ECLI:NL:RBDHA:2021:11931

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
2 november 2021
Zaaknummer
21/6041
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening rijbewijs schorsing wegens gebrek aan spoedeisend belang

Op 3 november 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 17 augustus 2021, waarbij haar rijbewijs was geschorst na een rijvaardigheidsonderzoek. Verzoekster verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij een nalatenschap in Zweden moest afhandelen en hiervoor afhankelijk was van een auto. Tijdens de zitting op 28 oktober 2021, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van een spoedeisend belang. Hoewel verzoekster stelde dat zij niet in staat was om haar afspraken in Zweden na te komen zonder rijbewijs, was er geen bewijs dat het voor haar onmogelijk was om een begeleider met rijbewijs te regelen of gebruik te maken van het openbaar vervoer. De voorzieningenrechter concludeerde dat de omstandigheden van verzoekster geen onomkeerbare gevolgen met zich meebrachten en dat de beslissing op bezwaar kon worden afgewacht. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 3 november 2021, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, conform artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/6041

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 november 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. S.A.A. Hendrickx),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
(gemachtigde: mr. M. Kleijbeuker).

Procesverloop

In het besluit van 17 augustus 2021 (primaire besluit) heeft verweerder aan verzoekster een rijvaardigheidsonderzoek opgelegd en de geldigheid van haar rijbewijs geschorst.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 oktober 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
2. Op 27 juni 2021 is verzoekster door een hek gereden en gebotst tegen een gevel van een appartement. Volgens verweerder heeft verzoekster het verkeerde of geen pedaal ingetrapt en is daarom het ongeluk gebeurd. Verweerder twijfelt of verzoekster nog veilig kan rijden en heeft daarom een onderzoek opgelegd. Tijdens dat onderzoek is het rijbewijs van verzoekster geschorst. Verzoekster is het daar niet mee eens.
Wat vinden verzoekster en verweerder?
3. Verzoekster vraagt om een voorlopige voorziening omdat zij een nalatenschap in Zweden moet afhandelen. Ze moet op verschillende afspraken persoonlijk verschijnen en het zomerhuis van haar moeder ligt buiten de stad. De afstanden zijn met het openbaar vervoer moeilijk te overbruggen en haar echtgenoot kan haar niet altijd vervoeren omdat hij moet werken. Verder heeft zij uitzicht op nieuw werk waarbij zij mensen gaat begeleiden naar bijvoorbeeld behandelafspraken. Hiervoor heeft zij een auto nodig. Ter onderbouwing overlegt verzoekster een bericht met betrekking tot haar nieuwe baan, informatie over het openbaar vervoer in Zweden en een document over de afhandeling van de nalatenschap. Ook voert verzoekster aan dat zij niet precies weet hoe het ongeluk heeft kunnen gebeuren, maar dat het geen grote impact was en de omstandigheden niet een vermoeden rechtvaardigen dat verzoekster niet in staat is een voertuig in bedwang te houden.
4. Verweerder heeft in het verweerschrift en ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
5. Het gaat in deze zaak om een verzoek om voorlopige voorziening. Deze procedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van de bezwaarprocedure een voorlopige maatregel te treffen. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige maatregel als ‘onverwijlde spoed’, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. [1] Van onverwijlde spoed is onder meer sprake als er een onomkeerbare situatie dreigt.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de omstandigheden van verzoekster geen spoedeisend belang opleveren. Niet is gebleken van onomkeerbare gevolgen voor verzoekster waardoor de beslissing op bezwaar niet kan worden afgewacht. Er is (vooralsnog) geen aanleiding om te twijfelen aan de mededeling van verweerder ter zitting dat binnen de wettelijke beslistermijn een beslissing op bezwaar zal worden genomen. Ook heeft verzoekster niet aannemelijk gemaakt dat zij de afspraken in Zweden niet na kan komen zonder zelf te beschikken over een rijbewijs. Daarbij is van belang dat niet is gebleken dat het voor haar onmogelijk is om een begeleider met rijbewijs te regelen dan wel gebruik te maken van het openbaar vervoer of een taxi. De nieuwe baan waar verzoekster zicht op heeft vormt evenmin een spoedeisend belang waardoor de beslissing op bezwaar niet kan worden afgewacht. Overigens is ter zitting gebleken dat verzoekster met haar nieuwe werkgever overeen is gekomen dat zij daar op een later moment kan beginnen. De overige aangevoerde omstandigheden waarin verzoekster zou worden belemmerd omdat zij geen rijbewijs heeft, kunnen voor verzoekster ongemakkelijk zijn, maar leveren tenslotte ook geen spoedeisend belang in vorenbedoelde zin op.
7. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat verzoekster geen spoedeisend belang heeft. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. G.A. Verhoeven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 november 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.