In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser en de Raad voor Rechtsbijstand. Eiser had een toevoeging aangevraagd voor twee verschillende zaken: een ontslagzaak en een loonvordering tijdens ziekte. De Raad voor Rechtsbijstand heeft de aanvraag voor de toevoeging in verband met de loonvordering afgewezen, omdat het rechtsbelang volgens hen overeenkomt met de eerder afgegeven toevoeging voor de ontslagzaak. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de processtukken en het verhandelde ter zitting op 31 augustus 2021 in overweging genomen. Eiser stelde dat er sprake was van twee aparte toevoegingen met verschillende zelfstandige rechtsbelangen, terwijl de verweerder aanvoerde dat de aangevraagde toevoeging geweigerd kon worden omdat deze onder het bereik van de eerste toevoeging viel. De rechtbank heeft vastgesteld dat het procesbelang van eiser aanwezig was, omdat niet was komen vast te staan dat de rechtsbijstand was beëindigd.
Na beoordeling van de argumenten van beide partijen concludeerde de rechtbank dat er geen sprake was van verschillende rechtsbelangen. De rechtbank oordeelde dat beide zaken voortvloeien uit dezelfde feiten en dat de gevraagde toevoegingen betrekking hebben op één en hetzelfde rechtsbelang. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.