ECLI:NL:RBDHA:2021:11920

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
2 november 2021
Zaaknummer
NL21.14958
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Iraanse homoseksuele man en de ondeugdelijkheid van de motivering door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 19 oktober 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser met de Iraanse nationaliteit, die homoseksueel is. Eiser heeft aangevoerd dat hij vanwege zijn seksuele geaardheid en gedwongen werkzaamheden voor de Sepah in Iran gevaar loopt. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de homoseksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig is. De rechtbank constateert dat verweerder niet voldoende doorgevraagd heeft naar de gevoelens en gedachten van eiser, wat essentieel is voor de beoordeling van zijn asielaanvraag. Daarnaast heeft eiser documenten overgelegd die zijn veroordeling in Iran aantonen, maar verweerder heeft deze documenten niet op echtheid laten onderzoeken, wat in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank de proceskosten van eiser vergoedt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.14958

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. R. Achttienribbe),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.P.G.H. Belluz).

ProcesverloopBij besluit van 14 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 12 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Iraanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1994.
1.1
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is. Zijn ouders hebben hem daarom uitgescholden en mishandeld. Eiser is betrapt terwijl hij seks had met een jongen en moest daarna voor een rechtbank verschijnen. De rechtbank heeft eiser veroordeeld tot zweepslagen. Eiser is ook gearresteerd vanwege zijn werkzaamheden als kolbar (smokkelaar van goederen). Daarna is hij gedwongen voor de Sepah te werken en informatie te verzamelen over de Koerdische partij Komala. Eiser heeft verklaard dat hij een brief heeft ontvangen waaruit volgt dat hij een boete kan krijgen omdat hij weg is gegaan van zijn werk.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Seksuele geaardheid;
3. Problemen wegens seksuele geaardheid;
4. Problemen wegens verplicht werken voor de Sepah.
Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Verweerder acht de overige relevante elementen niet geloofwaardig en heeft de aanvraag afgewezen als ongegrond [1] .
Waar gaat deze uitspraak over?
3. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of de afwijzing van de aanvraag terecht is. De rechtbank is van oordeel dat dit niet zo is en legt hierna uit waarom zij die conclusie trekt.
Heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met het MediFirst advies?
4. Eiser voert aan dat verweerder in het gehoor en de besluitvorming ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het advies van MediFirst. Dat is onzorgvuldig en eiser is daardoor in zijn belangen geschaad. Eiser heeft daarnaast ter zitting aangevoerd dat van de conclusies van MediFirst niet kan worden uitgegaan, nu in het advies niet is genoemd dat eiser behalve van hoofdpijn ook last kan krijgen van stressklachten.
4.1
De rechtbank overweegt als volgt. MediFirst heeft eiser op 25 augustus 2021 onderzocht maar het verslag hiervan pas op 18 september 2021 verzonden aan verweerder. Het nader gehoor heeft plaatsgevonden op 30 augustus en 1 september 2021. De rechtbank stelt vast dat verweerder tijdens de gehoren niet op de hoogte was van het bestaan van het MediFirst-advies. Evenmin heeft verweerder het MediFirst-advies betrokken in het bestreden besluit. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de beroepsgrond slaagt voor zover eiser heeft aangevoerd dat sprake is van een zorgvuldigheidsgebrek.
4.2
Voor zover eiser betoogt dat hij door het zorgvuldigheidsgebrek in zijn belangen is geschaad volgt de rechtbank dit niet. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt. In het MediFirst-advies wordt geconstateerd dat eiser last kan krijgen van hoofdpijn. Wanneer dit gebeurt kan het nodig zijn dat eiser een pijnstiller inneemt of dat het gehoor wordt afgebroken. De rechtbank stelt vast dat met deze beperking in het nader gehoor rekening is gehouden, zoals blijkt uit het gehoorverslag:
Is er iets waar ik rekening mee moet houden tijdens het gehoor?
Nu gaat het goed en als ik hoofdpijn krijg dan zal ik het aangeven.
Als u om welke reden dan ook tijdens het gesprek behoefte hebt aan een pauze, wilt u dat dan aangeven?
Ja, dat is goed. [2]
De rechtbank stelt verder vast dat de gehoormedewerker tijdens het nader gehoor alert is geweest op die klachten:
Opmerking rapporteur: betrokkene laat zijn hoofd hangen.
Gaat het goed met u?
Ja, het gaat wel.
Opmerking tolk: betrokkene voelde zich vorige keer niet lekker door iets zuurs wat hij had gedronken. Hij geeft aan dat het nu wel goed gaat. [3]
Uit het gehoorverslag blijkt niet dat eiser zich vanwege hoofdpijnklachten op andere momenten niet goed genoeg voelde om te verklaren. Verder heeft eiser onvoldoende concreet gemaakt dat hij anders zou hebben verklaard als verweerder wel kennis had genomen van het MediFirst-advies. Om deze reden volgt de rechtbank niet dat eiser door de handelwijze van verweerder in zijn belangen is geschaad.
4.3
Ook het ter zitting door eiser ingenomen standpunt, dat niet van de conclusies van MediFirst kan worden uitgegaan, treft geen doel. Eiser heeft immers geen contra-expertise ingebracht om het deskundigenadvies van MediFirst te weerspreken.
Is de wijze van horen onzorgvuldig?
5. Eiser voert aan dat verweerder de werkwijze ‘kort en bondig horen’ heeft toegepast. Hierdoor is het relaas van eiser niet goed uit de verf gekomen. Er is weinig doorgevraagd en eiser is meerdere malen afgekapt. De gevolgde werkwijze is in strijd met artikel 15, derde lid en artikel 16 van de Procedurerichtlijn [4] en Werkinstructies 2014/10 en 2019/17 van verweerder.
5.1
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiser voldoende in de gelegenheid is gesteld zijn relaas naar voren te brengen. Eiser heeft niet concreet gemaakt dat verweerder hem in het nader gehoor heeft gevraagd kort en bondig te verklaren. Eiser heeft ook niet toegelicht wanneer verweerder de verklaringen van eiser heeft afgekapt. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Het relevante element: seksuele geaardheid
6. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende heeft doorgevraagd over zijn seksuele geaardheid. Verweerder heeft niet gevraagd naar specifieke gebeurtenissen. Verweerder heeft niet gevraagd hoe eiser en [naam 1] tot elkaar kwamen en hoe het contact tussen hen verliep. Ook heeft verweerder niet gevraagd naar de gevoelens van eiser. Eiser heeft in dit verband ter zitting een beroep gedaan op de uitspraak van de Afdeling [5] van 9 september 2021 [6] .
6.1
De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiser op de Afdelingsuitspraak van 9 september 2021 slaagt. In dit kader heeft eiser terecht aangevoerd dat, als verweerder van eiser verwacht dat hij tijdens het nader gehoor meer inzicht geeft in zijn gevoelens, verweerder hierop had moeten doorvragen. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
6.1.1
Verweerder heeft eiser verschillende vragen gesteld over het moment dat eiser erachter kwam dat hij homoseksueel is. Eiser heeft deze vragen steeds in feitelijke bewoordingen beantwoord. Zo heeft verweerder eiser gevraagd hoe hij tot de conclusie is gekomen dat hij enkel op mannen valt, waarop eiser heeft verklaard:
Hoe bent u tot de conclusie gekomen dat u enkel op mannen valt?
Ja al vanaf kind had ik het gevoel voor mannen en ik heb geen gevoel voor vrouwen gehad. Ik heb het wel een paar keer geprobeerd, maar dat gevoel had ik niet. [7]
De rechtbank stelt vast dat verweerder niet aan eiser heeft laten weten dat de gegeven verklaring onvoldoende inzicht geeft in de gevoelens van eiser, en algemeen is. Verweerder heeft de vraag weliswaar enkele malen op een andere wijze gesteld, maar de rechtbank stelt vast dat ook deze vragen redelijkerwijs kunnen worden opgevat als vragen naar feitelijkheden, en niet naar gevoelens of gedachten:
Wanneer kwam u erachter dat u homoseksueel bent?
Kunt u daar wat meer over vertellen? [8]
Kunt u nogmaals beschrijven hoe u erachter kwam dat u homoseksueel bent? [9]
De rechtbank stelt verder vast dat verweerder eiser geen vraag heeft gesteld over de gevoelens die hij bij deze ervaringen had. Deze vragen zijn daarom onvoldoende om eiser in het bestreden besluit tegen te kunnen werpen dat hij in algemene bewoordingen verklaart en geen inzicht geeft in zijn gevoelens en gedachten.
6.1.2
Daar komt bij dat verweerder over de relatie van eiser met [naam 1] weinig vragen heeft gesteld. Weliswaar heeft verweerder eiser de open vraag gesteld: ‘
hoe is deze relatie ontstaan, kunt u daar wat meer over vertellen?’ [10] , maar verweerder heeft eiser vervolgens niet gevraagd hoe vaak eiser en [naam 1] elkaar zagen, waar ze afspraken, of hoe ze de relatie verborgen hielden. In dergelijke omstandigheden kan niet van eiser worden verwacht dat hij uit zichzelf meer verklaart over de relatie met [naam 1] .
De rechtbank stelt verder vast dat verweerder eiser geen enkele vraag heeft gesteld over eisers relatie met [naam 2] . De conclusie is dat de rechtbank de motivering van verweerder ook op dit punt ondeugdelijk acht.
6.2
Nu de beroepsgrond slaagt, behoeven de overige beroepsgronden die betrekking hebben op eisers seksuele geaardheid, en de beroepsgronden met betrekking tot de problemen die eiser stelt te hebben gekregen vanwege zijn seksuele geaardheid, geen bespreking meer.
Het relevante element: verplicht werken voor de Sepah
7. Eiser voert aan dat zijn verklaringen met betrekking tot het verplicht werken voor de Sepah niet tegenstrijdig zijn. Eiser wijst daarnaast op een document dat bij de zienswijze is overgelegd, en waar uit blijkt dat eiser veroordeeld is wegens
moharebeh(‘vijandschap tegen God’) en
mofzed fi’l arz(‘verderf zaaien op aarde’). Eiser heeft verweerder verzocht het document op echtheid te laten beoordelen, maar verweerder heeft op dat verzoek niet gereageerd.
7.1
De rechtbank overweegt als volgt. Eiser heeft in eerste instantie bij de correcties en aanvullingen op het nader gehoor een kopie van het document aan verweerder overgelegd. Eiser heeft vervolgens bij de zienswijze een vertaling van het document overgelegd en opgemerkt dat hij de originele versie van dit stuk heeft. Eiser heeft verweerder daarbij verzocht het originele document op echtheid te laten onderzoeken.
7.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het document ten onrechte niet op echtheid heeft laten onderzoeken. Uit het Algemeen Ambtsbericht Iran volgt dat
moharebeheen delict is waarvoor de doodstraf kan worden opgelegd. [11] De rechtbank leidt daaruit af dat eiser bij terugkeer mogelijk een reëel risico op een met artikel 3 van het EVRM [12] strijdige behandeling loopt. Gezien het absolute karakter van artikel 3 van het EVRM is verweerder gehouden nader onderzoek te verrichten naar de echtheid van het document en de gestelde problemen die hiermee samenhangen. Reeds om deze reden slaagt de beroepsgrond.
7.3
De stelling van verweerder, dat het document geen verband houdt met eisers asielrelaas, is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen onvoldoende voor een ander oordeel. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat uit Werkinstructie 2014/10 volgt dat verweerder documenten in beginsel eerst onderzoekt op echtheid voordat hij beoordeelt welke relevante elementen daarmee worden gestaafd en welke waarde aan de documenten dient te worden gehecht. [13]
7.4
Nu de beroepsgrond slaagt, behoeven de overige beroepsgronden in het kader van de gestelde problemen die eiser heeft gekregen door het verplicht werken voor de Sepah geen bespreking meer.
Conclusie
8. De aanvraag is ten onrechte afgewezen als ongegrond. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Terborg-Wijnaldum, rechter, in aanwezigheid van mr.R.M. Vaalburg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Nader gehoor, p. 3.
3.Nader gehoor, p. 19.
4.Richtlijn 2013/32/EU.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.Nader gehoor, p. 9.
8.Nader gehoor, p. 9.
9.Nader gehoor, p. 20.
10.Nader gehoor, p. 15.
11.Algemeen ambtsbericht Iran, februari 2021, p. 117.
12.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
13.Werkinstructie 2014/10, pagina 9 en 10.