ECLI:NL:RBDHA:2021:11641

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 januari 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
AWB 20/4935
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor familie- of gezinsleven met onvoldoende onderzoeksresultaten

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Den Haag op 7 januari 2021, gaat het om een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor de eisers, die van Vietnamese nationaliteit zijn. De aanvraag is gedaan met het doel om als familie- of gezinslid bij de referent in Nederland te verblijven. De rechtbank behandelt het beroep van de eisers tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de aanvraag had afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de onderzoeksresultaten van de verweerder onvoldoende zijn om te concluderen dat de eisers en de referent niet zullen samenwonen. De rechtbank stelt vast dat de verweerder niet zorgvuldig heeft gehandeld door geen nader onderzoek te doen naar de woonsituatie van de referent, ondanks de informatie die door de eisers was verstrekt. Hierdoor is het bestreden besluit vernietigd en is de verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Tevens is de verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de eisers, vastgesteld op € 1.068,-. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de besluitvorming bij aanvragen voor verblijfsvergunningen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/4935

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 januari 2021 in de zaak tussen

[eiser 1] , geboren op [1979] ,

V-nummer: [V-nummer]
[eiser 2] , geboren op [2001] ,
V-nummer: [V-nummer]
[eiser 3] , geboren op [2001] ,
V-nummer: [V-nummer]
tezamen eisers, allen van Vietnamese nationaliteit
(gemachtigde: mr. H.S.K. Jap-A-Joe),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Ibrahim).

Procesverloop

Bij besluit van 3 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen.
Bij besluit van 25 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2020. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is verschenen [referent] (referent). Als tolk is verschenen: D.T. Tram.

Overwegingen

1. Eisers hebben een verzoek om vrijstelling van het betalen van griffierecht gedaan. De rechtbank verleent vrijstelling van de betaling van griffierecht.
2. Eisers hebben op 9 juli 2019 een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [referent] ’, respectievelijk ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [eiser 1] ’ ingediend bij de Nederlandse vertegenwoordiging in Ho Chi Minh.
3. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat referent niet feitelijk woonachtig is op het adres waar hij staat ingeschreven in de BRP, te weten [adres 1] ( [adres 1] ) in [woonplaats] . Daarom wordt niet aannemelijk geacht dat referent met eisers gaat samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding gaat voeren. Verweerder concludeert dat niet is aangetoond dat tussen eiseres en referent sprake is van een duurzame en exclusieve relatie.
4. Eisers voeren in beroep aan dat referent de eigenaar is van de woning aan het [adres 2] in [woonplaats] en dat referent daar woont. Referent woonde tijdelijk niet op dit adres omdat hij zijn dochter verbleef. Zij heeft het syndroom van down en heeft last heeft van stuiptrekkingen waardoor er 24 uur per dag toezicht dient te zijn van een volwassene. Referent heeft zijn woning ter beschikking gesteld aan mensen die een woning nodig hadden.
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder de besluitvorming heeft gebaseerd op een
proces-verbaal van de vreemdelingenpolitie van 20 oktober 2019. Uit dit proces-verbaal blijkt dat het onderzoek zich richtte op het vermoeden van een schijnrelatie tussen mevrouw
[naam] ( [de vrouw] ) en de heer [naam] ( [de man] ) op het adres [adres 1] . In dat kader zijn door de vreemdelingenpolitie vragen gesteld aan de bewoners. [de vrouw] en [de man] hebben verklaard dat zij de woning (gratis) huren van een tante van [de vrouw] . Zij hebben verder verklaard dat zij referent niet kennen. In de woning is tevens de heer [naam] aangetroffen. Hij heeft verklaard dat hij in de woning woont, dat hij referent niet echt kent en dat de woning van zijn moeder is.
6. Niet in geschil is dat referent staat ingeschreven in de BRP op het adres [adres 1] in [woonplaats] . In bezwaar heeft referent een leveringsakte van de woning overgelegd. Hieruit blijkt dat hij sinds 28 december 2012 eigenaar is van de woning. Ook heeft hij een reden gegeven voor zijn afwezigheid in de woning, namelijk de zorg voor zijn dochter die verstandelijk gehandicapt is en met wie het niet goed ging. De rechtbank is van oordeel dat de onderzoeksresultaten waar verweerder zich op heeft gebaseerd onvoldoende zijn voor het oordeel dat eiseres (zodra zij in Nederland is) en referent niet zullen gaan samenwonen en geen gezamenlijke huishouding zullen gaan voeren op het adres [adres 1] . Het lag op de weg van verweerder om, naar aanleiding van hetgeen in bezwaar naar voren is gebracht, nader onderzoek te doen naar de woonsituatie van referent, bijvoorbeeld door hem hierover te bevragen. Nu verweerder dit heeft nagelaten is het bestreden besluit niet zorgvuldig voorbereid.
7. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding voor toepassing van een bestuurlijke lus of andere manieren van finale geschilbeslechting omdat verweerder nog nader onderzoek moet doen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. De rechtbank merkt op dat deze termijn pas begint nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, indien hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- en wegingsfactor 1). Nu eisers geen griffierecht hebben betaald, hoeft verweerder dit niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Ettikhoven, griffier.De beslissing is uitgesproken op 7 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.