ECLI:NL:RBDHA:2021:11944
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening exploitatievergunning waterpijpen horeca
Op 4 november 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen de burgemeester van Gouda en een horecaondernemer die een exploitatievergunning voor het aanbieden van waterpijpen in zijn eetcafé/lounge had aangevraagd. De burgemeester had deze aanvraag op 28 september 2021 afgewezen, omdat de onderneming niet voldeed aan de gestelde voorwaarden in de Beleidsregels gebruik waterpijpen in de Horeca. De ondernemer, bijgestaan door zijn gemachtigde, verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij stelde dat hij door de afwijzing 25% van zijn omzet zou verliezen en dat dit een spoedeisend belang met zich meebracht.
De voorzieningenrechter heeft de zaak op 1 november 2021 behandeld en geconcludeerd dat er geen sprake was van een spoedeisend belang. De rechter oordeelde dat de ondernemer niet had aangetoond dat het verlies van omzet zou leiden tot een acute financiële noodsituatie. De overgelegde stukken, waaronder een winst- en verliesrekening en omzetcijfers, waren onvoldoende om aan te tonen dat de voortzetting van de onderneming in gevaar was. De voorzieningenrechter benadrukte dat een louter financieel belang in de regel geen aanleiding geeft tot het treffen van een voorlopige voorziening en dat de ondernemer ook op basis van zijn bestaande vergunning nog steeds een eet- en drinkgelegenheid kon exploiteren.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.