Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 november 2021 in de zaak tussen
[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster
(gemachtigde: mr. M. Kleijbeuker).
Rechtbank Den Haag
Op 3 november 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 17 augustus 2021, waarbij haar rijbewijs was geschorst na een rijvaardigheidsonderzoek. Verzoekster verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij een nalatenschap in Zweden moest afhandelen en hiervoor afhankelijk was van een auto. Tijdens de zitting op 28 oktober 2021, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van een spoedeisend belang. Hoewel verzoekster stelde dat zij niet in staat was om haar afspraken in Zweden na te komen zonder rijbewijs, was er geen bewijs dat het voor haar onmogelijk was om een begeleider met rijbewijs te regelen of gebruik te maken van het openbaar vervoer. De voorzieningenrechter concludeerde dat de omstandigheden van verzoekster geen onomkeerbare gevolgen met zich meebrachten en dat de beslissing op bezwaar kon worden afgewacht. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 3 november 2021, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, conform artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.