ECLI:NL:RBDHA:2021:12038

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5854
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing toevoeging rechtsbijstand in verband met verweven rechtsbelangen bij ontslag en loonvordering

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser en de Raad voor Rechtsbijstand. Eiser had een toevoeging aangevraagd voor twee verschillende zaken: een ontslagzaak en een loonvordering tijdens ziekte. De Raad voor Rechtsbijstand heeft de aanvraag voor de toevoeging in verband met de loonvordering afgewezen, omdat het rechtsbelang volgens hen overeenkomt met de eerder afgegeven toevoeging voor de ontslagzaak. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de processtukken en het verhandelde ter zitting op 31 augustus 2021 in overweging genomen. Eiser stelde dat er sprake was van twee aparte toevoegingen met verschillende zelfstandige rechtsbelangen, terwijl de verweerder aanvoerde dat de aangevraagde toevoeging geweigerd kon worden omdat deze onder het bereik van de eerste toevoeging viel. De rechtbank heeft vastgesteld dat het procesbelang van eiser aanwezig was, omdat niet was komen vast te staan dat de rechtsbijstand was beëindigd.

Na beoordeling van de argumenten van beide partijen concludeerde de rechtbank dat er geen sprake was van verschillende rechtsbelangen. De rechtbank oordeelde dat beide zaken voortvloeien uit dezelfde feiten en dat de gevraagde toevoegingen betrekking hebben op één en hetzelfde rechtsbelang. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/5854

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. O. Arslan)
en

de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder

(gemachtigde: mr. J.J. van Vlerken).

Procesverloop

Bij besluit van 20 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aangevraagde toevoeging afgewezen.
Bij besluit van 30 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft op 31 augustus 2021 plaatsgevonden via een Skypeverbinding. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Op 15 april 2020 heeft de gemachtigde van eiser namens hem een toevoeging aangevraagd voor twee zaken, ontslag tijdens ziekte (kenmerk: [toevoegingsnummer 1] ) en het instellen van een loonvordering tijdens ziekte (kenmerk: [toevoegingsnummer 2] ). Verweerder heeft in de onderhavige zaak de toevoeging in verband met de arbeidszaak afgewezen, omdat het rechtsbelang overeenkomt met de eerder afgegeven toevoeging voor de ontslagzaak.
Wat vinden partijen in beroep?
2. Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat de rechtsbijstand waarvoor een toevoeging is gevraagd mogelijk al is beëindigd. Het al dan niet toekennen van de toevoeging heeft voor eiser dan ook geen gevolgen meer. Subsidiair is aangevoerd dat de aangevraagde toevoeging kan worden geweigerd, omdat de werkzaamheden vallen onder het bereik van de eerste toevoeging met kenmerk: [toevoegingsnummer 1] . Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat sprake is van hetzelfde rechtsbelang. Het tweede geschil over de loonvordering hangt zo nauw samen met het eerste geschil over het ontslag waarvoor al toevoeging is verleend, dat ten aanzien van de tweede toevoegingsaanvraag niet kan worden gesproken van een tweede zelfstandig rechtsbelang. Evenmin is volgens verweerder sprake van diversiteit in procedures.
3.
Eiser voert aan dat er twee aparte toevoegingen zijn aangevraagd. Er is sprake van verschillende zelfstandige rechtsbelangen in de procedures. Het rechtsbelang in de ontslagprocedure betreft het aanvechten van een kennelijk onredelijk ontslag terwijl het rechtsbelang in de loonvorderingsprocedure het vorderen van achterstallig loon is. Het doel en het beoogd eindresultaat is dan ook wezenlijk anders in beide zaken.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank dient eerst te beoordelen of eiser een procesbelang heeft bij het beroep. Verweerder stelt dat dit belang is komen te vervallen, omdat de rechtsbijstand aan eiser mogelijk is beëindigd. De rechtbank gaat ervan uit dat het procesbelang aanwezig is totdat vast staat dat de rechtsbijstand daadwerkelijk is beëindigd. Nu dit niet is vast komen te staan, wordt uitgegaan van een procesbelang en zal de zaak inhoudelijk worden beoordeeld.
5. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van verschillende rechtsbelangen. Beide zaken zien op de gevolgen die zijn ontstaan nadat eiser zich als uitzendkracht heeft ziekgemeld. Eiser wil een loonvordering indienen en zich verweren tegen het ontslag. Dit ligt in elkaars verlengde en heeft zijn oorsprong in hetzelfde feitencomplex. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd dat sprake is van een zodanige verwevenheid dat de gevraagde toevoegingen zien op één en hetzelfde rechtsbelang.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.A. Abdolbaghai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
13 oktober 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.