De lesbische seksuele gerichtheid van betrokkene en de daaruit voortvloeiende problemen.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw) in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw en haar een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Verweerder heeft beide relevante elementen geloofwaardig geacht. Verweerder stelt zich echter op het standpunt dat Georgië een veilig land van herkomst is en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanwege haar seksuele gerichtheid in Georgië niet veilig zou zijn. Zij kan als lid van de LHBTI-gemeenschap aanspraak maken op hulp en/of bescherming van de Georgische autoriteiten.
4. Eiseres voert primair aan dat Georgië voor haar niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Subsidiair stelt eiseres zich op het standpunt dat verweerder niet, dan wel in onvoldoende mate, de procedurele waarborgen voor een kwetsbare asielzoeker in acht heeft genomen. Ook stelt eiseres dat haar aanvraag ten onrechte kennelijk is afgedaan en dat verweerder ten onrechte niet heeft afgezien van het uitvaardigen van een inreisverbod.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat Georgië in zijn algemeenheid als veilig land van herkomst moet worden beschouwd.
6. Bij de laatste herbeoordeling van Georgië als veilig land van herkomst heeft verweerder gehandhaafd dat er verhoogde aandacht dient te worden besteed aan leden van de LHBTI-gemeenschap.Dit brengt geen verandering in het uitgangspunt dat het op de weg van eiseres ligt om aannemelijk te maken dat Georgië voor haar geen veilig land van herkomst is, maar heeft slechts tot doel de medewerkers die werkzaam zijn voor verweerder erop te wijzen dat bij de betreffende personen de aanwijzing van een veilig land van herkomst in individuele gevallen mogelijk niet kan worden tegengeworpen. Dit volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 december 2017.
7. De rechtbank volgt eiseres niet in de stelling dat Georgië voor haar als lid van de LHBTI-gemeenschap geen veilig land van herkomst is. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanwege haar seksuele gerichtheid in Georgië geen bestaan zou kunnen opbouwen. Verweerder heeft in zijn algemeenheid terecht opgemerkt dat uit de verklaringen van eiseres volgt dat zij heeft kunnen studeren aan de universiteit, toegang had tot medische zorg en de arbeidsmarkt en sociale voorzieningen ontving tijdens de Coronapandemie.Voorts heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiseres zelf heeft verklaard dat zij, nadat ze was afgewezen vanwege de kleur van haar haar, toch aan een huurwoning kwam.Verweerder heeft verder niet ten onrechte overwogen dat uit de afwijzingen bij het vinden van een appartement en het zoeken naar een baan niet blijkt dat de betreffende personen destijds vermoedden dat zij lesbisch is en haar daardoor als zodanig behandelen. Verweerder heeft ook kunnen tegenwerpen dat niet is gebleken dat eiseres zich überhaupt tot de autoriteiten heeft gewend naar aanleiding van de problemen bij het verkrijgen van werk en een (huur)woning.
8. Eiseres is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat zij bij voorkomende problemen niet de mogelijkheid heeft om de bescherming van de Georgische autoriteiten in te roepen. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiseres dan wel haar huisgenoot in bepaalde gevallen wel degelijk hulp en/of bescherming heeft gekregen van de autoriteiten.Verweerder heeft in dit verband kunnen overwegen dat uit de reactie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken niet blijkt dat zij onverschillig staan ten opzichte van de klacht van eiseresen dat de agressieve handelingen van haar neef eerder zijn beperkt door een gebieds- en contactverbod.Verweerder heeft voorts niet ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat het enige voorval waarbij zij slachtoffer is geworden van ernstige schade, in zijn geheel niet is gemeld bij de Georgische autoriteiten en dat op basis daarvan dan ook niet geconcludeerd kan worden dat zij haar op dit punt niet willen of kunnen beschermen. Verweerder heeft verder tegen kunnen werpen dat eiseres zich niet heeft gewend tot de Georgische Ombudsman. Verweerder heeft in dit kader kunnen overwegen dat het feit dat eiseres de weg naar deze instantie (nog) niet heeft doorlopen, niet maakt dat eiseres zich voor hulp en/of bescherming niet tot de Georgische Ombudsman kan wenden.
9. Het in beroep overgelegde afschrift van de deskundigen helpdesk van VluchtelingenWerk Nederlanden specifiek de daarin besproken artikelen van na de datum van de herbeoordeling van Georgië als veilig land van herkomstkunnen eiseres niet baten. Verweerder heeft zich ter zitting terecht op het standpunt gesteld dat uit de overgelegde artikelen en rapporten geen wezenlijk ander beeld naar voren komt dan reeds bekend was bij de meest recente herbeoordeling van Georgië als veilig land van herkomst. Verweerder heeft zich ter zitting ten aanzien van het artikel van Institute for War and Peace Reporting en de artikelen van Eurasia terecht op het standpunt gesteld dat hieruit volgt dat sprake is geweest van geweldincidenten, maar dat hieruit niet volgt dat de Georgische overheid geen bescherming kan of wil bieden. Met betrekking tot het rapport van de Women’s Initiatives Supporting Group heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat hieruit niet volgt dat LHBTI’ers niet kunnen klagen bij de autoriteiten. De overige artikelen zoals opgenomen in het afschrift van VluchtelingenWerk Nederland dateren van voor de herbeoordeling van 6 mei 2021.
10. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat verweerder niet, althans in onvoldoende mate, de procedurele waarborgen voor een kwetsbare asielzoeker in acht heeft genomen. Verweerder heeft kunnen overwegen dat er vooraf geen signalen van kwetsbaarheid waren buiten een enkele opmerking van de gemachtigde en dat deze opmerking niet zomaar terzijde is geschoven, maar onvoldoende is gebleken mede gelet op haar verklaringen tijdens het gehoor veilig land van herkomst.Verweerder heeft ook niet ten onrechte overwogen dat de hoormedewerker tijdens dit gehoor heeft stilgestaan bij de door eiseres gestelde psychische klachten, er evident rekening is gehouden met haar omstandigheden en dat uit het gehoor niet volgt dat de emotionele staat van eiseres een negatieve invloed heeft gehad op haar vermogen om te verklaren.Eiseres heeft immers zelf aangegeven tijdens het gehoor dat ze niet langer onder medische behandeling staat.Ook zijn er tijdens het gehoor meerdere pauzes gehoudenen is aan eiseres gevraagd om te melden wanneer zij zelf pauzes wilde en of zij nog andere behoeftes had.Verweerder heeft met het oog op de verklaringen van eiseres kunnen tegenwerpen dat zij geen medische stukken heeft overgelegd en kunnen concluderen dat geen sprake is van een onredelijke bewijslast in dit verband.
Verweerder heeft voorts niet ten onrechte overwogen dat er voldoende ‘verhoogde aandacht’ is besteed aan de situatie van eiseres, gelet op het feit dat er meermaals aansluiting is gezocht bij de verklaringen van eiseres over haar persoonlijke situatie.Daarenboven heeft verweerder kunnen overwegen dat het feit dat eiseres tweemaal gehoord is juist getuigt van de mate waarin verweerder ten aanzien van eiseres belang hecht aan zorgvuldig- en volledigheid.
Verweerder heeft tot slot niet ten onrechte overwogen dat het zo kan zijn dat Georgië een traditionele, religieuze en patriarchale samenleving heeft, bij de overheid corruptie bestaat en dat homofobie voorkomt, maar dat dit niet maakt dat Georgië in het algemeen, dan wel voor eiseres persoonlijk, als onveilig aan te merken is.
11. Hetgeen hierboven is overwogen onder 7 tot en met 9 brengt met zich dat de asielaanvraag van eiseres kon worden afgewezen als kennelijk ongegrond. Het bepaalde in artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, gelezen in samenhang met artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw brengt vervolgens met zich dat er een inreisverbod wordt uitgevaardigd. Op grond van het achtste lid kan verweerder daarvan afzien om humanitaire redenen of om andere redenen. Dit heeft verweerder, gezien hetgeen hierboven is overwogen, in het geval van eiseres niet hoeven doen.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.