ECLI:NL:RBDHA:2021:12053

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5063
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot niet openbaar maken van looncomponentenoverleg op grond van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eiser had op 23 januari 2020 een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om openbaarmaking van het verslag van het looncomponentenoverleg en andere gerelateerde documenten. Het UWV heeft echter besloten om het verslag niet openbaar te maken, omdat het document persoonlijke beleidsopvattingen bevatte en bedoeld was voor intern beraad. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat het UWV in redelijkheid kon besluiten om het document niet openbaar te maken op basis van artikel 11 van de Wob. De rechtbank oordeelde dat het document was opgesteld met het oog op intern beraad en dat de persoonlijke beleidsopvattingen niet konden worden gescheiden van feitelijke gegevens. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om de opvattingen en meningen uit het looncomponentenoverleg openbaar te maken, omdat dit voor verwarring zou zorgen. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/5063

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

En
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (de UWV) ;verweerder
(gemachtigde: mr. M. Dalfour)

Procesverloop

Op 23 januari 2020 heeft eiser op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om het verslag van het looncomponentenoverleg, eventuele andere stukken die naar dit overleg verwijzen en het landelijk bericht van AW met nummer 2012-AW-034.
Bij besluit van 19 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten om het Wob-verzoek gedeeltelijk toe te wijzen en is het landelijk bericht van AW aan eiser verstrekt.
Op 29 juli 2020 heeft eiser bij de rechtbank beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar.
Bij besluit van 29 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder alsnog een besluit genomen en het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft aanvullende stukken ingediend.
Ten aanzien van enkele op de zaak betrekking hebbende stukken heeft verweerder een beroep gedaan op artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) en medegedeeld dat alleen de rechtbank van die stukken kennis mag nemen. De rechtbank heeft, in een andere samenstelling, geoordeeld dat de kennisneming van die stukken tot de rechtbank beperkt moet blijven. Eiser heeft de rechtbank toestemming verleend mede op grond van die stukken uitspraak te doen.
De zitting heeft op 21 september 2021 plaatsgevonden via een Skypeverbinding. Eiser was aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het beroep tegen het niet tijdig beslissen

1. Omdat verweerder na het beroep tegen het niet tijdig beslissen op 29 juli 2020 alsnog een inhoudelijk beslissing op bezwaar heeft genomen, heeft eiser geen belang meer bij een beoordeling van het beroep voor zover dat zich richt tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift.
2. Gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar ook betrekking op het bestreden besluit. Daarom zal de rechtbank de (aanvullende) gronden van beroep verder behandelen en beoordelen.
Het beroep is niet-ontvankelijk.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser heeft op grond van de Wob verzocht om openbaarmaking van het verslag van het looncomponentenoverleg en het landelijk bericht van AW met nummer 2012-AW-034. Verweerder heeft alleen het looncomponentenoverleg niet openbaar gemaakt, omdat het document persoonlijke beleidsopvattingen bevat en is bedoeld voor intern beraad.
4. Volgens eiser is het beleid ten aanzien van de inkomstenverrekening oneerlijk, waardoor het sociale verzekeringsloon op een onjuiste wijze wordt vastgesteld. Met het looncomponentenoverleg hoopt eiser dit aan te tonen. Het document moet openbaar worden gemaakt, omdat de burger het recht heeft om volledig geïnformeerd te worden. De persoonlijke beleidsopvattingen uit het document kunnen in niet tot personen herleidbare vorm openbaar worden gemaakt door namen van medewerkers of deskundigen weg te lakken. In het verslag staat ongetwijfeld ook feitelijke informatie die niet alleen voor eiser, maar voor alle uitkeringsgerechtigden van belang is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 11 van de Wob [1] volgt dat het interne karakter van een stuk wordt bepaald door het oogmerk waarmee dit is opgesteld. Degene die het document heeft opgesteld moet de bedoeling hebben gehad dat dit zou dienen voor hemzelf of voor het gebruik door anderen binnen de overheid. Met de in artikel 11, eerste lid, neergelegde beperking ten aanzien van persoonlijke beleidsopvattingen in documenten die zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad, heeft de wetgever beoogd dat ambtenaren de vrijheid moeten hebben ongehinderd hun bijdrage te leveren aan de beleidsvoorbereiding of -uitvoering, en daarover te studeren, te brainstormen, anderszins te overleggen en bijvoorbeeld nota's te schrijven. Zij moeten in alle openhartigheid onderling kunnen communiceren. Onder persoonlijke beleidsopvatting wordt verstaan een opvatting, voorstel, aanbeveling of conclusie van een of meer personen over een bestuurlijke aangelegenheid en de daartoe door hen aangevoerde argumenten. Feitelijke gegevens zijn geen persoonlijke beleidsopvattingen en kunnen daarom in beginsel niet op grond van artikel 11, eerste lid, worden geweigerd. Feitelijke gegevens kunnen wel zodanig met die opvattingen zijn verweven dat het niet mogelijk is deze te scheiden. In dat geval kunnen ook die feitelijke gegevens met een beroep op dit artikel worden geweigerd. [2]
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het looncomponentenoverleg niet openbaar te maken op grond van artikel 11 van de Wob. Zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht heeft het document betrekking op een informele bijeenkomst in 2017, waarbij een aantal medewerkers van het UWV overleg hebben gevoerd over aspecten van looncomponenten. Het document is opgesteld ten behoeve van intern beraad en is enkel bekendgemaakt aan medewerkers die aan het overleg hebben deelgenomen. Het document heeft ook geen officiële status binnen de organisatie, maar bevat slechts standpunten van deze medewerkers. Verder is er geen aanleiding om in niet tot personen herleidbare vorm informatie te verstrekken over deze persoonlijke beleidsopvattingen. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat het bekendmaken van de opvattingen en meningen uit het looncomponentenoverleg slechts voor verwarring zal zorgen. Voor zover in het document ook feiten zijn opgenomen, zijn deze dermate nauw met de persoonlijke beleidsopvattingen verweven, dat het niet mogelijk is deze te scheiden. Het definitieve beleid dat naar aanleiding van het overleg is vastgesteld is overigens wel aan eiser verstrekt. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat de beroepsgronden niet slagen.
7.
Het beroep is ongegrond.
8.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep, gericht tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Abdolbaghai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 november 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

2.Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 21 april 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:848).