ECLI:NL:RBDHA:2021:12180
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielprocedure
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. Verzoekster had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin haar asielaanvraag niet in behandeling werd genomen, beroep ingesteld. Na een mededeling van verweerder op 28 december 2020 dat verzoekster in de nationale asielprocedure zou worden opgenomen, trok zij haar verzoek om voorlopige voorziening in, maar vroeg zij wel om een proceskostenvergoeding.
De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechter overwoog dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoekster haar verzoek om voorlopige voorziening had ingetrokken omdat verweerder haar tegemoet was gekomen, kon de rechter niet anders dan het verzoek om proceskostenvergoeding afwijzen.
De voorzieningenrechter heeft verder aangegeven dat de motivering in de beroepsprocedure (NL20.21558) ook van toepassing is op deze zaak. Verweerder had immers geen reden om verzoekster te vergoeden, omdat hij haar asielverzoek alsnog in behandeling nam op basis van veranderende omstandigheden. De uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, in aanwezigheid van griffier mr. S. Westerhof, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.