ECLI:NL:RBDHA:2021:12042
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van besluit op aanvraag bijzondere bijstand en de kwalificatie van een verzoek om informatie
In deze zaak heeft eiser, die een koopwoning bezit en sinds 1 januari 2015 bijzondere bijstand voor woonkosten ontvangt, beroep ingesteld tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag om te beslissen op zijn aanvraag van 6 februari 2018. Eiser had op 1 september 2020 beroep ingesteld, nadat hij op 6 februari 2018 informatie had aangeleverd in reactie op een verzoek van verweerder om aanvullende gegevens. Verweerder had op 26 juni 2018 een besluit genomen waarin de bijzondere bijstand werd herzien en een bedrag van € 1.887,72 werd teruggevorderd. Eiser stelde dat er nooit op zijn aanvraag was beslist, ondanks de mededeling van verweerder dat dit wel het geval was.
De rechtbank heeft overwogen dat de brief van eiser van 6 februari 2018 niet kan worden gekwalificeerd als een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat er geen verzoek om een besluit was gedaan, maar dat eiser enkel informatie had verstrekt in reactie op een eerder verzoek van verweerder. Hierdoor was verweerder niet verplicht om een besluit te nemen en kon eiser verweerder niet in gebreke stellen. De rechtbank concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat er geen sprake was van een aanvraag of ingebrekestelling.
Daarnaast overwoog de rechtbank dat, voor het geval dat er wel sprake zou zijn van een aanvraag, verweerder alsnog tijdig had beslist op de aanvraag in het besluit van 27 juni 2018. Tegen dat besluit stond bezwaar open, maar eiser had geen bezwaar gemaakt. De rechtbank verklaarde het beroep ook in dit geval niet-ontvankelijk. Tot slot was er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, en is openbaar uitgesproken op 8 oktober 2021.