
Fosfaatrechten
16. Klopt het dat het aantal fosfaatrechten van [eiser] in 2018 is vastgesteld op 2.795 kilogram?
17. Hoeveel kilogram fosfaatrechten zou [eiser] in 2018 toegewezen hebben gekregen wanneer hij 82 melkkoeien en 62 stuks jongvee zou hebben gehouden op de peildatum van 2 juli 2015?
18. Wat is de aankoop- en/of verkoopwaarde, uitgesplitst per jaar, van één kilogram fosfaatrechten in de jaren 2015 tot en met 2018? Wat is de waarde thans in 2021?
19. Wat is de aankoop- en/of verkoopwaarde van het verschil tussen het aantal kilogrammen fosfaatrechten dat aan [eiser] zou zijn verstrekt op basis van 82 melkkoeien en 62 stuks jongvee enerzijds en het daadwerkelijk in 2018 aan [eiser] verstrekte aantal fosfaatrechten anderzijds?
20. Heeft [eiser] schade geleden als gevolg van het mislopen van fosfaatrechten, veronderstellenderwijs aannemende dat [eiser] de fosfaatrechten in ieder geval tot en met 2018 niet zou hebben verkocht? En maakt het daarbij uit of [eiser] wordt gecompenseerd voor schade op het gebied van melkproductieverlies?
Ten slotte
21. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang kunnen zijn?
2.10.
[eiser] heeft de rechtbank in overweging gegeven om de deskundige tevens (dezelfde) vragen met betrekking de schade vanaf 1 januari 2019 te laten beantwoorden. De rechtbank ziet daarvoor geen aanleiding, nu in het tussenvonnis is geoordeeld dat de gegrondheid en de hoogte van de gestelde schade in de schadestaatprocedure dient te worden beoordeeld, zoals [eiser] heeft gevorderd. Dit zou worden doorkruist indien de deskundige thans in deze procedure zou worden verzocht onderzoek te doen naar de schade vanaf 1 januari 2019.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van 29 september 2021, opdat beide partijen zich bij akte kunnen uitlaten over het voorstel om de heer [A] als deskundige te benoemen, het begrote voorschot als bedoeld in overweging 2.5 en de gehanteerde algemene voorwaarden;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Glass en in het openbaar uitgesproken op
15 september 2021. [1]

Voetnoten

1.type: