ECLI:NL:RBDHA:2021:12058

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
SGR 21/3214
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Raad voor Rechtsbijstand bij verzoeken om rechtsbijstand in het buitenland

Op 5 november 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, geregistreerd onder zaaknummer SGR 21/3214. De eiser had beroep ingesteld omdat hij van mening was dat verweerder niet tijdig had beslist op zijn bezwaar van 10 september 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en heeft daarom zonder zitting uitspraak gedaan.

De rechtbank overweegt dat de Raad voor Rechtsbijstand rechtsbijstand verleent totdat de aanvraag om verlening van rechtsbijstand is ontvangen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de zaak verder zal worden behandeld. In dit geval hebben de Duitse autoriteiten het verzoek om rechtsbijstand in behandeling genomen en daarop beslist. De rechtbank concludeert dat verweerder geen bevoegdheid heeft om een beslissing te nemen over de wijze waarop de Duitse autoriteiten rechtsbijstand verlenen. Dit betekent dat een bericht van een medewerker van verweerder over de wijze van rechtsbijstandsverlening in Duitsland, geen besluit is. Tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar staat daarom geen beroep open.

De rechtbank verklaart zich onbevoegd en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Indien partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij binnen zes weken een verzetschrift indienen bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3214

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en

het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder

(gemachtigde: mr. J.J. van Vlerken).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 10 september 2020.

Overwegingen

1. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. [1] De rechtbank legt dit hierna uit.
2. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het bericht van verweerder van 18 augustus 2020 en 31 juli 2020. In het bericht van 31 juli 2020 schrijft een medewerker van verweerder dat verweerder niets kan veranderen aan de beslissingen van de Duitse autoriteiten. In het bericht van 18 augustus 2020 schrijft een medewerker van verweerder dat de Duitse autoriteiten een positieve beslissing hebben genomen op het verzoek om rechtsbijstand, maar eiser zelf een advocaat moet zoeken.
3. De rechtbank overweegt dat verweerder aan de rechtszoekende die om verlening van rechtsbijstand vraagt voor een zaak in een ander lidstaat dan Nederland, rechtsbijstand verleent totdat de aanvraag om verlening van rechtsbijstand in overeenstemming met de richtlijn [2] is ontvangen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de zaak verder zal worden behandeld. [3] In dit geval hebben de Duitse autoriteiten het verzoek om rechtsbijstand in behandeling genomen en daarop beslist. Verweerder heeft vervolgens geen bevoegdheid om een beslissing te nemen over de manier waarop de Duitse autoriteiten rechtsbijstand verlenen. Dit betekent dat een bericht van een medewerker van verweerder over de wijze van rechtsbijstandsverlening in Duitsland, geen besluit is. Tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar, staat daarom geen beroep open.
4. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. G.A. Verhoeven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 november 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Richtlijn 2003/8/EG.
3.Artikel 23i, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand.