ECLI:NL:RBDHA:2021:11636

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
C/09/585860 / HA ZA 20-8
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake benoeming deskundige in civiele procedure over melkproductieverlies en fosfaatrechten

In deze civiele procedure, aangespannen door [eiser] tegen DE STAAT DER NEDERLANDEN, heeft de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2021 een tussenvonnis uitgesproken. De zaak betreft een geschil over melkproductieverlies en fosfaatrechten, waarbij de rechtbank heeft overwogen dat de heer J.H. Verweij als deskundige zal worden benoemd om de relevante vragen te beantwoorden. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten over de benoeming van de deskundige en de bijbehorende kosten te uiten. Beide partijen hebben geen bezwaar gemaakt tegen de benoeming van de deskundige en de voorgestelde kosten, waardoor de rechtbank de benoeming heeft bevestigd.

De rechtbank heeft het voorschot op de kosten van de deskundige vastgesteld op € 14.157, inclusief btw, en bepaald dat dit bedrag door de Staat moet worden gedeponeerd. Tevens zijn er specifieke verplichtingen opgelegd aan partijen met betrekking tot de medewerking aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank heeft verder aangegeven dat indien een partij niet voldoet aan de verplichtingen, dit negatieve gevolgen kan hebben voor die partij in de procedure.

De deskundige is belast met het uitvoeren van een onderzoek naar de melkproductie van [eiser] in de jaren 2014 tot en met 2018, inclusief de bijbehorende kosten en fosfaatrechten. De rechtbank heeft een gedetailleerde lijst van vragen geformuleerd die de deskundige moet beantwoorden, en heeft de procedure voor de indiening van het deskundigenrapport uiteengezet. De rechtbank heeft ook bepaald dat partijen binnen vier weken na ontvangst van het concept-rapport van de deskundige hun opmerkingen kunnen indienen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/585860 / HA ZA 20-8
Vonnis van 13 oktober 2021
in de zaak van
[eiser]
te [plaats],
eiser,
advocaat mr. J.M.M. Menu te Tilburg,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. M.R. Botman te Den Haag.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Staat genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 september 2021;
- het B16-formulier van [eiser] van 27 september 2021;
- het B16-formulier van de Staat van 27 september 2021.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 15 september 2021 overwogen dat zij voornemens is om de heer J.H. Verweij als deskundige te benoemen. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over dit voornemen alsmede over het door de deskundige begrote voorschot en de door hem gehanteerde algemene voorwaarden.
2.2.
[eiser] heeft de rechtbank bericht dat hij instemt met de voorgestelde deskundige en het begrote voorschot. De Staat heeft de rechtbank bericht dat hij geen gebruik wenst te maken van de mogelijkheid om zich uit te laten over de voorgestelde deskundige, het begrote voorschot en de algemene voorwaarden.
2.3.
Nu partijen geen bezwaar hebben uitgesproken tegen de voorgenomen deskundige, zal de rechtbank de heer Verweij benoemen om de in het dictum geformuleerde vragen te beantwoorden.
2.4.
De rechtbank stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 14.157 (inclusief btw). Zoals ook overwogen in het tussenvonnis van 15 september 2021, moet het voorschot op de kosten van de deskundige door de Staat worden gedeponeerd.
2.5.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de betreffende partij.
2.6.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.7.
Na het deskundigenbericht zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld zich daarover uit te laten.

3.De beslissing

De rechtbank
de deskundige en de te beantwoorden vragen
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige;
3.2.
benoemt tot deskundige:
de heer J.H. Verweij, werkzaam bij Flynth adviseurs en accountants B.V.
correspondentieadres: Vijzelmolenlaan 11, 3447 GX Woerden
telefoon: 088-2369264 / 06-22809655
e-mail: hans.verweij@flynth.nl
teneinde een onderzoek in te stellen en een schriftelijk en met redenen omkleed antwoord te geven op de volgende vragen:
Melkproductieverlies
1. Hoeveel melk heeft [eiser] – afgaand op de door hem ter beschikking gestelde jaarstukken, boekhouding en andere verifieerbare bescheiden – in de jaren 2014 tot en met 2018, uitgesplitst per jaar, geproduceerd? Met hoeveel melkkoeien, uitgesplitst per jaar, heeft [eiser] deze melkproductie gerealiseerd?
2. Welke vaste kosten waren er in de jaren 2014 tot en met 2018 gemoeid met de uitoefening van het bedrijf van [eiser] en hoe hoog waren die kosten, uitgesplitst per jaar?
3. Welke variabele kosten waren er in de jaren 2014 tot en met 2018 gemoeid met de uitoefening van het bedrijf van [eiser] en hoe hoog waren die kosten, uitgesplitst per jaar?
4. Zijn er met de bedrijfsoefening van [eiser] nog andere kosten gemoeid waarmee bij het vaststellen van het melkproductieverlies rekening moet worden gehouden? Zo ja, welke kosten betreft het en hoe hoog waren die kosten, uitgesplitst per jaar, in de jaren 2014 tot en met 2018?
5. Welke winst heeft [eiser] met de melkproductie (onder 1), rekening houdend met de kosten onder 2 tot en met 4, gerealiseerd in de jaren 2014 tot en met 2018, uitgesplitst per jaar?
6. Hoeveel melk had [eiser] in 2014 kunnen produceren wanneer hij in dat jaar over 58 melkkoeien zou hebben beschikt?
7. Hoeveel melk zou er in 2014 verloren zijn gegaan door vervoedering of andere oorzaken (zoals ziekte)?
8. Hoeveel melk had [eiser] in de jaren 2015 tot en met 2018 kunnen produceren wanneer hij in die jaren over 82 melkkoeien zou hebben beschikt, rekening houdend met vervoedering, ziekte of andere oorzaken die tot een verlies aan melk kunnen leiden?
9. Hoeveel melk zou er in 2015 tot en met 2018 verloren zijn gegaan door vervoedering of andere oorzaken (zoals ziekte), uitgesplitst per jaar?
10. Welke kosten zou [eiser] hebben gemaakt voor de aanschaf van de door de rechtbank bepaalde (hypothetische) extra dierenaantallen (melkkoeien en jongvee) in de jaren 2014 tot en met 2018, uitgesplitst per jaar?
11. Hoe hoog zouden de vaste kosten voor [eiser] in de jaren 2014 tot en met 2018 zijn geweest wanneer hij zou hebben beschikt over de door de rechtbank bepaalde (hypothetische) dierenaantallen (melkkoeien en jongvee), uitgesplitst per jaar?
12. Hoe hoog zouden de variabele kosten voor [eiser] in de jaren 2014 tot en met 2018 zijn geweest wanneer hij zou hebben beschikt over de door de rechtbank bepaalde (hypothetische) dierenaantallen (melkkoeien en jongvee), uitgesplitst per jaar?
13. Zouden er met de bedrijfsoefening van [eiser] nog andere kosten zijn geweest waarmee bij het vaststellen van het melkproductieverlies rekening moet worden gehouden? Zo ja, welke kosten betreft het en hoe hoog waren die kosten, uitgesplitst per jaar, in de jaren 2014 tot en met 2018?
14. Welke winst had [eiser] met de melkproductie (onder 6 en 8), rekening houdend met een (mogelijk) verlies aan melk en de kosten onder 10 tot en met 13, kunnen realiseren in de jaren 2014 tot en met 2018, uitgesplitst per jaar?
15. Hoe hoog is, op basis van voormelde vragen, het saldo van de melkproductieverlies van [eiser] in de jaren 2014 tot en met 2018?
Fosfaatrechten
16. Klopt het dat het aantal fosfaatrechten van [eiser] in 2018 is vastgesteld op 2.795 kilogram?
17. Hoeveel kilogram fosfaatrechten zou [eiser] in 2018 toegewezen hebben gekregen wanneer hij 82 melkkoeien en 62 stuks jongvee zou hebben gehouden op de peildatum van 2 juli 2015?
18. Wat is de aankoop- en/of verkoopwaarde, uitgesplitst per jaar, van één kilogram fosfaatrechten in de jaren 2015 tot en met 2018? Wat is de waarde thans in 2021?
19. Wat is de aankoop- en/of verkoopwaarde van het verschil tussen het aantal kilogrammen fosfaatrechten dat aan [eiser] zou zijn verstrekt op basis van 82 melkkoeien en 62 stuks jongvee enerzijds en het daadwerkelijk in 2018 aan [eiser] verstrekte aantal fosfaatrechten anderzijds?
20. Heeft [eiser] schade geleden als gevolg van het mislopen van fosfaatrechten, veronderstellenderwijs aannemende dat [eiser] de fosfaatrechten in ieder geval tot en met 2018 niet zou hebben verkocht? En maakt het daarbij uit of [eiser] wordt gecompenseerd voor schade op het gebied van melkproductieverlies?
Ten slotte
21. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang kunnen zijn?
het voorschot
3.3.
bepaalt dat de Staat een bedrag van € 14.157 (inclusief btw), als voorschot op de kosten van de deskundige dient te deponeren. Hiertoe ontvangt de Staat separaat een factuur van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR);
3.4.
bepaalt dat de deskundige de rechtbank zal verzoeken om vaststelling van een nader voorschot indien en zodra hem in de loop van het onderzoek blijkt dat dit meer gaat kosten dan oorspronkelijk begroot;
3.5.
bepaalt dat het voorschot en in voorkomend geval het nadere voorschot binnen drie weken na ontvangst van de factuur van het LDCR dienen te worden voldaan;
3.6.
bepaalt voorts dat indien de voorschotten niet tijdig worden voldaan, de zaak wordt verwezen naar de rol voor conclusie wegens niet ontvangen deskundigenbericht;
het onderzoek
3.7.
bepaalt dat de advocaat van [eiser] binnen twee weken na de datum van dit vonnis een kopie van alle gedingstukken aan de rechtbank ter beschikking zal stellen, welke stukken de griffier zal doorzenden aan de deskundige;
3.8.
bepaalt voorts dat, indien bedoelde kopie van deze gedingstukken niet tijdig aan de rechtbank ter beschikking is gesteld, de zaak na sommatie door de rechtbank, waarbij [eiser] een termijn van twee weken zal worden gegund om de stukken alsnog ter beschikking te stellen, wordt verwezen naar de rol voor conclusie wegens niet ontvangen deskundigenbericht;
3.9.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats;
3.10.
wijst de deskundige erop dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de
Leidraad deskundigen in civiele zaken(te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
- de deskundige zijn werkzaamheden pas dient aan te vangen, nadat de griffier van deze rechtbank de deskundige zal hebben bevestigd dat het voorschot door het LDCR is ontvangen;
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
3.11.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek;
het schriftelijk rapport
3.12.
bepaalt dat de deskundige het concept van zijn schriftelijke en gemotiveerde rapport in drievoud uiterlijk
vier maandennadat de griffier heeft medegedeeld dat het voorschot is voldaan, zal doen toekomen aan de civiele griffie van deze rechtbank, Prins Clauslaan 60 (postbus 20302, 2500 EH) te Den Haag, met vermelding van het zaaknummer / rolnummer: C/09/585860 / HA ZA 20-8, en onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie;
3.13.
wijst de deskundige erop dat:
- uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd;
- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden;
3.14.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren;
overige bepalingen
3.15.
bepaalt dat de griffier een afschrift van dit vonnis, het tussenvonnis van 24 maart 2021 en het tussenvonnis van 15 september 2021 aan de deskundige zal toezenden;
3.16.
bepaalt dat twee weken nadat het deskundigenbericht bij de griffie van deze rechtbank is ingeleverd en nadat de griffier de exemplaren daarvan heeft toegezonden aan partijen de zaak op de rol wordt gebracht voor conclusie na deskundigenbericht, waarbij op een termijn van vier weken eerst [eiser] en daarna de Staat een conclusie zal indienen;
3.17.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad;
3.18.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Glass en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2021. [1]

Voetnoten

1.type: