ECLI:NL:RBDHA:2021:12047

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
20_5828
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewetuitkering na eerstejaarsbeoordeling en geschiktheid voor arbeid

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.F.M. den Hollander, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door J.H. Swart. Eiseres had een Ziektewet (ZW) uitkering ontvangen na uitval van haar werkzaamheden als schoonmaakster en conciërge. De uitkering werd per 15 februari 2020 beëindigd op basis van een beoordeling die aangaf dat zij meer dan 65% van haar eerdere loon kon verdienen. Eiseres ging in beroep tegen deze beslissing, waarbij zij aanvoerde dat zij niet in staat was de geduide functies uit te voeren vanwege haar medische beperkingen.

De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarin de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige hun bevindingen hebben gepresenteerd. De verzekeringsarts concludeerde dat eiseres beperkingen had, maar dat zij geschikt was voor bepaalde functies. De arbeidsdeskundige bevestigde deze geschiktheid en stelde dat er geen verlies aan verdiencapaciteit was. Eiseres voerde aan dat de functies ongeschikt voor haar waren, maar de rechtbank oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische grondslag van het bestreden besluit. De rechtbank vond dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige adequaat hadden gemotiveerd dat eiseres in staat was om de geduide functies uit te voeren.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigde de beëindiging van de ZW-uitkering. De uitspraak werd gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, in aanwezigheid van griffier W.M. Colpa. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/5828

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. A.F.M. den Hollander),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: J.H. Swart).

Procesverloop

Bij besluit van 14 januari 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aan eiseres toegekende uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) per 15 februari 2020 beëindigd.
Bij besluit van 27 juli 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank Rotterdam.
Op 3 september 2020 heeft de rechtbank Rotterdam het beroepschrift van eiseres ter verdere behandeling doorgezonden naar deze rechtbank.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 9 september 2021 via skype op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is op 27 november 2018 uitgevallen voor haar werkzaamheden als schoonmaakster (10 uur per week) en conciërge (23 uur per week) bij [B.V.] B.V. te [plaats]. Aan eiseres is per 27 november 2018 een ZW-uitkering toegekend.
2. In het kader van de eerstejaars Ziektewetbeoordeling is eiseres op 22 november 2019 gezien op het spreekuur van de verzekeringsarts. De verzekeringsarts heeft eiseres onderzocht en kennis genomen van informatie van de huisarts, de reumaverpleegkundige en de reumatoloog. In zijn rapport van 6 december 2019 heeft de verzekeringsarts geconcludeerd dat eiseres is aangewezen op werk waarbij zitten, staan en lopen liefst afgewisseld worden en langdurig gedwongen houdingen of standen vermeden moeten worden. Hoogfrequente en extreme rompbewegingen zijn niet toegestaan. Verder zijn alle krachtfuncties beperkt, met name wat betreft zware belastingen en piekbelastingen. Sterke schokken en trillingen aan de rug dienen ook vermeden te worden. Tevens is eiseres aangewezen op een werkbelasting zonder onregelmatige of nachtdiensten en dient zij ontzien te worden voor wat betreft sterke tijdsdruk en dwingend hoge tempobelasting. Ook is zij beperkt ten aanzien van werken op hoogten, werken met gevaarlijke machines, risico’s voor derden en beroepsmatig autorijden. De verzekeringsarts heeft de beperkingen van eiseres vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
3. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens aan de hand van de FML drie functies geduid, te weten de functies productiemedewerker industrie (sbc-code: 111180), monteur printplaten (sbc-code: 267051) en textielproductenmaker (sbc-code: 111160). Eiseres wordt voor deze functies met inachtneming van haar beperkingen geschikt geacht. Met deze functies kan eiseres volgens de arbeidsdeskundige een loon verdienen dat afgezet tegen haar maatmanloon een mate van arbeidsongeschiktheid oplevert van 0%, zodat er geen verlies aan verdiencapaciteit is. Als reservefunctie heeft de arbeidsdeskundige de functie medewerker intern transport (sbc-code: 111220) geduid.
4. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aan eiseres toegekende ZW-uitkering per 15 februari 2020 beëindigd, omdat eiseres per 26 november 2019 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
5. Naar aanleiding van het door eiseres gemaakte bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) dossieronderzoek verricht en daarbij kennis genomen van de door eiseres overgelegde medische rapporten. In zijn rapport van 24 juli 2020 heeft de verzekeringsarts b&b vermeld dat de in bezwaar aangevoerde medische klachten (psychische klachten, chronische aspecifieke rugklachten, urine-incontinentie en fibromyalgie) door de verzekeringsarts zijn beoordeeld en dat de overgelegde medische rapporten ten aanzien van deze klachten geen ander beeld geven dan reeds bekend was. De beperkingen die met die klachten samenhangen zijn volgens de verzekeringsarts b&b dan ook adequaat weergegeven door de primaire verzekeringsarts. De verzekeringsarts b&b heeft voorts opgemerkt dat ook bekend was dat eiseres COPD heeft, maar wordt ten aanzien van de ernst opgemerkt dat geen dagelijkse medicatie moet worden gebruikt. Vóór de datum in geding heeft een neusoperatie plaatsgevonden. De verzekeringsarts b&b vindt aannemelijk dat eiseres daarvan mogelijk nog last heeft. In combinatie met de COPD heeft de verzekeringsarts b&b een aanvullende beperking ten aanzien van prikkelende stoffen/gassen/dampen in de FML opgenomen.
6. De arbeidsdeskundige b&b heeft zich in zijn rapport van 25 februari 2020 op het standpunt gesteld dat, met inachtneming van de door de verzekeringsarts b&b aangepaste FML, eiseres ongeschikt is voor de aanvankelijk geduide functie textielproductenmaker en voor één deelfunctie (functienummer: 3693.3333.001) uit de sbc-code 111180. Er blijven niettemin drie functies over, te weten de functies productiemedewerker industrie (sbc-code: 111180), monteur printplaten (sbc-code: 267051) en medewerker intern transport (sbc-code: 111220), waarvoor eiseres geschikt is te achten. Het loon dat eiseres met de functies kan verdienen is hoger dan haar maatmanloon, zodat er geen sprake is van verlies aan verdiencapaciteit, aldus arbeidsdeskundige b&b.
7. Verweerder heeft bij het bestreden besluit zijn standpunt gehandhaafd dat de ZW-uitkering van eiseres per 15 februari 2020 moet worden beëindigd. Aan dat besluit liggen de onder 5 en 6 genoemde rapporten van de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b ten grondslag.
8. Eiseres voert daartegen aan dat zij niet in staat is de geduide functies uit te voeren. Zij wijst erop dat de verzekeringsarts b&b een extra beperking met betrekking tot stoffen/gassen/dampen heeft opgenomen in de FML. Zij ziet niet in waarom zij geschikt is geacht voor de functie medewerker handsolderen, nu in deze functie sprake is van het inhaleren van stoffen/gassen/dampen. Ook de functies productiemedewerker industrie en medewerker logistiek zijn ongeschikt voor haar, nu zij beperkt is geacht op de punten gedwongen standen, veelal staan en lopen, tillen, dragen, duwen, trekken en in een hoog tempo werkzaamheden verrichten. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar beroep rapporten overgelegd van psychiater Herreweg van 23 november 2020, het Nederlands Slaapinstituut van 2 juli 2020, 8 juli 2021 en 30 augustus 2021, de KNO-arts van 30 juni 2020 en een foto van de medicijnen die de arts aan haar heeft voorgeschreven.
9. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit. Aanwijzingen dat het verrichte medische onderzoek onzorgvuldig is ontbreken. De rechtbank heeft voorts geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts b&b de beperkingen van eiseres heeft onderschat. De door eiseres in beroep overgelegde medische rapporten zijn voor de rechtbank geen aanleiding om aan de juistheid van het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen. Nog afgezien van het feit de meeste van deze rapporten zien op de situatie ruim na de datum in geding bieden deze rapporten naar het oordeel van de rechtbank geen nieuwe gezichtspunten. Uit de rapporten van het Nederlands Slaapinstituut blijkt dat bij eiseres geen sprake is van slaapapneu, maar dat de slapeloosheid het gevolg is van rusteloze benen. Ook de longarts heeft in zijn rapport van 11 november 2017 vermeld dat er geen sprake is van slaapapneu. Daarbij heeft de longarts tevens vermeld dat er een goede slaapefficiëntie is tijdens het slaaponderzoek. Gelet hierop heeft de verzekeringsarts b&b terecht geen beperkingen aangenomen wat betreft de gestelde apneuklachten. Voorts heeft de verzekeringsarts b&b afdoende gemotiveerd dat de aandoening rusteloze benen weinig tot geen invloed heeft op de beperkingen in de FML. Ten aanzien van de verklaring van de psychiater Herreweg van 23 november 2020 overweegt de rechtbank dat de daarin dezelfde diagnose wordt gesteld als in zijn eerdere rapport van 28 juni 2019. Met deze diagnose heeft de verzekeringsarts b&b rekening gehouden. Wat betreft de neusklachten merkt de rechtbank op dat eiseres in 2019 is geopereerd aan haar neus en dat de verzekeringsarts b&b daarmee rekening heeft gehouden. De omstandigheid dat eisers in april 2021 wederom een neusoperatie heeft ondergaan, maakt dat niet er extra beperkingen moeten worden aangenomen, reeds omdat deze operatie ruim na de datum in geding ligt.
10. Uitgaande van de juistheid van de door verzekeringsarts b&b opgestelde FML ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van eiseres voor de geduide functies. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat zij niet geschikt voor de functie van medewerker handsolderen omdat in deze functie sprake is van het inhaleren van stoffen/gassen/dampen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige b&b afdoende gemotiveerd dat door de afzuiginstallatie de damp kan worden afgezogen waardoor er geringe hinder is van soldeerdamp. Voorts heeft de arbeidsdeskundige b&b ten aanzien van de functies productiemedewerker industrie en medewerker logistiek afdoende gemotiveerd dat de in deze functies voorkomende signaleringen geen overschrijding van de belastbaarheid van eiseres opleveren.
11. Aangezien eiseres met het vervullen van de geduide functies een zodanig inkomen kan verwerven dat in vergelijking met het maatvrouwloon het verlies aan verdiencapaciteit minder dan 35% bedraagt, heeft verweerder terecht de ZW-uitkering van eiseres beëindigd.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.