In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eiser had op 23 januari 2020 een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om openbaarmaking van het verslag van het looncomponentenoverleg en andere gerelateerde documenten. Het UWV heeft echter besloten om het verslag niet openbaar te maken, omdat het document persoonlijke beleidsopvattingen bevatte en bedoeld was voor intern beraad. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat het UWV in redelijkheid kon besluiten om het document niet openbaar te maken op basis van artikel 11 van de Wob. De rechtbank oordeelde dat het document was opgesteld met het oog op intern beraad en dat de persoonlijke beleidsopvattingen niet konden worden gescheiden van feitelijke gegevens. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om de opvattingen en meningen uit het looncomponentenoverleg openbaar te maken, omdat dit voor verwarring zou zorgen. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond.