ECLI:NL:RBDHA:2021:11944

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
2 november 2021
Zaaknummer
SGR 21/6315
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening exploitatievergunning waterpijpen horeca

Op 4 november 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen de burgemeester van Gouda en een horecaondernemer die een exploitatievergunning voor het aanbieden van waterpijpen in zijn eetcafé/lounge had aangevraagd. De burgemeester had deze aanvraag op 28 september 2021 afgewezen, omdat de onderneming niet voldeed aan de gestelde voorwaarden in de Beleidsregels gebruik waterpijpen in de Horeca. De ondernemer, bijgestaan door zijn gemachtigde, verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij stelde dat hij door de afwijzing 25% van zijn omzet zou verliezen en dat dit een spoedeisend belang met zich meebracht.

De voorzieningenrechter heeft de zaak op 1 november 2021 behandeld en geconcludeerd dat er geen sprake was van een spoedeisend belang. De rechter oordeelde dat de ondernemer niet had aangetoond dat het verlies van omzet zou leiden tot een acute financiële noodsituatie. De overgelegde stukken, waaronder een winst- en verliesrekening en omzetcijfers, waren onvoldoende om aan te tonen dat de voortzetting van de onderneming in gevaar was. De voorzieningenrechter benadrukte dat een louter financieel belang in de regel geen aanleiding geeft tot het treffen van een voorlopige voorziening en dat de ondernemer ook op basis van zijn bestaande vergunning nog steeds een eet- en drinkgelegenheid kon exploiteren.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/6315

uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 november 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] h.o.d.n. [h.o.d.n.], te [vestigingsplaats] , verzoeker
(gemachtigde: mr. Z.M. Nasir),
en

de burgemeester van Gouda, verweerder(gemachtigde: mr. J.L. van den Dool).

Procesverloop

In het besluit van 28 september 2021 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker voor een exploitatievergunning voor het aanbieden en gebruiken van waterpijpen in de horeca-inrichting afgewezen.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 november 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 26 januari 2018 heeft verweerder bepaald dat het gebruik van waterpijpen in de horeca alleen onder voorwaarden is toegestaan. [1] Uiterlijk 1 februari 2021 moeten alle horeca-inrichtingen waar waterpijpen worden aangeboden een nieuwe vergunning hebben. Verzoeker heeft op 4 maart 2021 een vergunning aangevraagd.
2. In de Beleidsregels staan voorwaarden waar de horeca-inrichtingen die waterpijpen aanbieden aan moeten voldoen. Verweerder heeft de aanvraag van verzoeker afgewezen omdat het eetcafé/lounge van verzoeker niet voldoet aan deze voorwaarden. Verzoeker is het hier niet mee eens en vraagt de voorzieningenrechter om het bestreden besluit te schorsen tot zes weken na de beslissing op bezwaar en verweerder op te dragen de gevraagde vergunning te verlenen dan wel verzoeker in afwachting van de behandeling van het bezwaar te behandelen alsof hij de vergunning heeft.
Wat vinden verzoeker en verweerder?
3. Verzoeker stelt spoedeisend belang te hebben omdat hij niet langer waterpijpen mag aanbieden en hierdoor 25% van zijn omzet kwijtraakt. Bovendien trekken waterpijpen publiek aan die het een en ander nuttigen in het eetcafé/lounge. Zonder waterpijpen te mogen aanbieden kan geen winst worden gemaakt. Ter onderbouwing hiervan overlegt verzoeker een verklaring van de boekhouder, omzetcijfers uit 2018 en 2019 en een bankafschrift. Verder voert verzoeker aan dat de huidige vergunning reeds het aanbieden van waterpijpen dekt, er geen sprake is van overlast en de weigering in strijd is met de rechtszekerheid.
4. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
5. Het gaat in deze zaak om een verzoek om voorlopige voorziening. Deze procedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van de bezwaarprocedure een voorlopige maatregel te treffen. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige maatregel als ‘onverwijlde spoed’, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. [2] Van onverwijlde spoed is onder meer sprake als er een onomkeerbare situatie dreigt, in dit geval kan de voortzetting van de onderneming in gevaar zijn.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de omstandigheden geen spoedeisend belang opleveren. Van een onomkeerbare situatie of dat de voortzetting van de onderneming in gevaar is, is niet gebleken. Daarbij is van belang dat volgens vaste rechtspraak een louter financieel belang in de regel geen aanleiding geeft tot het treffen van een voorlopige voorziening. Dat in het geval van verzoeker sprake is van een acute financiële noodsituatie, die zou moeten leiden tot het maken van een uitzondering op die hoofdregel, is niet gebleken. Verzoeker heeft gewezen op de overgelegde winst- en verliesrekening over het jaar 2019 en de stukken van de boekhouder, waaruit zou moeten blijken dat hij minstens 25% van zijn omzet zal kwijtraken als hij geen waterpijpen meer mag aanbieden, maar hiermee is niet inzichtelijk gemaakt of dit gestelde verlies ook leidt tot een acute financiële noodsituatie. Verzoeker is er niet in geslaagd om met de overgelegde stukken aannemelijk te maken dat het gestelde verlies op korte termijn dermate groot is dat de beslissing op bezwaar niet kan worden afgewacht. Bovendien heeft verzoeker het omzetverlies enkel gebaseerd op de omzetcijfers van 2019 en heeft hij geen stukken overgelegd van de omzet in 2017, 2020 of 2021. De stelling van verzoeker dat hij zijn gedane investeringen, gericht op het aanbieden van waterpijpen, nog niet heeft terugverdiend en dit de komende jaren ook niet kan terugverdienen, is onvoldoende met stukken onderbouwd. Daarnaast mag van verzoeker worden verwacht om eventueel verlies zoveel mogelijk te beperken. Verzoeker mag op basis van zijn bestaande exploitatievergunning immers nog steeds een eet- en drinkgelegenheid exploiteren.
7. De voorzieningenrechter komt dan ook tot de conclusie dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.G.A. Verhoeven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 november 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.De Beleidsregels gebruik waterpijpen in de Horeca 2018 (de Beleidsregels).
2.Artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.