ECLI:NL:RBDHA:2021:12041
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een beroep inzake toevoeging voor rechtsbijstand in arbeidszaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de ontvankelijkheid van een beroep inzake een aangevraagde toevoeging voor rechtsbijstand. Eiseres, die in een kledingwinkel werkte, was tijdens haar proeftijd ontslagen en had een toevoeging aangevraagd om een loonvordering in te stellen en om het ontslag aan te vechten. De Raad voor Rechtsbijstand, als verweerder, heeft de aanvraag voor de toevoeging in verband met het ontslag afgewezen, omdat het rechtsbelang zou overeenkomen met de eerder verleende toevoeging voor de loonvordering.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechtsbijstand waarvoor de toevoeging is gevraagd mogelijk al is beëindigd, aangezien de ontslagprocedure inmiddels met een minnelijke schikking is afgesloten. De rechtbank oordeelt dat het al dan niet verstrekken van een toevoeging geen invloed meer kan hebben op de kwaliteit van de rechtsbijstand of op andere (financiële) gevolgen. Eiseres heeft geen procesbelang meer bij het beroep, omdat de procedure over het ontslag reeds is beëindigd en de toevoeging dus niet meer relevant is. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier heeft de beslissing op 13 oktober 2021 vastgelegd. Eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien zij het niet eens is met deze uitspraak.